Kennisagenda’s zijn enorm belangrijk voor de ontwikkeling van logopedie

Een groot deel van het werk van de logopedist gaat over communicatie, over spraak- en taalstoornissen. Maar het vak is nog breder dan dat. Hanneke Kalf en Ellen Gerrits van de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie vertellen over de ontwikkelingen in hun vakgebied en het belang van kennisagenda’s.

Impuls op kwaliteit en transparantie

De eerste kennisagenda van de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF) werd in 2018 opgesteld. ‘Vanuit het ministerie van VWS werd toen gezegd dat voor veel mensen niet duidelijk is wat wij precies doen’, vertelt Gerrits. ‘Er was een impuls nodig op kwaliteit en transparantie. Daar zijn we hard mee aan de slag gegaan. Met de geactualiseerde kennisagenda gaan we verder op dat pad. De kennisagenda’s zijn enorm belangrijk 

Hanneke Kalf en Ellen Gerrits
1 / 1

Hanneke Kalf en Ellen Gerrits

Ellen Gerrits bekleedt als hoogleraar Logopediewetenschap de NVLF-leerstoel aan de Universiteit Utrecht, is lector Logopedie aan de Hogeschool Utrecht en programmaleider van de master Gezondheidswetenschappen voor Zorgprofessionals bij UMC Utrecht. Als voorzitter van de projectgroep is Gerrits betrokken bij de kennisagenda van de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie. 

Hanneke Kalf is al meer dan 40 jaar werkzaam als logopedist. Daarnaast is ze onderzoeker en universitair docent revalidatie aan het Radboudumc in Nijmegen. Binnen de NVLF is zij met name betrokken bij de ontwikkeling van kwaliteitsinstrumenten. Gerrits en Kalf zijn beide lid van de Wetenschapsraad Logopedie.

Problemen met spraak en taal

Allereerst over wat het vak logopedie precies inhoudt. ‘Als je logopedie zegt, denken mensen vaak aan problemen met spraak en dan vooral aan stotteren’, vertelt Gerrits. ‘Maar er is ook een grote groep kinderen met een taalontwikkelingsstoornis. Dat gaat niet alleen over spraak, maar ook over grammatica en het maken van complexe zinnen. Kinderen met een taalontwikkelingsstoornis hebben vaak problemen om mee te doen in het onderwijs. Ze hebben moeite met het begrijpen van de talige instructies en uitleg van de leerkracht en lopen hierdoor een risico op een leerprobleem, al zijn ze misschien heel slim.’ 

‘Problemen met spraak en taal kunnen ook op latere leeftijd ontstaan’, vervolgt Kalf. ‘Mensen met de ziekte van Parkinson bijvoorbeeld gaan zachter praten. En van de mensen die een beroerte hebben gehad, heeft 1 op de 3 afasie, waardoor zij moeite hebben met spreken. Bij deze mensen is voor buitenstaanders vaak duidelijk hoe ingrijpend het is als je spraak verandert. Het is iets anders wanneer je spraak van jongs af aan niet goed ontwikkelt. Veel mensen weten niet hoe ingrijpend het is als een kind traag is in zijn of haar taalontwikkeling.’  

Eet- en slikproblemen

Waar logopedisten ook bij betrokken worden, zijn problemen met eten en drinken ‘Met je mond praat je niet alleen, je eet er ook mee’, aldus Kalf. ‘Patiënten met slikproblemen zien we vaak in ziekenhuizen en verpleeghuizen. Het gaat bijvoorbeeld om mensen met een beroerte of mensen die een tijd aan de beademing hebben gelegen. We overleven ernstige aandoeningen steeds beter, maar de gevolgen zijn ook steeds ernstiger. Logopedie heeft een sterkte ontwikkeling gemaakt in de behandeling van deze problemen.'

Afbeelding
Logopedie heeft een sterke ontwikkeling gemaakt in de behandeling van de gevolgen van ernstige aandoeningen.
Hanneke Kalf

Instrument voor meten van communicatie

Terug naar de kennisagenda. Een van de belangrijkste projecten die na de eerste kennisagenda met steun van ZonMw is opgepakt, is de ontwikkeling van een instrument om de zelfervaren participatie door communicatie beter in beeld te brengen. ‘We willen mensen helpen om deel te nemen aan de samenleving zoals zij dat willen’, vertelt Kalf. ‘Maar het is lastig om dat duidelijk te krijgen. Wat wil de patiënt bereiken en vooral: hoe weet je dat dat bereikt is? We hebben een instrument nodig waarmee we dat kunnen vaststellen. Daar hebben we hard aan gewerkt, het instrument is bijna af.’ 

