Kennisprogramma pandemische paraatheid
Over dit programma
Aanleiding
Op verzoek van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) ontwikkelt ZonMw het pandemische paraatheid kennisprogramma ‘Voorkomen, bestrijden en beheersen van pandemieën door micro-organismen’ ter voorbereiding op een mogelijke volgende pandemie en een effectieve bestrijding daarvan. Het programma streeft naar structurele multidisciplinaire samenwerking vóór én tijdens een pandemie om de volksgezondheid te beschermen, en de negatieve sociale en maatschappelijke effecten te beperken.
Pandemische paraatheid
De langdurigheid van COVID-19 pandemie had niet alleen gevolgen voor de volksgezondheid, maar ook voor het sociaal domein. De strijd tegen COVID-19 pandemie heeft aangetoond dat bestrijding van een pandemie een verhoogde maatschappelijke weerbaarheid en wendbaarheid eist. De kern van pandemische paraatheid is een goede voorbereiding op acute bedreigingen tijdens “de koude fase” (het moment waarop géén sprake is van een crisis). De voorbereidingen in de “koude fase” vergen inspanningen van veel partijen en sectoren. Daarom is een multidisciplinaire kennissamenwerking noodzakelijk om een eventuele toekomstige pandemie het hoofd te kunnen bieden.
De pandemische paraatheid heeft ook te maken met andere huidige maatschappelijke uitdagingen. De klimaatverandering, landinrichting en snel groeiende bevolking veranderen ons ecosysteem en zorgen voor nieuwe risico’s voor de volksgezondheid en pandemieën. Zo zorgt bijvoorbeeld de verandering van landinrichting voor nieuwe uitdagingen waarbij het bij elkaar brengen van natuur, wonen en agrarische bestemming kunnen zorgen voor nieuwe pandemieën. Een bekend voorbeeld van het in nabijheid brengen van verschillende gastheren is het influenzavirus dat kan overslaan van trekvogels naar pluimvee, varkens en mens.
Om deze nieuwe risico’s doelmatig aan te kunnen pakken, is er meer onderzoek nodig. Onderzoek naar bijvoorbeeld, welke micro-organismen een grote kans hebben om een epidemie te veroorzaken bij mens of dier (ofwel pandemisch potentieel hebben), wat deze micro-organismen zo gevaarlijk maakt, wat de transmissieroutes zijn en hoe deze micro-organismen gedetecteerd kunnen worden. Op deze manier kunnen we paraat staan voor een volgende pandemie.
Programmadoel en aandachtsgebieden
Dit kennisprogramma heeft doelen op zowel korte als lange termijn. Het doel op korte termijn heeft te maken met de activiteiten die de eerste stap zetten naar het vormen van een solide kennisbasis. Deze kennisbasis zal als grondslag dienen voor het beleid rondom pandemische paraatheid (eerste fase). Het overkoepelende doel op lange termijn is het versterken en uitbreiden van kennis(infrastructuur) en expertise (langjarige kennisprogramma). Dit draagt uiteindelijk bij aan de optimale preventie en minimalisering van de effecten van pandemieën op diverse vlakken, én het vergroten van maatschappelijke adaptatie en weerbaarheid bij pandemieën. Verder draagt het langjarige kennisprogramma bij aan:
- Het in kaart brengen van het pandemische potentieel van verschillende pathogenen
- Het ontwikkelen van nieuwe en verbeterde bestrijdingsstrategieën en -interventies, met oog voor maatschappelijke en sociale aspecten;
- Het stimuleren van (wetenschappelijke) multidisciplinaire samenwerking tussen praktijk, onderwijs, onderzoeksinstellingen en beleid;
- Het in kaart brengen van effectieve communicatie gericht op de gehele bevolking en daarbinnen kwetsbare- en/of risicogroepen.
Thema's 1e subsidieronde
Het langjarige kennisprogramma richt zich met name op de twee thema’s, namelijk:
- Voorspelling en detectie: Dit thema betreft onderzoek naar het beter begrijpen, voorspellen en opsporen van de introductie en verspreiding van pathogenen met pandemisch potentieel tussen mensen onderling en tussen dier en mens (zoönosen). Daarnaast wordt er ook gekeken hoe pathogenen (die pandemisch potentieel zijn) zich aanpassen aan de klimaatverandering. Het consortium NCOH richt zich op dit thema.
- Maatschappij en gedrag: Dit thema betreft onderzoek naar hoe onze maatschappij weerbaarder gemaakt kan worden voor een volgende pandemie. Daarvoor is er meer kennis nodig over de effecten van pandemie op sociale, mentale en fysieke gezondheid van alle bevolkingsgroepen. Het consortium BePrepared richt zich op dit thema.
