Zoeken naar een zinvolle informatie-uitwisseling tussen huisarts en jeugdarts
Om die vragen gaat het in PIPPI, het onderzoeksproject van huisarts in opleiding en onderzoeker bij LUMC Nynke Koning. Nynke Koning en haar collega’s wilden met hun onderzoek het liefst een tool ontwikkelen waarmee huisartsen het risico op psychische problemen bij hun jeugdige patiënten tijdig kunnen inschatten. Het PIPPI-onderzoek - voluit proactive integrated identification of children vulnerable for mental health problems in primary care -, ging ook over de vraag of zo’n tool beter werkt wanneer daarin gegevens van de jeugdarts worden verwerkt. Helaas, zegt Koning, biedt het model dat er nu ligt nog onvoldoende handvatten voor toepassing in de praktijk. ‘Jammer, maar zo is het. Het onderzoek heeft ons wel meer inzichten opgeleverd.’
Waardevolle data screeningsinstrumenten
Door het onderzoek ontdekte Koning dat bepaalde gegevens van jeugdartsen waardevolle informatie bevatten voor huisartsen. Die data zijn met name afkomstig van twee instrumenten die jeugdartsen gebruiken voor de screening van psychische problemen bij kinderen en adolescenten. ‘De uitkomsten daarvan blijken ook te voorspellen voor psychische problemen die de huisarts diagnosticeert. Maar als we deze losse data in een model opnemen dat gebaseerd is op risicofactoren van de huisarts, wordt dit niet beter voorspellend.’
Huisartsen en jeugdartsen willen graag meer informatie uitwisselen dan ze nu doen
Betere samenwerking
Koning interviewde ook huisartsen en jeugdartsen over hun visie op de onderlinge samenwerking. Op dit moment zoeken de beroepsgroepen vooral ad hoc contact, in frequenties die wisselen van wekelijks tot eens per half jaar. De wens is om dit contact te verbeteren, maar de meeste artsen vonden dat belangrijke voorwaarden voor goede samenwerking onvoldoende aanwezig waren, vertelt Koning. ‘Huisartsen weten te weinig van de taken en functies van jeugdartsen en hebben ook niet altijd veel vertrouwen in deze professionals. En beide groepen vonden de ander lastig bereikbaar. Maar zowel jeugdartsen als huisartsen waren voorstander van een betere, laagdrempelige, informatie-uitwisseling. We willen nu in gesprek over de vraag met welke informatie ze precies geholpen zijn.’
Gecodeerde data
Voor PIPPI koppelde Koning data uit elektronische patiëntendossiers van huisartsen en jeugdartsen, van 70.000 kinderen uit Leiden en omgeving. Ze analyseerde die op risicofactoren die psychische problemen kunnen voorspellen. De huisartsendata bestonden onder meer uit anonieme gegevens over gecodeerde diagnoses, symptomen, gegevens van labonderzoek, verwijzingen en contact met andere professionals. Van veel kinderen kreeg ze ook data van de jeugdarts. ‘Die data zijn weer heel anders, door de periodieke gesprekken en contacten van de jeugdarts met kinderen.’
Kwaliteit van data
'Uit prospectief onderzoek weten we dat sociale risicofactoren, zoals het opleidingsniveau van ouders en andere sociale factoren, belangrijk zijn bij het voorspellen van psychische problemen bij kinderen. Die factoren vinden we helaas niet zo duidelijk in onze data. De kwaliteit van de data was minder goed dan we hadden gehoopt,’ verklaart Koning. 'We hadden voor sommige risicofactoren een betere registratie verwacht. De mitsen en maren van de data van de huisarts kenden we al: de ene huisarts codeert en legt preciezer vast dan de ander. Van de jeugdarts hadden we nog nooit data op deze manier gezien.’
Uitzoekwerk
Aan de data moest veel opgeschoond en uitgezocht worden, zegt Koning. Dat uitzoekwerk kostte veel meer tijd dan voorzien. ‘Andere onderzoekers denken misschien: wat makkelijk, jij hoeft niet op zoek naar respondenten, jouw databestanden zijn kant-en-klaar. Maar wij hadden weer met andere barrières te maken.’
Interessante discussies
Het onderzoek loopt nog door en met machine learning wordt naar patronen in de databestanden gezocht. ‘Voor de toekomst bekijken we de mogelijkheid om vrije teksten uit de dossiers te doorzoeken.’ Bij die aanpak horen ook discussies over privacy en beheer van data. Die maken haar werk als onderzoeker ook interessant, zegt Koning.
De huisarts in opleiding is blij dat ze het werk in haar zorgpraktijk combineert met onderzoek. Dat wilde ze graag. 'En ik vind de combinatie nog steeds leuk, juist vanwege wat ik vaak de kruisbestuiving tussen praktijk en onderzoek noem.'
Ik neem vanuit de praktijk dingen mee naar het onderzoek en door het onderzoek weet ik bijvoorbeeld hoe belangrijk zorgvuldige registratie is. Iedere professional kijkt weer met een andere blik.
Multidisciplinaire adviesgroep
Koning werkt samen met een multidisciplinaire adviesgroep van huisartsen, jeugdartsen, een kinderarts, een kinderpsychiater en onderzoekers van de afdeling epidemiologie en artificial intelligence. Daar leert ze veel van. ‘Jeugdartsen en onderzoekers van de GGD schrijven ook mee aan de stukken. Het is echt een multidisciplinair onderzoek. Dat maakt het extra boeiend.’ Ook het meelopen met de jeugdarts vond ze waardevol. Zo zag ze hoe het er in de praktijk in de spreekkamer aan toe gaat.
Programma Huisartsgeneeskunde en Ouderengeneeskunde
Vanuit het programma Huisartsgeneeskunde en Ouderengeneeskunde (HGOG) financieren we projecten die bijdragen aan kennisontwikkeling én aan de academisering van de opleiding huisartsgeneeskunde. Artsen in opleiding tot (klinisch) onderzoeker (AIOTO's) doen onderzoek naar wetenschappelijke vragen uit de klinische praktijk van de huisarts rondom diagnostiek, beloop en beleid van klachten en ziekten. In een interviewreeks vertellen de AIOTO's waar zij tegenaan lopen in hun onderzoek en welke kennis hun project oplevert.
ZonMw voert het programma uit in opdracht van SBOH; de werkgever van huisartsen in opleiding en specialisten ouderengeneeskunde in opleiding. SBOH financiert de hele huisartsopleiding en opleiding tot specialist ouderengeneeskunde.
Op de hoogte blijven?
Colofon
Tekst: Veronique Huijbregts
Eindredactie: ZonMw