Goed gebruik in de GGZ
In deze sessie kwamen drie onderzoeken aan bod met verschillende invalshoeken: de potentie van een ‘oud’ geneesmiddel en het veilig gebruik van antipsychotica bij kinderen met autisme, en een aanvullende behandeling voor patiënten met schizofrenie.
Sessievoorzitter: Drs. Mathieu Tjoeng
Sprekers:
- Dr. Birgit Koch, Erasmus MC
- Dr. Hilgo Bruining, Amsterdam UMC - locatie VUmc
- Dr. Bob Oranje, UMC Utrecht
Safety and pharmacokinetics of antipsychotics in children with autism (SPACe studie)
Birgit Koch vertelt over de SPAce studie naar veiligheid van antipsychotica bij kinderen met autisme. Ze vertelt over een jongen, Bart. Bart heeft autisme. Hij heeft regelmatig woede aanvallen en vertoont agressief gedrag. Het is bij hem helaas noodzakelijk om medicatie te gebruiken en wel antipsychotica. Deze medicatie is slechts bij de helft van de kinderen effectief en bij 2 op de 10 kinderen zijn er grote negatieve bijwerkingen zoals overgewicht, diabetes en hart- en vaatziekten. Dit is de reden om in de SPACe studie te onderzoeken hoeveel geneesmiddel nodig is voor een goed effect met zo min mogelijk bijwerkingen. Daarnaast is er gekeken naar welke risicofactoren zouden kunnen bijdragen aan het feit dat sommige kinderen grote gewichtstoename ervaren. Hieruit is onder andere gebleken dat er bij langdurig gebruik en bij kinderen met een hogere BMI bij start van medicatiegebruik meer risico is op gewichtstoename.
Door middel van de Dried Blood Spot methode, waarbij een druppel bloed wordt afgenomen via een vingerprik, hebben de onderzoekers van de SPACe studie een betere dosering voor kinderen gevonden. Deze is ook in het Kinderformularium opgenomen. In een vervolgstudie willen de onderzoekers kijken of de dosering nog verder verbeterd kan worden door bij te sturen met Therapeutische Drug Monitoring (TDM). Daarmee is het doel om van one dose fits all naar een behandeling van one dose fits one te gaan.
Tot slot hebben de onderzoekers met deze studie laten zien dat het zeker mogelijk is geneesmiddelenstudies bij kinderen met autisme te doen. Veel onderzoekers zijn hier wellicht huiverig voor omdat het bijvoorbeeld lastig is om bloed te prikken bij kinderen met autisme. Maar methodes als de Dried Blood Spot maken het een stuk makkelijker voor kinderen en ouders. Uit de discussie onder de sprekers blijkt, tot hun eigen verbazing, deze doelgroep juist erg geïnteresseerd te zijn om mee te doen aan onderzoeken.
Repositioning bumetanide for the treatment of Autism Spectrum Disorder:
Bumetanide in Autism Medication and Biomarker (BAMBI) trial
Hilgo Bruining presenteert zijn studie over het gebruik van bumetanide, van oorsprong een plasmiddel, in de behandeling van autismespectrumstoornissen. Steeds meer kinderen krijgen een medische diagnose en daarmee zijn er ook steeds meer kinderen die medicatie gebruiken, bijvoorbeeld voor ADHD of autisme. Er is echter maar weinig bekend over de effectiviteit van deze therapieën. Gezien de grote individuele verschillen bij deze stoornissen zou er niet per diagnose dezelfde medicatie voorgeschreven moeten worden, maar zou dit meer moeten gebeuren op basis van kleinere subgroepen of persoonsniveau.
Toch hebben kinderen met autisme wel een gemeenschappelijke deler, namelijk een disbalans in excitation-inhibition. In deze studie wordt onderzocht of bumetanide zou kunnen zorgen voor minder overprikkeling van het brein bij kinderen met autisme. De resultaten laten met name significante vooruitgang zien in repetitive and restricted behaviour (RBS-R). Ook zijn er consistente positieve reacties gerapporteerd door ouders die merken dat hun kind onder andere meer alert is, minder geïrriteerd en meer rust heeft in het hoofd.
Met behulp van EEG-metingen is er gekeken of voorspeld kon worden of bumetanide effectief zou zijn. Hoewel dit niet gelukt is voor social responsiveness, kon op deze manier wel worden voorspeld hoe sterk een kind kan verbeteren op het gebied van repetitive and restricted behaviour (RBS-R). Hiermee kan de most responsive subgroep geïdentificeerd worden. Dit kan in de toekomst wellicht gebruikt gaan worden voor decision-support models.
Clonidine Augmentation Treatment Study (CATS)
Bob Oranje vertelt over de CATS studie waarbij wordt gekeken naar toevoeging van clonidine aan de behandeling van schizofrenie. Clonidine is een bekend bloeddrukverlagend middel met weinig bijwerkingen. De huidige beschikbare antipsychotica voor schizofrenie werken met name op de positieve symptomen en niet de negatieve symptomen of de verbetering van cognitie. Bij mensen met schizofrenie wijken vaak de basale informatie processen af. Er wordt gedacht dat dit ten grondslag ligt aan de verminderde cognitie en negatieve symptomen. Zo kunnen patiënten bijvoorbeeld moeilijk irrelevante informatie buiten beschouwing laten. De hypothese van deze studie is dat clonidine effect kan hebben op een van de neurotransmittersystemen die betrokken is bij de basale informatieprocessen en daarmee de cognitie zou kunnen normaliseren en negatieve symptomen verminderen.
In de CATS studie is een gerandomiseerd onderzoek met controlegroep uitgevoerd met gezonde vrijwilligers en patiënten met schizofrenie (stabiel met medicatie), waarbij voor 6 weken behandeling met clonidine is vergeleken met een placebo. De resultaten laten zien dat clonidine goed werd verdragen en sommige basale informatieprocessen werden verbeterd. De cognitie werd niet verbeterd, maar de ernst van symptomen werd wel significant verbeterd. Een lage dosis van clonidine is daarmee een waardevolle en goedkope toevoeging aan de behandeling van patiënten met schizofrenie, met weinig bijwerkingen en verbetering in moeilijk te behandelen negatieve symptomen.
Samenvatting
Studies in de geestelijke gezondheidszorg zijn vaak lastig uit te voeren. Onderzoekers zijn huiverig voor de inclusie van patiënten omdat het erg lastig kan zijn ze te motiveren. Daarnaast wordt het in algemene zin steeds ingewikkelder om investigator initiated onderzoeken te doen omdat er zoveel vereisten zijn. De eerste twee studies laten zien dat in de behandeling van autisme bij kinderen nog veel kennis ontbreekt en dat deze doelgroep juist graag meewerkt aan de onderzoeken. De BAMBI en de CATS studie laten daarnaast ook de waarde zien van drug repurposing, ofwel de toepassing van bekende geneesmiddelen bij nieuwe indicaties. De sprekers geven aan dat er nog veel winst te behalen valt in onderzoek in de GGZ door netjes te werken en effecten en bijwerkingen van behandelingen goed bij te houden.