Tijdens de COVID-19 pandemie zijn meer mensen overleden dan verwacht. Onderzoek kan bijdragen aan het voorkomen of verminderen van oversterfte tijdens een volgende pandemie. Op verzoek van het ministerie van VWS heeft ZonMw daarom een verdiepend onderzoekstraject opgezet naar de oorzaken van deze oversterfte. Op een aantal manieren wordt deze oversterfte momenteel onderzocht. De basis van het onderzoekstraject is de onderzoeksagenda die is opgesteld door onafhankelijke experts.
Om zo snel als mogelijk onderzoek naar oversterfte te kunnen laten starten, heeft een programmacommissie van onafhankelijke experts een onderzoeksagenda opgesteld met kennishiaten die zijn gecategoriseerd in drie lijnen.
Onderzoeksagenda oversterfte in Nederland
Deze 3 lijnen vormen samen het deelprogramma ‘Oversterfte in Nederland 2020-2021’ binnen het COVID-19 programma. Hoe is de onderzoeksagenda tot stand gekomen? Voor het opstellen van de onderzoeksagenda zijn eerst gesprekken gevoerd met de onderzoekers van het CBS, RIVM en de leden van de klankbordgroep (toelichting elders op deze pagina). In de vervolgvergadering werden de besproken onderwerpen samengevoegd, gestructureerd en eventueel aangevuld met andere informatiebronnen. Daarna werden de onderwerpen geprioriteerd. De leden van de klankbordgroep hebben een achtergrond in de epidemiologie, demografie, politicologie, public health, medische informatiekunde, data science, statistiek, psychologie, geneeskunde, farmacologie, pathologie en gezondheidszorgonderzoek.
Voorzitter
Mevrouw prof.dr. L.J. (Louise) Gunning-Schepers
Leden
De heer prof. dr. M. (Marijn) de Bruin
Mevrouw prof. dr. S. (Saskia) le Cessie
De heer prof. dr. R.H.H. (Rolf) Groenwold
Mevrouw dr. H.J. (Dika) Luijendijk
De heer prof. dr. A.E (Anton) Kunst
Mevrouw dr. A. (Anja) Schreijer
Op 13 december 2022 heeft ZonMw binnen het COVID-19 deelprogramma ‘Oversterfte in Nederland 2020-2021’ 11 onderzoeken gehonoreerd. Deze projecten onderzoeken de mogelijke oorzaken van oversterfte in de periode 2020-2021. Sinds 15 december 2022 stond de subsidieoproep voor lijn 3 van de onderzoeksagenda open. Hierin wordt onderzoek gefinancierd dat gebruik maakt van vaccinatie- en positieve testdata van het RIVM en GGD'en.
In het CORAL-project wordt de oversterfte bij thuiswonende (pre)dementiepatiënten als gevolg van de COVID-19 pandemie onderzocht.
Dr. Maurik, Amsterdam UMC
Tijdens de COVID-19-pandemie zijn wereldwijd hoge sterftecijfers gemeld, vooral bij (pre)dementie patiënten. Het meeste onderzoek richt zich op ernstige dementie of patiënten in het verpleegtehuis. Het merendeel van de (pre)dementie patiënten woont echter thuis. Het POLAR-project (ZonMw#10430032010004) laat zien dat de COVID-19 pandemie het welzijn van deze patiënten negatief beïnvloedde en er een snellere achteruitgang in cognitie was vergeleken met controles. Een slechtere cognitie heeft direct een negatieve invloed op overleving bij dementie patiënten. De COVID-19 pandemie kan dus ook geleid hebben tot meer sterfgevallen. In het CORAL-project wordt de oversterfte bij thuiswonende (pre)dementiepatiënten als gevolg van de COVID-19 pandemie onderzocht. Pandemie patiënten worden vergeleken met historische controles en er wordt gekeken naar welke factoren deze oversterfte verder verklaren. Het project is zeer haalbaar door slim gebruik van bestaande data en door aan te sluiten bij POLAR.
In dit project wordt de verandering in zorggebruik onderzocht door zorgverzekeringsdata in 2020 te vergelijken met verwacht zorggebruik op basis van eerdere jaren.
