Thema Ouderschap en opvoeding
ouderschap.
Het perspectief van de ouder staat hierbij centraal. Het gaat dan bijvoorbeeld over hoe een vader of moeder zich als ouder voelt, hoe de interactie verloopt tussen ouders en kind, en tussen ouders onderling. Door ouders de ruimte te geven om in hun ouderschap te groeien en hen waar nodig te ondersteunen, bevorderen we een positieve opvoeding.
Resultaten uitgelicht
Hoe kom ik tot een goed gesprek met ouders en jeugdigen?
Een handreiking motiverende gespreksvoering, een bureaukaart en een kaartenset geven handvatten voor effectieve, oplossingsgerichte communicatie met ouders en jeugdigen. Om hen op die manier, in aanvulling op de adviezen in diverse richtlijnen, te helpen in de opvoedingsrelatie.
Zo ga jij aan de slag
Gebruik de handreiking motiverende gespreksvoering om je professioneel handelen en de relatie met de ouders (en jongeren) te versterken. Maar ook om in te zetten op hun eigen kracht en jouw coachende rol daarbij. De aanbevelingen kun je in de contactmomenten toepassen; de handreiking biedt kennis en inzichten die uitnodigen tot reflectie. De digitale bureaukaart geeft dit in één oogopslag weer.
> Download de handreiking en bureaukaart
Hoe maak ik, samen met mijn organisatie, de beste keuze voor de aanpak van het contactmoment?
Voor het vormgeven van contactmomenten met ouders en jeugdigen zijn verschillende gespreksmethodieken beschikbaar. De SPARK is een gestructureerd vraaggesprek om ontwikkelings- en ouderschapsproblemen vroeg te signaleren. SamenStarten helpt bij de ondersteuning bij moeilijke gezinsomstandigheden en psychosociale problemen. GIZ is een gespreksmethodiek om samen te bepalen hoe het gaat en of er speciale ondersteuningsbehoeften zijn. En 360°CHILDoc is een digitaal instrument dat gegevens over kind en omgeving in één beeld samenvat, waar je samen over kunt praten.
Zo ga jij aan de slag
Maak als organisatie een keuze voor de best passende methodiek. De keuzekaart ‘In gesprek met ouders en jeugdigen’ biedt daarvoor een praktisch overzicht van vier gespreksmethodieken: 360°CHILDoc, GIZ, SamenStarten en SPARK. Je krijgt antwoord op de vragen: Wanneer is de aanpak geschikt? Hoe gebruik je de methodiek? Wat levert dat op? Bovendien is er aandacht voor wetenschappelijke onderbouwing en digitale ondersteuning.
Let op: Deze factsheet is interactief en het beste te bekijken met Google Chrome of Microsoft Edge. Download de PDF en plak de URL in je browser.
Alle resultaten
Ondersteuning in de wijk
Samenwerking tussen professionals in het sociaal domein is van belang om goede preventieve hulp aan jeugdigen en ouders te leveren. Wat is er nodig om de samenwerking tussen JGZ, lokale (wijk)teams en onderwijs te versterken?
Zo benut je de uitkomsten van dit project
en succesvolle samenwerking tussen JGZ, wijkteam en onderwijs vraagt om een structurele investering van jou en je organisatie. Het rapport ‘De sterkste schakels’ helpt je het gesprek aan te gaan en cruciale vragen te stellen aan je samenwerkingspartners. Hebben we duidelijke afspraken met elkaar, en wat is onze gezamenlijke visie? Kijken we goed naar wat iedereen kan bijdragen, en maken we optimaal gebruik van elkaars expertise? Ga aan de slag met behulp van de factsheet. Of bekijk het onderzoeksrapport.
Aanpak
Naast een literatuurstudie is in 6 regio’s praktijkonderzoek gedaan. Daarin hebben JGZ-instellingen, lokale teams en samenwerkingsverbanden van scholen samen met de projectgroep potentieel werkzame elementen in hun samenwerking op effectiviteit getoetst. Ook is met JGZ-cliënten gesproken over hun ervaringen.
Resultaten
Een succesvolle lokale samenwerking is complex en vraagt om een structurele investering op alle niveaus. Alles valt of staat met de kwaliteit, vaardigheden, attitude, kennis en ervaring van de betrokken professionals, beleidsmakers en bestuurders. Het is noodzakelijk om als gemeente, wijkteam, JGZ en onderwijs duurzaam in te zetten op meerdere elementen die helpen bij effectief samenwerken. De basis ligt in ‘de menselijke maat’. Werkzame elementen zijn bijvoorbeeld een gedeelde visie en gezamenlijke doelen, onderling vertrouwen en respect, effectieve communicatie en goed leiderschap en management.