‘Het gaat om een patient-reported outcome measure, ofwel een PROM’, licht Gerrits toe. ‘Dat is een vragenlijst waarmee mensen zelf kunnen aangeven wanneer zij communicatiebarrières ervaren. Vervolgens kun je als logopedist daarover in gesprek: wat heeft het meeste impact op je leven, wat is in de therapie het belangrijkste? Na de therapie kunnen mensen aangeven wat het effect is op hun communicatieve participatie. Het instrument is ontwikkeld omdat logopedisten en patiënten dit belangrijk vonden. Patiënten hebben een heel actieve rol in het project en bepalen bijvoorbeeld welke vragen in de PROM moeten komen. Daarom is de kennisagenda zo belangrijk. Als wij als logopedisten niet zelf een kennisagenda maken, gaat niemand bedenken dat er een PROM over communicatieve participatie moet komen. Met een eigen kennisagenda kunnen de urgente vragen voor de logopedische zorg beantwoord worden.’ 

Afbeelding
Met een eigen kennisagenda kunnen de urgente vragen voor de logopedische zorg beantwoord worden.
Ellen Gerrits

Kennisagenda’s

Voor de paramedische zorg, die veelal is gericht op het dagelijks functioneren van de patiënt en vaak dicht bij huis plaatsvindt, zijn er veel kansen om bij te dragen aan de beweging naar passende zorg. Daar is wel up-to-date kennis voor nodig. Daarom hebben de beroepsverenigingen voor diëtetiek, ergotherapie, logopedie, oefentherapie en fysiotherapie onlangs, met subsidie vanuit ZonMw, hun kennisagenda geactualiseerd en de principes van passende zorg daarin geïntegreerd. Op 30 mei 2024 publiceerde ZonMw een subsidieoproep (deadline projectideeën 1 oktober 2024, 14.00 uur) waarin onderzoeksorganisaties subsidie kunnen aanvragen voor de beantwoording van kennisvragen uit deze kennisagenda’s. 

Tussen lijnen en disciplines

Kalf en Gerrits zien de PROM als een belangrijk onderdeel van passende zorg. ‘Passende zorg zit, net als bij de andere paramedische disciplines, in onze haarvaten’ zegt Gerrits. ‘We zijn voortdurend bezig met dagelijkse activiteiten van mensen in hun eigen leefomgeving.’ ‘E-health en hybride zorg dragen daaraan bij’, vult Kalf aan. ‘Online kunnen we goed behandelen, ook vanuit de ziekenhuizen. Zo brengen we de zorg naar mensen in hun eigen omgeving. Nu moeten we kijken naar hoe we dat nog efficiënter en kosteneffectiever kunnen doen. Hoe we beter kunnen samenwerken tussen de lijnen en disciplines.’

In de eerste lijn werken logopedisten al veel samen met andere paramedici, bijvoorbeeld met fysio- en ergotherapeuten bij mensen met een spier- of hersenziekte. Bij slikstoornissen werken logopedisten vaak met een diëtist en mondhygiënist. ‘Bij een grote studie naar restklachten van COVID-19 hebben we ook met een brede groep paramedici samengewerkt’, aldus Kalf. ‘Netwerkzorg is belangrijk, zoals bijvoorbeeld gebeurt binnen ParkinsonNet.’ 

Samenwerken met welzijn en onderwijs

‘Wat we nog graag willen is meer samenwerken met welzijnsprofessionals’ zegt Gerrits. ‘Als iemand met afasie eenzaam wordt, zou een logopedist moeten kunnen overleggen met een buurtteam. Maar samenwerking over de domeinen heen is nog lastig. Logopedisten zitten vaak in gezondheidscentra, welzijnsprofessionals zitten meer in de wijk. Er zitten nog schotten tussen de professionals. Dat zie je ook met onderwijs. Vaak gaat een kind na school naar de logopedist, terwijl je als logopedist juist de school wilt ondersteunen in de begeleiding van een kind.’ 

‘Een belangrijk onderdeel van de geactualiseerde kennisagenda is hoe we de samenwerking kunnen verbeteren’, zegt Kalf. ‘We willen dat graag op 4 niveaus: in de overdracht van de tweede en derde naar de eerste lijn, in de samenwerking tussen paramedische disciplines, in de samenwerking met onderwijs en samen met ouders. Dat zijn 4 onderzoeksvragen zoals ze nu in de kennisagenda staan.’

Trots op hun vak

‘Een grote uitdaging is nu hoe we zorgen dat er voldoende logopedisten beschikbaar blijven’, aldus Gerrits. ‘Er zijn steeds minder mensen die voor een paramedisch beroep kiezen. Een van de pijlers van passende zorg, toegankelijkheid, staat daardoor onder druk. Daarom is het belangrijk dat we laten zien wat een mooi boeiend en veelzijdig beroep dit is.’ ‘Waar we het voor doen is dat mensen een deel van hun leven terugkrijgen’, zegt Kalf. ‘Dat een kind met vriendjes kan spelen, iemand met de ziekte van Parkinson weer naar de biljartclub gaat of dat iemand met een spierziekte weer uiteten durft, omdat hij niet bang is zich steeds te verslikken. Je betekent echt iets voor mensen. Dat maakt dat logopedisten trots zijn op hun vak.’

Colofon

Tekst: Astrid van den Berg 
Eindredactie: ZonMw