Goed onderzoek geeft handvatten om keuzes te verantwoorden

Geen enkele richtlijn wordt ingevoerd in de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) zonder dat die eerst uitgebreid is getest in de praktijk. Fré Schaaphok, als jeugdarts werkzaam bij de GGD Fryslân, deed mee aan de praktijktest voor de herziene JGZ-richtlijn ‘Opsporing oogafwijkingen’. Schaaphok: ‘Ik draag graag bij aan een wetenschappelijk bewezen, uniforme werkwijze.’

Schaaphok begon in 1989 als arts bij de JGZ in Sneek. Tien jaar later fuseerden 3 regionale GGD’en tot GGD Fryslân. ‘Op dat moment kwamen we erachter dat iedereen met andere richtlijnen en protocollen werkte. Als die er überhaupt al waren. Met een werkgroep heb ik toen alle documenten bij elkaar gelegd, vergeleken en eenduidig gemaakt.’ Sindsdien werkt Schaaphok mee aan wetenschappelijk onderzoek naar nieuwe richtlijnen en protocollen. ‘Ik vind het belangrijk dat je bij een nieuwe richtlijn betrokkenen op alle niveaus informeert en al in een vroeg stadium betrekt. Zo krijg je een richtlijn die breed gedragen wordt.’

Dezelfde aanpak en boodschap

Waarom is dat zo belangrijk, dat iedereen op dezelfde manier werkt? ‘Het is goed als er overeenstemming is over wanneer je welke begeleiding inzet en wanneer je doorverwijst. Tijdens de contacten met de JGZ moeten ouders en kinderen van iedereen hetzelfde horen. Niet alleen binnen één vestiging, maar ook landelijk. Het moet niet zo zijn dat je in Delft niet wordt doorverwezen en in Leeuwarden wel.’ Schaaphok vindt overigens niet dat richtlijnen en protocollen ‘dwangbuizen’ moeten worden. ‘Ze zijn er voor ons, en niet andersom. Je moet ze in de praktijk toepassen en soms blijkt het voor een specifieke situatie beter dat je goed onderbouwd afwijkt van de richtlijn.’

Afbeelding
‘Het is goed als je overeenstemming hebt over welke begeleiding je inzet en wanneer je doorverwijst.’

Goede onderbouwing

Onderzoek helpt ook om duidelijk te maken waarom professionals doen wat ze doen. ‘We doen niet zomaar wat, het is wetenschappelijk onderbouwd. Dat is prettig voor ons contact met specialisten naar wie we doorverwijzen. Maar ook richting ouders en kinderen. We maken hen niet onnodig ongerust; we hebben een goede onderbouwing als we hen bijvoorbeeld doorverwijzen. Goed onderzoek geeft handvatten om de keuzes die je maakt te onderbouwen. En geeft richting aan verbeteringen.’

Praktijktest oogproblemen

In 2017 deed Schaaphok met zijn team mee aan de praktijktest voor de nieuwe richtlijn voor het opsporen van oogproblemen. ‘Op de website van het Nederlands Centrum voor Jeugdgezondheid (NCJ) zag ik een oproep. Omdat ik graag bijdraag aan de professionalisering van de JGZ, heb ik na intern overleg ons team opgegeven.’ Voor het meewerken aan de praktijktest kreeg het hele team de nieuwe richtlijn én een uitleg over de werking ervan. Daarna gingen ze ermee aan de slag.