Uitvoerende
Verwey-Jonker Instituut
ZonMw-project: 736200016, JGZ en wijkteams: ‘De sterkste schakels’
JGZ voor aanstaande ouders
De PreSPARK is een gespreksprotocol voor het prenataal huisbezoek door de jeugdverpleegkundige. Het is een hulpmiddel om vragen en problemen van ouders in kaart te brengen. Als JGZ-professional kom je met ouders tot gezamenlijke besluiten over vervolgacties.
Zo benut je de uitkomsten van dit project
Met de PreSPARK stel je op gestructureerde wijze 13 onderwerpen kort aan de orde. Bespreek met de aanstaande ouders hoe ze de zwangerschap beleven, kijk samen met hen vooruit op het opvoeden en opgroeien en neem de woon- en leefsituatie van het gezin onder de loep. Als het nodig is, kun je al tijdens de zwangerschap hulp in gang zetten. Zo ondersteun je aanstaande ouders optimaal in hun nieuwe rol als opvoeders. En zij maken meteen kennis met jou als de professional die na de bevalling de preventieve zorg verleent. Bekijk het filmpje en ga naar de SPARK-website voor meer informatie over SPARK en het onderzoek naar de effectiviteit van PreSPARK.
Aanpak
In dit project hebben teams van 3 JGZ-organisaties de kwaliteit van de PreSPARK onderzocht. Hoe vaak en voor welke zorgvragen is het protocol ingezet? Hoe goed zijn de meeteigenschappen van de PreSPARK? Zijn er aanknopingspunten te vinden om de PreSPARK verder te verbeteren en te implementeren?
Resultaten
Dit gespreksprotocol – gebaseerd op de gevalideerde SPARK-methodiek – zorgt voor afstemming van zorg met de behoeften van aanstaande ouders. Met PreSPARK kan de JGZ haar contact rond de zwangerschap verder vormgeven. Het instrument blijkt zinvol, efficiënt en levert valide uitkomsten op. Het draagt bij aan effectieve vroege preventie als er sprake is van risico’s op opgroei- en opvoedproblemen. Ondanks het feit dat verloskundig zorgverleners een PreSPARK-huisbezoek goed vinden aansluiten op hun praktijk en het bijdraagt aan een betere samenwerking met de JGZ, blijven verwijzingen vanuit de verloskundige zorg moeizaam verlopen. Dit is een aandachtspunt voor de verdere implementatie.
Uitvoerende
GGD Zeeland
ZonMw-project: 736200002, Effecten en validiteit van de PreSPARK als inrichting van het prenataal contactmoment
Opvoedingsondersteuning
Met de GIZ-methodiek (‘gezamenlijk inschatten van zorgbehoeften’) brengt de JGZ-professional samen met ouders in kaart hoe het gaat met kind en gezin en wat zij nodig hebben. Zijn ouders en professional het na een GIZ-consult eens over zorgbehoeften en vervolgadviezen? Zijn ouders tevreden en volgen ze de adviezen ook beter op?
Zo benut je de uitkomsten van dit project
Het project heeft naast kennis rond de oudertevredenheid over het gebruik van de GIZ-methodiek ook verschillende concrete resultaten opgeleverd. Zo is de methodiek opgenomen in de Databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut. De erkenningscommissie noemt GIZ ‘theoretisch goed onderbouwd’ en wijst op de grote meerwaarde van de methodiek om in de JGZ tot gezamenlijke besluitvorming te komen. Download de factsheet van TNO en vind meer informatie over de digitale GIZ. Over onderzoek naar de methodiek kun je terecht op de site van het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid. Alle overige relevante informatie is te vinden op de GIZ-pagina op de NCJ-site.
Aanpak
Ouders en JGZ-professional vulden na een GIZ-gesprek een vragenlijst in over de besproken zorgbehoeften en vervolgadviezen. Ouders meldden hoe ze het gesprek hadden ervaren en of ze gemotiveerd waren het advies op te volgen. Na vier maanden volgde nog een vragenlijst om na te gaan of de zorgen verminderd waren.
