Meet the regulators: mogelijkheden voor advies bij therapie-ontwikkeling
Sessievoorzitter:
- Drs. Leon Bongers College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG)
Sprekers:
- Drs. Thera Max-Mos Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO)
- Dr. ir. Marjon Pasmooij College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG)
- Dr. Annemieke van der Waal Zorginstituut Nederland (ZIN)
- Dr. Benien Vingerhoed-van Aken Centre Future Affordable Sustainable Therapy development (FAST)
Aan de hand van concrete voorbeelden laten de CCMO, het CBG en (ZIN) zien welke belangrijke keuzes gemaakt moeten worden in het gehele traject op het gebied van bereiding, pre-klinisch vooronderzoek, klinische studie, registratie en vergoeding.
De regulators bespreken per instantie op welke wijze (wetenschappelijk) advies kan worden ingewonnen. Hierbij komen lessons learned aan bod uit een onderzoek naar de ervaringen die kleine bedrijven en academische instellingen hebben opgedaan bij wetenschappelijk ‘advies op maat’. Daarnaast geeft FAST een toelichting op haar wegwijsfunctie.
Leon Bongers over geneesmiddelenontwikkeling
Leon Bongers, collegesecretaris van het CBG, opent de sessie. Hij vertelt kort en bondig over het landschap van geneesmiddelenontwikkeling in Nederland – maar ook in Europa.
Thera Max-Mos over advies vragen bij CCMO
Thera Max-Mos (CCMO) vervolgt de sessie en geeft aan welke mogelijkheden er zijn om bij de CCMO advies aan te vragen. Er wordt benadrukt dat advies en planning belangrijk zijn en dat vertraging (vaak) geld kost. Als eerste take home message vanuit de CCMO geeft zij het publiek mee om goed voorbereid van start te gaan. Onderzoekers ervaren vaak dat zij in een oerwoud aan regels terechtkomen. Een aantal (Europese) wetgevingen worden toegelicht waaronder de Clinical Trial Regulation (CTR), Medical Device Regulation (MDR), In Vitro Diagnostic Regulation (IVDR) en (Nederlandse) Wet Medisch Onderzoek met Mensen (WMO).
Er wordt door Max-Mos een voorbeeld gepresenteerd van een door een onderzoeker geïnitieerd Onderzoeksdossier met daarin een dilemma vanuit de CCMO. Daarnaast geeft zij aan dat er recentelijk (8 april 2024) door de CCMO een Pilot Wetenschappelijk Advies is gestart. Vanuit het veld is naar voren gekomen dat er veel behoefte is aan de pilot. Adviesaanvragen bij de CCMO kunnen worden ingediend tot eind oktober 2024. Tot slot benoemt zij dat er vanuit Europa het ACT-EU programma bestaat: The Accelerating Clinical Trials in the European Union.
Max-Mos benadrukt om bij (wetenschappelijk) advies aan te kloppen bij CCMO. Er wordt aangegeven dat het van belang is het dossier goed voor te bereiden om er soepel door heen te gaan.
Marjon Pasmooij over wettelijke taken CBG
Marjon Pasmooij, hoofd afdeling Wetenschap CBG, vervolgt de sessie. Pasmooij geeft een introductie over de (wettelijke) taken van het CBG. Deze zijn globaal op te delen in 3 categorieën: het beoordelen van medicijnen, het bewaken van de bijwerkingen en risico's, en het stimuleren van goed gebruik van medicijnen. Daarnaast heeft het CBG een rol in het geven van wetenschappelijk advies aan geneesmiddelfabrikanten/-ontwikkelaars die bezig zijn een medicijn op de markt op te brengen. Er zijn verschillende type (besluitvormings)procedures om een medicijn te registreren; nationale procedure (NL: CBG beoordeelt en geeft de handelsvergunning af), centrale procedure (gehele EU: 2 lidstaten beoordelen en de andere ‘volgen’, EC geeft de handelsverguning af) en de Wederzijdse erkenningsprocedure (1 land beoordeelt en de anderen ‘volgen’, Nationale handelsvergunning).
Pasmooij legt uit wat de toegevoegde waarde kan zijn van wetenschappelijk advies en presenteert verschillende (Europese) supporttools. Zowel bij het CBG (veelal fysiek gesprek) als bij de EMA (vaak schriftelijk) kan er een wetenschappelijk advies worden aangevraagd. Het CBG kan ook doorverwijzen naar EMA en vice versa.
Er bestaat Wetenschappelijk Advies op Maat tegen gereduceerd advies voor kleine ondernemingen / start-ups. Het betreft vragen over farmaceutische of pre-klinische aspecten van een geneesmiddel in de vroege ontwikkelfase (fase I klinisch onderzoek) of op de ontwikkeling en registratie van een nieuwe toepassing van een bestaand geneesmiddel (re-discovery). Sinds kort is er altijd een kosteloos verkennend vooroverleg (voorafgaand aan de eigenlijke aanvraag) mogelijk. Het Wetenschappelijk Advies op Maat is mogelijk in samenwerking met ZIN. Tot slot geeft zij een voorbeeld van een wetenschappelijk advies dat in het verleden gegeven is (op het thema drug repurposing).