Dr. Beem, Amsterdam health & technology institute
Tijdens de COVID-19 pandemie is er aanzienlijke oversterfte gerapporteerd. Een groot deel is te verklaren door sterfte door het virus zelf, maar er zijn veel andere mogelijke oorzaken voor afwijkingen in sterfte. Zo is er een afname geweest in verkeersdoden, maar kan er een toename zijn geweest door laat of niet gediagnosticeerde ziekten. Dergelijke patronen zijn vertroebeld door veranderingen in algemene sterftestatistieken. Additionele data is nodig om oversterfte beter te duiden. Dit onderzoek biedt extra handvatten om oversterfte te verklaren door naar verandering in zorggebruik te kijken, ook binnen verschillende groepen. Op basis van zorgverzekeringsdata kan zorggebruik in 2020 vergeleken worden met verwacht zorggebruik op basis van eerdere jaren. Bijvoorbeeld, welke verrichtingen vaker of juist minder vaak zijn uitgevoerd. Zulke inzichten dragen bij aan het beter begrijpen van oversterfte gedurende de pandemie, maar ook mogelijke toekomstige oversterfte door gemiste zorg.
Dit project richt zich op de invloed van leefstijl op de overlijdenskans tijdens de pandemie.
Dr. Vermeulen, SEO Economisch Onderzoek
Tijdens de COVID-19 pandemie is er in Nederland sprake van oversterfte. Het is onduidelijk wat de oorzaak is. Dit onderzoek richt zich op de invloed van leefstijl op de kans dat een persoon overlijdt tijdens de pandemie. Twee mogelijke doodsoorzaken staan centraal: overlijden door een COVID-19-infectie en overlijden door een verslechterende leefstijl tijdens de pandemie. We berekenen de kans om te overlijden door beide oorzaken. Zo bepalen we het effect van leefstijlfactoren op de sterftekans en oversterfte voor en tijdens de pandemie. Onze resultaten kunnen direct worden gebruikt om de oorzaken en gevolgen van oversterfte in Nederland te begrijpen. In de toekomst kunnen ze worden gebruikt om de effecten van nieuwe mutaties van het COVID-19-virus te onderzoeken of om de effecten van leefstijlbeleid op gezondheid in meer algemene zin te evalueren.
In dit project wordt oversterfte in kaart gebracht om kwetsbare groepen te identificeren, zowel tijdens de pandemie als erna.
Prof. dr. Rosendaal, Leids Universitair Medisch Centrum
Wereldwijd zijn 6 miljoen mensen overleden door Covid-19. In Nederland zijn dit er 30 000. Het effect van een epidemie op sterfte kan het beste beschreven worden als ‘extra sterfte’, d.w.z. het totale aantal extra overledenen tijdens Covid-19 (2020-2021) vergeleken met de jaren ervoor. De extra sterfte wordt gedeeltelijk veroorzaakt door Covid-19 (al dan niet gediagnosticeerd en gerapporteerd), maar kan ook komen door andere factoren, zoals minder behandeling voor andere aandoeningen of uitstel hiervan. Dit kan verklaren waarom er nog steeds extra sterfte is, terwijl de epidemie in rustig vaarwater verkeert. In dit project wordt extra sterfte in kaart gebracht, met het doel kwetsbare groepen te identificeren, zowel tijdens de epidemie als erna . Daarbij wordt gekeken naar leeftijd, geslacht, mensen die al bepaalde chronische ziekten hadden, en sociaaleconomische factoren en levensstijl. Het doel is bij een toekomstige epidemie de extra sterfte zoveel mogelijk te beperken.
In deze studie worden de veranderingen in ziekenhuissterfte onderzocht voor patiënten met kanker tussen 2018-2021. Deze onderzoekers veronderstellen dat patiënten bij wie kanker werd vastgesteld tijdens de COVID-19 pandemie en de lockdown-periodes een grotere kans hadden om te overlijden dan in de voorgaande twee jaar, wat een effect heeft gehad op de oversterfte.
Prof. dr. Meester, Vrije Universiteit Amsterdam
In dit project willen onderzoekers voorspellingen maken van verloren levensjaren voor degenen die zijn overleden aan COVID-19. Deze informatie wordt vervolgens gebruikt om sociaaleconomische ongelijkheden in de gezondheidslast van COVID-19 te kwantificeren.
Prof. dr. van Baal, Erasmus Universiteit
Diverse studies suggereren dat sterfte als gevolg van Covid-19 is geconcentreerd bij mensen met een lage sociaaleconomische status (SES). De mate waarin deze sociaaleconomische ongelijkheid in sterfte zich vertaalt naar een ongelijkheid in verloren levensjaren is grotendeels onbekend omdat verloren levensjaren sterk afhangen van onderliggende gezondheidsproblemen. Met behulp van administratieve gegevens schatten we overlevingskansen op individueel niveau voor de Nederlandse bevolking. Hierbij worden voorspellers zoals medicatiegebruik, ziekenhuis- en verpleeghuisopnames, besteedbaar inkomen, geslacht en leeftijd gebruikt. Met behulp van het geschatte model doen we voorspellingen van verloren levensjaren voor degenen die zijn overleden aan Covid-19. In een volgende stap zullen deze voorspellingen van verloren levensjaren worden gebruikt om sociaaleconomische ongelijkheden in de gezondheidslast van Covid-19 te kwantificeren.