Resultaten
De eerste resultaten laten zien dat bij kinderen uit de GIZ-groep (0-12 jaar) de zorgen van ouders vaker besproken waren. Ook was er 2 keer zo vaak overeenstemming tussen ouder en JGZ over het gegeven advies (55% tegenover 25%). In de GIZ-regio zeiden ouders dat er tijdens het gesprek vaker over de ontwikkeling van het kind en de opvoeding gesproken was. Hun tevredenheid over wat er met de JGZ-professional besproken is, is significant hoger in de GIZ-groep. Toch waren ouders met een GIZ-advies niet meer gemotiveerd dan de andere groep om het advies te volgen. Nadere analyses moeten uitwijzen of ouders de adviezen ook daadwerkelijk hebben opgevolgd en of hun zorgen daardoor verminderd zijn.
Uitvoerende
GGD Hollands Midden
ZonMw-project: 736200001, Gezamenlijk Inschatten van Zorgbehoeften. Effecten op motivatie, gedrag en zorgbehoeften
Een jeugdige met ondergewicht kan ondervoed zijn, maar soms is er sprake van aanleg. Omdat ondervoeding ernstige gevolgen kan hebben voor gezondheid, groei en ontwikkeling – van verlies van spiermassa tot een verhoogde vatbaarheid – is tijdige signalering van problematisch ondergewicht cruciaal.
Zo benut je de uitkomsten van dit project
De JGZ-richtlijn Ondergewicht ondersteunt je in het preventief adviseren van opvoeders over uitgebalanceerde voeding conform de Schijf van Vijf. En helpt je bij het signaleren en doorverwijzen bij ondervoeding, bijvoorbeeld naar een (kinder)diëtist, een pedagoog of gedragstherapeut. Bij de richtlijn horen een werkkaart en een e-learning-module Motiverende gespreksvoering in de JGZ Academie. Plus een overzicht van de werkwijze bij signalering en verwijzing, en een PowerPoint voor scholingsdoeleinden. Download de richtlijn en de bijbehorende producten op de richtlijnenwebsite van het NCJ (inclusief een animatie). Of raadplek deze via de JGZ-richtlijnenapp. De richtlijn bevat onder meer tips voor motiverende gespreksvoering en ouderinformatie over ondergewicht.
Aanpak
De JGZ-richtlijn Ondergewicht is mede gebaseerd op een knelpuntenanalyse met diverse JGZ-professionals. De richtlijn is afgestemd met de richtlijn Ondervoeding van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK), inclusief aanwijzingen voor doorverwijzing door de JGZ.
Resultaten
De richtlijn Ondergewicht beschrijft het normale gewichtsverloop en de begrippen ‘ondergewicht’ en ‘ondervoeding’, en geeft aanbevelingen voor het signaleren daarvan. Signalen zijn bijvoorbeeld een ingevallen gezicht, apathie of passiviteit en een droge, schilferige huid. Ondergewicht bij ouders, broers en zussen is een risicofactor.
Uitvoerende
TNO
ZonMw-project: 732000307, JGZ-Richtlijn Ondergewicht
Kinderen met een gezonde ouder-kindrelatie zijn beter af, dus is het signaleren van eventuele problemen belangrijk. Advies over het versterken van de band met je kind werkt preventief. De ouder-kindrelatie is voor ouders én professionals echter een gevoelig thema. Hoe ga je daar mee om in de advisering? De JGZ-richtlijn Ouder-kind relatie biedt praktisch handvatten.
Zo benut je de uitkomsten van dit project
De JGZ-richtlijn Ouder-kind relatie bevat praktische handvatten voor de JGZ-professional om (aanstaande) ouders te helpen een gezonde relatie met hun kind op te bouwen of te behouden. In de richtlijn komen signaleringsinstrumenten, gespreksmodellen en materialen aan bod waarmee verstoringen in de ouder-kindrelatie gesignaleerd en bespreekbaar gemaakt kunnen worden. Tevens is een PowerPoint voor scholingsdoeleinden ontwikkeld. Download de richtlijn en de bijbehorende producten op de richtlijnenwebsite van het NCJ. Of raadpleeg ze via de JGZ-richtlijnenapp.
Aanpak
De JGZ-richtlijn Ouder-Kind-relatie is ontwikkeld met JGZ-professionals, ouders, huisartsen, kinderartsen, psychologen en pedagogen. De richtlijn sluit aan bij de jeugdhulp-richtlijn Problematische gehechtheid voor jeugdhulp en jeugdbescherming.