Thema’s 2e subsidieronde
De projecten binnen deze ronde dienen als stimuleringsimpuls (SIMP) om de kennis te vergroten over pandemische paraatheid, om beter voorbereid te zijn op toekomstige pandemieën. De SIMP richt zich op 4 specifieke onderwerpen binnen pandemische paraatheid:
- Onderzoek naar pandemische weerbaarheid
- Onderzoek naar immunologie en pathogenese voor pathogenen met pandemisch potentieel
- Onderzoek ten behoeve van de pandemische paraatheid in de Cariben
- Ontwikkeling van en onderzoek naar innovatieve ideeën in relatie tot pandemische paraatheid
Thema’s 3e subsidieronde
De projecten binnen deze ronde focussen zich op het verbeteren van de vindbaarheid, toegankelijkheid, uitwisselbaarheid en herbruikbaarheid (in het Engels afgekort als FAIR) van individuele databronnen die relevant zijn voor pandemische paraatheid. De volgende onderwerpen worden behandeld bij het FAIRificeren van individuele databronnen:
- Een inventarisatie van de ‘FAIRness’ van één of enkele databron(nen) en verbetering daarvan
- Analyse en (mogelijke) oplossing van ethische, juridische en andere obstakels
Looptijd en budget
Het kennisprogramma heeft een duur van drie jaar (2022 – 2024) en heeft een begroting van 10 miljoen euro. Daarvan heeft het Ministerie van VWS €7,1 miljoen al toegezegd. Indien het volledige bedrag niet beschikbaar komt, wordt de begroting aangepast. Gezien de huidige looptijd van dit programma zullen de projecten een maximale looptijd hebben van 1 jaar. Dit betekent dat de projecten die starten in 2023 kunnen nog doorlopen tot en met 2024.
NWA-programma 'Klimaatadaptatie en gezondheid’
Een ander initiatief is het programma 'Klimaatadaptatie en gezondheid' dat valt onder de Nationale Wetenschapsagenda (NWA). Bekijk de projecten die 2 onderzoeksconsortia uitvoeren op onze themapagina Klimaat en gezondheid. ZonMw en NWO voeren dit programma uit. Het programma is medegefinancierd door de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).
Onze kennispartners in nationaal en internationaal onderzoek
Hoewel het programma zich in eerste instantie focust op de Nederlandse situatie, vraagt het internationale karakter van pandemische paraatheid, een bredere, wereldwijde blik.
Vanuit ZonMw wordt doorlopend afgestemd met GloPID-R, een internationaal netwerk van onderzoeksfinanciers op het gebied van infectieziektenuitbraken. Ook is ZonMw betrokken bij oprichting van een Europees partnerschap pandemische paraatheid.
Voorlopige resultaten
Kennissynthese bestrijding vector-overdraagbare ziekten in relatie tot pandemische paraatheid
Sinds de recente en wereldwijde uitbraak van SARS-CoV-2 wordt veel gespeculeerd over welke andere ziekteverwekkers een ‘pandemische potentieel’ hebben, en wat dus een mogelijke ‘next big one’ wordt. De vraag is of vectoren, zoals muggen of teken, een rol zullen spelen bij een dergelijke uitbraak. De nieuwe introductie, verspreiding en vestiging van vectoren en pathogenen hebben een mogelijk grote impact op de volksgezondheid, met daaraan gekoppeld brede maatschappelijke en economische effecten.
Door middel van een uitgebreide screening is een selectie gemaakt van zes pathogenen die, op basis van onze definitie van pandemie, het potentieel hebben om in Nederland en elders een grote impact op de humane gezondheid te veroorzaken: Westnijlvirus, chikungunya virus, dengue virus, Zika virus, Krim- Congo hemorragische koortsvirus en Riftdalkoortsvirus. Daarnaast is ook Disease X meegenomen, waarvoor in principe alle risico-elementen onbekend zijn.
Op basis van de wetenschappelijke literatuur en bijdragen van externe experts, zijn kennislacunes, aandachtsgebieden en ontwikkelingskansen geïdentificeerd welke betrekking hebben op (1) de ontwikkeling van innovatieve diagnostiek, (2) de ontwikkeling van (voorspellende) modellen op basis van gegevens uit de surveillance en (3) de integratie van nieuwe technologie op het gebied van ICT, Geografische Informatie Systemen (GIS) en kunstmatige intelligentie (AI).
De onderzoekers beargumenteren dat vector- overdraagbare ziekten niet buiten beschouwing gelaten kunnen worden wanneer er aan pandemische paraatheid gewerkt wordt. Daarbij is investeren in kennis over onbekende (of nieuw ontdekte) pathogenen en vectoren van belang. Er is een noodzaak voor: (1) fundamenteel onderzoek (bv. hoe kunnen nieuwe combinaties van vectoren en ziekteverwekkers leiden tot ziekte overdracht, (2) onderzoek naar pandemische paraatheid (bv. wat is de effectiviteit van vectorbestrijding en methoden om deze effectiviteit te monitoren/in te schatten) en (3) implementatieonderzoek (bv. onderzoek naar effecten van groen-blauwe klimaatadaptatiemaatregelen op vector-overdraagbare ziekterisico’s, en hoe we hier ons aan kunnen aanpassen).