Dit project richt zich op sterfte onder mensen met een verstandelijke beperking. Daarnaast wordt de rol van onderliggende aandoeningen en de woonsituatie onderzocht.
Dr. Cuypers, RadboudUMC
Mensen met een verstandelijke beperking (VB) vormen een subpopulatie met een verhoogd risico op ernstig verloop van COVID-19. Deze risico’s hangen samen met een genetische aanleg (bijvoorbeeld het syndroom van Down), een hogere prevalentie van chronische ziekten en obesitas, en afhankelijkheid van anderen voor dagelijkse zorg en ondersteuning. Voorlopige analyses geven aan dat de gezondheidsongelijkheid tussen mensen met en zonder VB tijdens de pandemie verder is vergroot door meer oorzaken dan COVID-19 alleen, inclusief een hogere algehele sterfte. Factoren die van invloed zijn op de oversterfte onder mensen met VB zijn nog niet helemaal duidelijk. Het huidige project heeft daarom tot doel een diepgaande analyse uit te voeren naar de sterfte onder mensen met een verstandelijke beperking in 2020-2021 door koppeling van verschillende populatiebestanden met specifieke aandacht voor de rol van onderliggende aandoeningen en woonsituatie binnen of buiten de langdurige zorg.
In dit project worden de verschillen in oversterfte tussen wijken in Amsterdam in 2020 en 2021 onderzocht.
Dr. Bosdriesz, GGD Amsterdam
Tijdens de COVID-19 pandemie was er sprake van oversterfte in Nederland en deze was hoger in bepaalde subgroepen van de bevolking. Het is echter nog niet duidelijk welke individuele of omgevingsfactoren deze verschillen veroorzaakten. We willen de verschillen in oversterfte tussen wijken in Amsterdam in 2020 en 2021 onderzoeken. Daarnaast onderzoeken we individuele en omgevingsfactoren die oversterfte verklaren. We maken gebruik van data van de Gemeente Amsterdam, COVID-19 testdata en omgevingsdata zoals bevolkingsdichtheid en luchtvervuiling. Met deze data maken we een model dat kijkt naar de effecten van individuele en omgevingsfactoren over de tijd en geografische locatie. Met dit onderzoek willen we meer inzicht krijgen in patronen en determinanten van oversterfte. Hiermee kunnen we interventies opzetten tijdens het restant van de huidige pandemie en tijdens mogelijke toekomstige uitbraken.
Dit project richt zich op specifieke groepen in de samenleving, waarbij wordt onderzocht in hoeverre medische voorgeschiedenis en sociaal-demografische kenmerken geassocieerd zijn met oversterfte.
Dr. Bos, Nivel
In dit project onderzoeken we de oversterfte in Nederland ten tijde van de COVID-19 pandemie bij specifieke groepen in de samenleving. We onderzoeken in hoeverre medische voorgeschiedenis en sociaal demografische kenmerken geassocieerd zijn met oversterfte. We maken hiervoor gebruik van gegevens uit elektronische patiëntendossiers van huisartsen van circa 1.8 miljoen Nederlanders welke op persoonsniveau gekoppeld worden aan doodsoorzakenstatistiek en persoonsgegevens van CBS Microdata. We maken een vergelijking tussen geobserveerde sterfte in de jaren 2020-2021 en vergelijken dit de verwachtte sterfte, berekend op basis van 2018-2019. We onderzoeken de volgende determinanten: leeftijd, geslacht, migratieachtergrond, sociaaleconomische status en medische voorgeschiedenis. Dit onderzoek zal inzicht geven in de totale oversterfte in Nederland tijdens de coronapandemie en laat zien hoe dit is geassocieerd met medische voorgeschiedenis en sociaal demografische factoren.
Dit project onderzoekt de rol van organisatiekenmerken van verpleeghuizen (zoals personeelsbezetting, kwaliteit en omvang) bij het verklaren van oversterfte tijdens de pandemie.