Suggesties voor verbetering

De nieuwe conceptrichtlijn was wel even wennen volgens Schaaphok. ‘De nieuwe versie werkt met een E-haken-kaart, terwijl wij de visustest altijd volgens de oude richtlijn doen met de Landolt-C-kaart. Wij zagen niet direct wat de meerwaarde is van het nieuwe materiaal. Uiteindelijk bleek dat de E-haken-kaart op zowel 4 als 5 meter kan worden afgenomen. Bij de Landolt C staan er maar 3 symbolen per regel. Dus meerwaarde is er voornamelijk voor locaties waar test wordt afgenomen op 5 meter.’ Daarnaast staat in de nieuwe richtlijn dat controle van 3-jarigen gebeurt op basis van klachten én klachten in de familie. ‘Maar veel mensen weten weinig over oogklachten in hun familie, dus dat is geen handig criterium.’ Wat Schaaphok goed vindt aan de nieuwe richtlijn, is dat deze leidt tot betere signalering. ‘De grens voor doorverwijzen is nu duidelijker.’ Schaaphok en zijn team hebben hun ervaringen en suggesties gedeeld. De input is, samen met de input uit de landelijke commentaarronde, verwerkt in de JGZ richtlijn opsporen oogafwijkingen.

Richting aan verbeteringen

De praktijktest is waarschijnlijk niet de laatste waaraan Schaaphok meedoet. ‘Ik vind goed onderzoek belangrijk; ik wil weten wat het oplevert wat ik doe. Als je onderzoek doet, kun je je ervaringen onderbouwen met harde cijfers.’ Dankzij de digitale dossiers komen er steeds meer gegevens beschikbaar. ‘Dat zijn gouden gegevens!’, vindt Schaaphok. ‘Je moet ze echter wel op de goede manier verzamelen én iedereen moet dat op dezelfde manier doen.’ 

‘Als je onderzoek doet, kun je je ervaringen onderbouwen met harde cijfers’
1 / 4

Professionalisering

Professionalisering

De veranderende wereld en vele (digitale) ontwikkelingen vragen veel van de professional in de JGZ. Een leven lang leren is voorwaarde om in de JGZ professioneel te kunnen handelen. Het verschil te maken en aan te sluiten bij de wensen van ouder en kinderen. In verbinding met andere partners in het sociaal domein en aanpalende beroepsgroepen zoals verloskunde, kindergeneeskunde en de jeugd-GGz. Een belangrijk onderdeel van professionaliteit is werken volgens de nieuwste JGZ-richtlijnen. Én de inzet van instrumenten en methodieken die bewezen effectief zijn. Met als uiteindelijk doel om ouders, kinderen en jongeren optimaal te ondersteunen.

2 / 4

Rol van ZonMw 

Rol van ZonMw 

ZonMw investeert in onderzoek en ontwikkeling binnen de JGZ. De huidige tijd stelt de JGZ voor nieuwe vraagstukken. ZonMw helpt de JGZ daarop te anticiperen. Bijvoorbeeld met de ontwikkeling van richtlijnen. Deze richtlijnen moet leiden tot verdere professionalisering en uniformering in de jeugdgezondheidszorg. Dit gebeurt door de ontwikkeling en herziening van richtlijnen, samenwerkingsrichtlijnen en producten die de invoering van richtlijnen ondersteunen. Maar ook door het verder onderbouwen en waar nodig doorontwikkelen van veelbelovende werkwijzen. En het ontwikkelen van innovatieve werkwijzen voor de JGZ die de positionering van de JGZ in het sociale domein betreffen.

3 / 4

Samenwerking

Samenwerking

ZonMw werkt voor de jeugdgezondheidszorg samen met talrijke organisaties, zoals het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid, het Nederlands Jeugdinstituut, beroepsverenigingen, brancheorganisaties, praktijkinstellingen, hogescholen, universiteiten en kennisinstituten zoals TNO en Trimbos instituut.

4 / 4

Het programma Versterking Uitvoeringspraktijk Jeugdgezondheidszorg 2015 – 2018 (www.zonmw.nl/versterkingjgz) richt zich op het verder onderbouwen en waar nodig doorontwikkelen van veelbelovende werkwijzen daar waar deze werkwijzen nog onvoldoende onderzocht zijn. Daarnaast richt het programma zich op innovatieve werkwijzen voor de JGZ die de positionering van de JGZ in het sociale domein betreffen. 

Colofon

Tekst: Leene Communicatie
Beeld: Jeroen Schaaphok