Deprescribing bij ouderen in de eerstelijn

Congres Goed Gebruik Geneesmiddelen: 'Schakelen naar de toekomst'
In deze sessie komen verschillende lopende GGG-projecten aan bod die zich richten op het stoppen en/of verminderen van medicatie, oftewel: ‘deprescribing’ in de eerstelijn. Een tweetal sprekers bespreekt de ervaringen in hun eigen onderzoek naar deprescribing bij ouderen binnen de eerstelijnszorg. Er is een gemêleerd publiek aanwezig: zorgverzekeraars, apothekers, wetenschappers, medisch-specialisten, huisartsen. Het doel van deze sessie is dan ook om met elkaar in gesprek te gaan en daarvan te kunnen leren. De sessie sluit af met een paneldiscussie.

Sessievoorzitter:

Sprekers: 

Panel: 

Ontwikkeling richtlijn 

Jako Burgers (NHG) neemt de aanwezigen mee in de ontwikkeling van de richtlijn omtrent deprescribing bij ouderen binnen de eerstelijnszorg. De in 2012 geïntroduceerde NHG-richtlijn ‘Polyfarmacie bij ouderen’ bracht de nodige uitdagingen met zich mee op het gebied van implementatie. In 2020 werd een module over het stoppen van medicatie toegevoegd, met specifieke aanbevelingen voor bepaalde geneesmiddelgroepen. Belangrijke uitgangspunten van de richtlijn zijn samenwerkingsafspraken en het betrekken van de patiënt in de besluitvorming. 

Afbeelding
Jako Burgers leidt de sessie op het GGG-congres 2024
Jako Burgers leidt de subsessie en de paneldiscussie

Onderzoek naar deprescribing bij ouderen

Gert Baas en Petra Denig vertellen vervolgens over hun eigen onderzoek naar deprescribing bij ouderen, dat aansluit op de bestaande NHG-richtlijn. Deprescribing kan leiden tot een daling in zorgkosten, evenals een afname in bijwerkingen en onnodige ziekenhuisopnames. De sprekers nemen de aanwezigen mee in hun bevindingen en vertellen over de uitdagingen die zij zijn tegenkomen in hun project.
Baas trapt af met zijn project getiteld ‘Optimising medication with focus on deprescribing in older people with multidose drug dispensing system’. Dit project richt zich op het effect van medicatiebeoordelingen met focus op deprescribing bij ouderen met polyfarmacie en medicatie op rol. Het onderzoek betreft een complexe interventie waarbij verschillende stakeholders betrokken zijn. Het onderzoek wordt naar verwachting over een jaar afgerond. 

Denig vertelt vervolgens over het CO-DEPRESCRIBE project. Hier is een trainingsprogramma voor zorgverleners ontwikkeld dat zich richt op deprescribing van cardiometabole medicatie. Onderzocht wordt wat het effect is van deze training. Apotheek-huisartspraktijkteams die de training krijgen worden vergeleken met teams zonder de training. Deze training valt binnen het geaccrediteerde onderwijs. Patiënten worden op dit moment benaderd voor deelname. 
De trainingen worden goed gevolgd door apothekers, bij de huisartsen en POH gaat dit nog minder goed. Meningen zijn verdeeld over het nut van sommige onderdelen van de trainingsmodule. Andere onderdelen worden grotendeels als nuttig beschouwd, waaronder de gesprekshulp en patiëntfolder.

Afbeelding
Gert Baas tijdens zijn presentatie op GGG-congres 2024
Samen beslissen met de patiënt is een essentieel onderdeel van een succesvolle interventie.
Gert Baas
SIR Institute for Pharmacy Practice and Policy | Apotheek Vleuten

Bevorderende factoren

Beide onderzoekers benoemen het samen beslissen met de patiënt als essentieel onderdeel van een succesvolle interventie. Patiënten hechten waarde aan het zelf aandragen van (behandel)opties. ‘Wellicht kan artificial intelligence in de toekomst ook een belangrijke rol spelen’, zegt Baas, verwijzend naar de plenaire sessie eerder die ochtend.
Bij het onderzoek zijn dikwijls verschillende stakeholders betrokken, waardoor samenwerkingsafspraken van belang zijn. Het betrekken van verschillende stakeholders in het onderzoek kan bevorderend werken voor de implementatie.

Uitdagingen

Zorgverleners, patiënten, zorgverzekeraars en beleidsmakers spelen een belangrijke rol bij het succes van de implementatie van de NHG-richtlijn, evenals dat van lopende onderzoeken. Dit brengt echter ook uitdagingen met zich mee op het gebied van samenwerking. Ook de haalbaarheid is een groot punt van aandacht gezien de huidige uitdagingen (e.g. personeelstekorten) binnen de eerstelijnszorg. 
Denig vertelt dat de keuze om al dan wel of niet te stoppen best ingewikkeld kan zijn. Soms wordt medicatie al jaren gebruikt, terwijl de medisch specialist al geruime tijd niet meer gezien wordt door de patiënt. De huisarts heeft in dat geval de rol overgenomen van de medisch specialist als het aankomt op (herhalen van) het medicatiegebruik. 
Ondanks de NHG-richtlijn ervaren zorgverleners tot op heden barrières bij deprescribing. Training kan een effectieve manier zijn om deze barrières weg te nemen bij zorgverleners. 