Drs. Bär, Erasmus School of Health Policy & Management
Hoge sterftecijfers in verpleeghuizen is een belangrijk onderwerp in zowel politieke als maatschappelijke discussies tijdens de COVID-19 pandemie. Dit project onderzoekt de rol van organisatiekenmerken van verpleeghuizen (zoals personeelsbezetting, kwaliteit en omvang) bij het verklaren van oversterfte tijdens de pandemie. Hiervoor gebruiken we gegevens van alle verpleeghuisbewoners in Nederland gekoppeld aan informatie over de verpleeghuizen. Daarnaast onderzoeken we of organisatiekenmerken hebben bijgedragen aan (mogelijke) inkomensgerelateerde ongelijkheid in oversterfte onder verpleeghuisbewoners. Ten slotte belichten we de mate waarin de oversterfte in verpleeghuizen kan worden verklaard door de extra sterfgevallen die direct verband houden met COVID-19-infecties, of met de indirecte gevolgen van de pandemie, zoals ziekteverzuim. Onze resultaten geven inzicht in hoe oversterfte, en ongelijkheid hierin, mogelijk kunnen worden verminderd bij uitbraken van infectieziekten.
In deze studie wordt de relatie tussen zorgmijding tijdens de eerste fase van de COVID-pandemie en de waargenomen sterfte onderzocht.
Dr. Licher, Erasmus MC
Tijdens de eerste fase van de pandemie ging één op de vijf mensen niet naar de dokter. Daarnaast hebben zorgverleners afspraken uit- en/of afgesteld vanwege COVID-19. Het is onduidelijk in hoeverre deze (ervaren) veranderde toegang tot zorg heeft bijgedragen aan de waargenomen oversterfte in Nederland in 2020-2021. In dit bevolkingsonderzoek beantwoorden wij de volgende onderzoeksvraag: Wat is de relatie tussen zorgmijding tijdens de eerste fase van de coronapandemie en waargenomen sterfte? Als antwoord op deze onderzoeksvraag bepalen wij aan de hand van eerder uitgezette vragenlijsten onder 5656 patiënten in hoeverre gerapporteerde zorgmijding tijdens de eerste fase van de pandemie gerelateerd is aan sterfte.
Het CBS publiceert op reguliere basis statistieken over sterfte en doodsoorzaken. In perioden van oversterfte wordt nader onderzoek uitgevoerd. Er is door het CBS een eerste voorlopig beeld geschetst van de oversterfte en de sterfte door COVID-19 en andere doodsoorzaken tijdens golven van oversterfte. Voor deze studie zijn doodsoorzakengegevens, sterftecijfers en gegevens over het gebruik van langdurige zorg en leeftijd gecombineerd. Op verzoek van het ministerie van VWS, heeft ZonMw een onafhankelijke klankbordgroep samengesteld. Deze onafhankelijke klankbordgroep van experts is gevraagd om te reflecteren op de resultaten en de invloed hiervan op het voorgestelde plan van aanpak voor verder onderzoek.
De onafhankelijke klankbordgroep heeft een brede expertise en is samengesteld uit 16 leden met zeer uiteenlopende affiliaties en een achtergrond in de epidemiologie, demografie, politicologie, public health, medische informatiekunde, data science, statistiek, psychologie, geneeskunde, farmacologie, pathologie en gezondheidszorgonderzoek.
Voorzitter
De heer prof. dr. R. (Robert) Verheij
Vicevoorzitter
De heer prof. dr. K. (Koos) van der Velden
Leden
Mevrouw prof. dr. A. (Agneta) Fischer
De heer prof. dr. A. (Arfan) Ikram (tot 1 augustus 2022)
Mevrouw dr. D. (Dianne) de Korte-de Boer
De heer prof. dr. E. (Eelco) Hak
Mevrouw dr. E. (Eline) van den Broek-Altenburg
De heer prof. dr. F. (Frans) van Poppel
De heer drs. H. (Hidde) Boonstra
De heer dr. J. (Jan) von der Thüsen
De heer prof. dr. K. (Koos) van der Velden
De heer prof. dr. N. (Niek) Klazinga
De heer prof. dr. P. (Pieter) van Baal
De heer prof. dr. R. (Rein) Houben
De heer prof. dr. R. (Ronald) Meester
Naast de reguliere en aanvullende (over)sterfteonderzoeken van het CBS en RIVM, heeft ZonMw op verzoek van het ministerie van VWS een aanvullend verdiepend onderzoekstraject opgezet. ZonMw is volledig onafhankelijk in het signaleren van onderzoekstrends, het financieren, stimuleren en ondersteunen in wetenschappelijk onderzoek. Dit aanvullende onderzoekstraject zal helpen bij het duiden van de redenen en oorzaken van oversterfte. Naast de data die beschikbaar is bij het CBS en RIVM, kunnen onderzoekers hun eigen onderzoeksdata gebruiken voor dit vervolgonderzoek via ZonMw.