Kunnen werken met minder vragenlijsten in de JGZ?

Zijn ze eigenlijk wel allemaal echt nodig, de vragenlijsten die de jeugdgezondheidszorg gebruikt voor het signaleren van psychosociale problemen? Amy van Grieken van het Erasmus MC onderzocht met haar team binnen het project ‘Mag het ietsje minder zijn?’ of de JGZ toekan met minder vragenlijsten. Haar aanbeveling? Nee, houd het voorlopig bij dit aantal.

Vanaf de geboorte totdat een kind 18 jaar is, krijgen de ouders of de kinderen zelf regelmatig van de JGZ een vragenlijst. Het doel daarvan is om kinderen met problemen vroegtijdig op te sporen. Van Grieken onderzocht of alle vragenlijsten die worden gebruikt om psychosociale problemen op te sporen vanaf 18 maanden daadwerkelijk nodig zijn.

Drie delen

Het project bestond uit 3 delen: ‘Allereerst hebben we bestaande en nieuwe data verzameld’, vertelt ze. ‘Daarbij hebben we gekeken op welke meetmomenten, dus bij welke vragenlijsten, nieuwe risicokinderen werden ontdekt.’ De onderzoekers hebben deze gegevens in het tweede deel van het onderzoek aangevuld met interviews met ouders en professionals. ‘Daarbij was het doel om te achterhalen hoe nuttig of juist vervelend beide doelgroepen de vragenlijsten vinden.’ In de derde fase van het project hebben Van Grieken en haar collega’s de bevindingen samengevoegd in een aanbeveling over het gebruik van de vragenlijsten.

Afbeelding
'Bij elk meetmoment werden weer nieuwe kinderen opgespoord die een mogelijk risico op psychosociale problemen hadden.'

Elke lijst nieuwe kinderen

Al bij het eerste deel van het onderzoek ontdekte Van Grieken dat elk van de vragenlijsten nuttig was. ‘Bij elk meetmoment werden weer nieuwe kinderen opgespoord die een mogelijk risico op psychosociale problemen hadden. We konden dus geen moment aanwijzen waarop de vragenlijst niet nodig was geweest. In de puberleeftijd, wanneer kinderen hun eigen vragenlijst invullen in de klas, was het aantal opgespoorde risicokinderen het laagst. Maar van de kinderen die wel werden opgespoord, was 70 procent nieuw! Daaruit blijkt wel dat ook die vragenlijst zinvol is.’

Invullen geen probleem

Tijdens de interviews met ouders bleek dat de meeste van hen het geen probleem vinden om de vragenlijsten in te vullen. ‘Soms vinden ze de vragen lastig om in te vullen, bijvoorbeeld omdat er bij een kind van 24 maanden nog zoveel kan veranderen. Of ze hadden moeite om de vraag goed te begrijpen. Wat dat betreft gaan we nog wel aanbevelingen doen voor het verbeteren van de vragenlijsten. Maar een groot deel van de ouders bleek het prettig te vinden om van tevoren de vragenlijst in te vullen, omdat ze zo snel konden aangeven waarover ze wilden praten tijdens een gesprek.’ Professionals bleken zelfs ‘erg tevreden’ over de vragenlijsten. ‘Het biedt hen een leidraad om tijdens een consult de belangrijkste zaken te bespreken en diepgang in het gesprek te krijgen. Ze zien snel waar een eventueel probleem in zit.’

Geen vragenlijsten weg

In de derde fase van het project heeft Van Grieken haar bevindingen samengevoegd tot een advies. ‘Dat luidt dat wij geen aanleiding zien om een van de vragenlijsten weg te laten. Elk meetmoment brengt nieuwe kinderen met een mogelijk risico op psychosociale problemen in beeld. De vragenlijsten zijn daarmee van belang. Wel adviseren wij om ook bij te houden wat er gebeurt met de kinderen die we signaleren; wat is de interventie of het vervolg? En wat is daarvan dan het resultaat? Wanneer zijn hun psychosociale problemen verdwenen? En: komt dat door een interventie, of is ‘de tijd’ de heelmeester? Dat is een goed onderwerp voor een nieuw onderzoek.’

Risicoselectie

Van Grieken kan zich ook voorstellen dat het zinvol is verder onderzoek te doen naar de vraag of en hoe het mogelijk is te voorspellen wie een risicokind is en wie niet. ‘Je kunt dan kijken naar bepaalde kenmerken van ouders, zoals relatieproblemen of het opleidingsniveau. Dan zou je ervoor kunnen kiezen om de vragenlijsten op sommige momenten alleen aan bepaalde groepen te geven. Maar er zitten natuurlijk ook nadelen aan om op een dergelijke manier risicoselectie toe te passen.’ Voorlopig adviseert Van Grieken om de vragenlijsten onveranderd te gebruiken.

1 / 3

Psychosociale gezondheid

 Psychosociale gezondheid

Psychosociale gezondheid is een belangrijke voorwaarde om goed te kunnen functioneren. Gelukkig gaat het met een groot deel van de jeugd goed. Maar soms zijn er psychosociale problemen. Dat kunnen emotionele problemen zijn, maar ook gedragsproblemen of sociale problemen. Vaak nemen deze problemen toe in de adolescentie. Die toename is sterker in bepaalde groepen, zoals jongeren met laag opgeleide ouders en in lagere schoolniveaus. De verschillen tussen groepen zijn echter relatief klein, alle jongeren hebben aandacht nodig. Psychosociale problemen kunnen ten dele voorkomen worden door kinderen met risicofactoren zo vroeg mogelijk te herkennen. En waar mogelijk te interveniëren en ouders extra ondersteuning te bieden. De JGZ speelt bij deze vroegsignalering een belangrijke rol vanwege het hoge bereik van kinderen en ouders, juist in de eerste levensjaren. Lees ook het interview uit deze reeks met hoogleraar Sociale geneeskunde Menno Reijneveld over 'Psychosociale problemen werken lang door, dus vroege aanpak is essentieel'.

2 / 3

Rol van ZonMw

Rol van ZonMw 

ZonMw investeert in onderzoek en ontwikkeling binnen de JGZ. Wij investeren in onderzoek hoe de JGZ het beste kan bijdragen aan de psychosociale gezondheid van kinderen en jongeren. Bijvoorbeeld door onderzoek naar bestaande vragenlijsten. Om zo op iedere leeftijd een goede signalering mogelijk te maken. Of door te onderzoeken welke interventies het meest effectief zijn voor het verbeteren van de sociale vaardigheden van jongeren. Die bevindingen implementeren we, bijvoorbeeld door goede voorbeelden te verspreiden en door nieuwe inzichten in te brengen bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van richtlijnen voor de JGZ. Met de herziening van de JGZ-richtlijn ‘Psychosociale problemen’ wordt JGZ-professionals een up-to-date en onderbouwd fundament geboden voor het signaleren, bespreekbaar maken, registreren, handelen en samenwerken bij psychosociale problemen bij het kind. Ook maakt ZonMw de implementatie van richtlijnen mogelijk.

3 / 3

Samenwerking

Samenwerking

ZonMw werkt voor de jeugdgezondheidszorg samen met talrijke organisaties, zoals het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid, het Nederlands Jeugdinstituut, beroepsverenigingen, brancheorganisaties, praktijkinstellingen, hogescholen, universiteiten en kennisinstituten zoals TNO en Trimbos instituut.

Colofon

Tekst: Leene Communicatie
Beeld: Sannaz Photograpy, Studio Oostrum