Annemieke van der Waal over het vergoeden van een geneesmiddel
Annemieke van der Waal, manager Geneesmiddelen ZIN, volgt als derde spreker. Van der Waal neemt het publiek mee naar de ’volgende stap’ in het proces en wat er moet gebeuren om een geneesmiddel vergoed te krijgen. Zij legt uit dat ZIN verantwoordelijk is voor de advisering aan de minister van VWS over welke zorg wel en niet verzekerd zou moeten zijn in Nederland. ZIN beoordeelt geneesmiddelen en geeft advies over de opname hiervan in het verzekerde pakket. Anders dan de EMA kijkt ZIN naar de relatieve effectiviteit (en ook kosteneffectiviteit en budgetimpact) van een nieuw geneesmiddel ten opzichte van de huidige standaardbehandeling. De pakketcriteria waaraan een geneesmiddel in Nederland moet voldoen worden toegelicht.
Het verloop van het beoordelingsproces is strak ingeregeld en er zijn wettelijke termijnen voor de doorlooptijden van geneesmiddelbeoordelingen. Van der Waal legt uit dat alvorens ZIN met een beoordeling start, het belangrijk is dat er een compleet vergoedingsdossier door de registratiehouder bij ZIN wordt ingediend, op basis waarvan de beoordeling kan plaatsvinden. Hierover kan in een vroeg stadium met ZIN in gesprek worden gegaan. Dit kan onder andere door een Wetenschappelijk Advies (WA) vergoedingsdossier, dat vanaf 3 jaar voor registratie tot indiening aangevraagd kan worden. Gezamenlijk WA met het CBG is een mogelijkheid.
In de presentatie worden een aantal belangrijke punten voor een studieopzet in het kader van HTA besproken. Van der Waal geeft aan dat ZIN openstaat voor vragen vanuit het veld over de studieopzet. Op Europees niveau denkt ZIN mee met een HTA-bril bij Joint Clinical Assessment (JCA).
Tot slot worden de speciale routes tot vergoeding (voorwaardelijke toelating, parallelle procedure) toegelicht. Vanaf 1 januari 2025 start de JCA voor verplichte Europese farmacotherapeutische beoordeling, de implementatie hiervan vindt stapsgewijs plaats en start met ATMP’s en oncologische middelen.
Benien Vingerhoed-van Aken over de ontwikkeling van therapieën door FAST
Benien Vingerhoed-van Aken, algemeen directeur FAST, sluit de presentaties af. FAST is een nationaal expertisecentrum voor therapieontwikkeling en is geïnitieerd door het ministerie van VWS en het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Door middel van netwerkvorming, strategisch advies, gerichte bijeenkomsten, wegwijsfunctie en inhoudelijke ondersteuning aan innovatoren bevordert FAST de ontwikkeling van therapieën.
Vingerhoed benadrukt dat patiëntenparticipatie een voorwaarde is in een therapieontwikkelingstraject, maar dat betekenisvolle participatie nog niet (altijd) vanzelfsprekend is. Het is cruciaal dat patiënten heel vroeg in de ontwikkeling actief worden betrokken. Er wordt hiervoor verwezen naar EUPATI fellows die zijn opgeleid om hierin een actieve rol te spelen.
Het doel van het FAST digitaal (wegwijs)loket is het ontwikkeltraject van innovatieve therapieën efficiënter te laten verlopen door voor stakeholders in het ecosysteem van therapieontwikkeling een centrale plek in te richten waar informatie en expertise wordt ontsloten en ondersteuning wordt aangeboden. Het FAST Forum wordt een centrale plek waar partijen elkaar kunnen vinden en vraag (standaard en complex) en antwoord uit het veld samenkomt. FAST heeft een verbindende functie, haalt knelpunten en bijbehorende casuïstiek op uit het veld en werkt toe naar oplossingsrichtingen. FAST bouwt aan een netwerkinfrastructuur en werkt nauw samen met academische partijen waarbij advies op maat mogelijk is.
Afsluiting
Sessievoorzitter Leon Bongers sluit af met vragen vanuit het publiek. De kernboodschap luidt dat Europa belangrijk is en dat men moet proberen zich niet alleen op Nederlandse autoriteiten te richten. Het is van belang dat men zich bij de ontwikkeling niet alleen voorbereidt op de eerstvolgende stap maar ook op de vervolgstappen in de keten en zich daarover in een vroeg stadium laat adviseren. Het in een vroeg stadium betrekken van patiënten is daarbij een randvoorwaarde.
Hierna is er ruimte om individuele vragen te stellen aan de vertegenwoordigers van de verschillende instanties.