Een andere belangrijke factor is de patiënt, die het soms spannend vindt te stoppen met medicatie die al jarenlang wordt gebruikt. Patiënten willen daarnaast niet altijd deelnemen aan onderzoek, bijvoorbeeld omdat zij het te veel gedoe vinden of de noodzaak niet zien om hun situatie te veranderen. Gevolg hiervan is dat het lastig is een goed beeld te krijgen van patiënten die buiten beeld blijven (e.g. kwetsbare patiënten).

Afbeelding
Impressie zaal tijdens subsessie 5 GGG-congres 2024
De paneldiscussie wordt geleid door Jako Burgers

Paneldiscussie

De sessie wordt afgesloten met een paneldiscussie op basis van diverse stellingen. 
Met de stelling van Jan Benedictus (PFN), namelijk ‘Deprescribing moet veel eerder een plaats krijgen in de evaluatie van de behandeling’ is de zaal het unaniem eens. Vanuit de zaal wordt wel opgemerkt dat er in eerste instantie veel energie gestopt wordt in therapietrouw bij de start van een behandeling, waardoor er weinig ruimte overblijft voor deprescribing. 

Jos Lüers (KNMP) brengt de volgende stelling in: ‘De apotheker is bij uitstek de zorgverlener die minderen en stoppen ter sprake moet brengen vanwege het frequente contact met de patiënt. De apotheker zou daarom een zelfstandige bevoegdheid moeten hebben om de dosering van bepaalde medicijnen te verlagen of medicatie te stoppen.’ De mening van de zaal is verdeeld. Gesteld wordt bijvoorbeeld dat de thuiszorg de situatie van een patiënt vaak beter kan inschatten; zij hebben veel informatie over de patiënt die bij de apotheek vaak ontbreekt. Een betere samenwerking tussen de thuiszorg en apotheek zou bevorderend kunnen werken. Een andere aanwezige stelt dat er vaak al afspraken zijn tussen de huisarts en apotheker met betrekking tot het toevoegen van bepaalde medicatie (e.g. maagbeschermers, laxantia) door de apotheker. Deze stelling sluit mooi aan bij deze afspraken.

Afbeelding
Paneldiscussie in sessie 5 GGG-congres 2024
V.l.n.r. Brenta Ott, Jos Lüers, Anke Lambooij en Jan Benedictus tijdens het inbrengen van stellingen voor de discussie.

Op de stelling ‘De Nederlandse eerstelijnszorg is klaar voor het rationeel minderen en stoppen van medicatie’ van Anke Lambooij (IVM) komt de reactie dat de beroepsgroep qua kennis er wel klaar voor is, maar organisatorisch nog niet. De eerstelijnszorg heeft namelijk te maken met forse barrières waaronder personeelstekorten, tijdsdruk, financiële barrières en praktische bezwaren (e.g. uitwisselen gegevens). Deze barrières nemen niet weg dat er gestreefd zou moeten worden naar het inzetten op deprescribing. 

Brenda Ott (Laego) introduceert de stelling ‘Een gesprek over ‘deprescribing’ met een patiënt zou bij voorkeur bij de patiënt thuis aan de keukentafel moeten plaatsvinden.’ Ze licht toe dat de huisarts een goed beeld kan krijgen van een patiënt door letterlijk een kijkje te nemen in de keuken. ‘Alle zintuigen komen hier tot zijn recht.’ Er zijn echter vanuit de zaal wel zorgen over de haalbaarheid hiervan. 

Afbeelding
Brenda Ott tijdens sessie 5 GGG-congres 2024
Een gesprek over ‘deprescribing’ met een patiënt zou bij voorkeur bij de patiënt thuis aan de keukentafel moeten plaatsvinden.
Brenda Ott
kaderhuisarts ouderengeneeskunde | Laego

Jako Burgers sluit af met de stelling ‘Patiënten wordt geadviseerd naast een vaste huisarts ook een vaste apotheker te hebben zodat zij samen overzicht hebben van alle medicijnen en samen kunnen werken aan deprescribing'. De zaal is het hier grotendeels mee eens. Er wordt benadrukt dat het fijn is als een patiënt zelf diens zorgverlener kan blijven kiezen. Het hebben van een klik kan belangrijk zijn. Opgemerkt wordt dat het hebben van een vaste huisarts tegenwoordig uitzonderlijk is. De rol van de thuiszorg wordt nogmaals benadrukt vanuit de zaal. Jako Burgers concludeert dat deze opmerking mooi aansluit bij de eerdere stelling van Brenda Ott.