Resultaten
De richtlijn beschrijft wat de kenmerken zijn van een gezonde, veilige ouder-kindrelatie in de verschillende leeftijdsfasen, en wat risico- en beschermende factoren zijn. Wat kan de JGZ-professional doen als het gaat om adviezen en begeleiding bij een verstoorde relatie? Wat zijn (effectieve) interventies om de ouder-kindrelatie te verstevigen? En hoe vindt afstemming met andere professionals plaats? In de richtlijn komen ook veel praktische handvatten, zoals handreikingen voor gesprekstechnieken om (aanstaande) ouders te helpen een gezonde relatie met hun kind op te bouwen of te behouden.
Uitvoerende
TNO
ZonMw-project: 732000311, Richtlijn Ouder-Kind-relatie met aandacht voor hechting
In Nederland zijn jaarlijks naar schatting 119.000 jeugdigen het slachtoffer van kindermishandeling en verwaarlozing. Tijdig signaleren is cruciaal, om indien nodig te kunnen handelen. De bestaande richtlijn Secundaire Preventie Kindermishandeling uit 2015 had lacunes en was op onderdelen verouderd.
Zo benut je de uitkomsten van dit project
De herziene JGZ-richtlijn Kindermishandeling beschrijft een werkwijze voor je handelen als JGZ-professional bij signalen en risicofactoren voor kindermishandeling. De werkwijze volgt de Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Download de richtlijn en de bijbehorende producten op de richtlijnenwebsite van het NCJ. Of raadpleeg deze via de JGZ-richtlijnenapp. Bij de richtlijn hoort een factsheet, een e-learningmodule in de JGZ Academie, een overzicht van de werkwijze bij signalering en een PowerPoint voor scholingsdoeleinden. De richtlijn bevat hulpmiddelen als het Actieplan kindermishandeling van de JGZ (inclusief toolkit), factsheets over huiselijk geweld van de overheid, en opvoedinformatie op Opvoeden.nl en Thuisarts.nl.
Aanpak
De onderzoekers zijn gestart met een inventarisatie welke knelpunten JGZ-professionals ervaren in hun werk. Een klankbordgroep met inhoudelijke experts (zoals huisartsen, kinderartsen, verloskundigen en politie) heeft meegedacht over de herziening van de richtlijn. Ook namen ervaringsdeskundigen deel.
Resultaten
De richtlijn hanteert de definitie van kindermishandeling uit de Jeugdwet van 2015. De richtlijn biedt kennis over de belangrijkste risico- en beschermende factoren voor kindermishandeling en bevat informatie over specifieke thema’s die kunnen samenhangen met het probleem. Denk aan kindermishandeling rond de geboorte, psychische en psychiatrische problematiek bij ouders, verwaarlozing, kindermishandeling gepleegd door derden en vrouwelijke genitale verminking (VGV).
Uitvoerende
TNO
ZonMw-project: 732000402, JGZ-Richtlijn Kindermishandeling (herziening)
Sinds 2014 bieden 3 JGZ-organisaties CenteringParenting (CPa) aan ouders van pasgeboren kinderen aan. Bij CPa vervangen groepsbijeenkomsten de 1-op-1-contactmomenten bij de JGZ bij kinderen tot ongeveer 14 maanden. Hoe kan CPa een duurzame plek krijgen binnen het sociaal domein? En helpt het bij het versterken van eigen kracht?
Zo benut je de uitkomsten van dit project
In vergelijking met individuele zorg kun je met CPa meer ruimte en tijd bieden om naast de fysieke gezondheid van het kind ook het psychosociaal welbevinden van kind en gezin te bespreken. JGZ-professionals en organisaties die CPa uitvoeren zijn enthousiast over deze werkwijze. Je biedt ouders een duidelijk voordeel: zij kunnen hun ervaringen delen, krijgen voldoende informatie over gezond en veilig opgroeien en leren meer mensen kennen. De resultaten zijn overzichtelijk samengevat een CenteringParenting Special die in september 2019 is verspreid onder gemeenten, JGZ-organisaties en verloskundige praktijken. Wijs (aanstaande) ouders ook op de CenteringParenting-website.
Aanpak
In het project zijn de resultaten en de cliënttevredenheid bij ouders die CPa hebben gevolgd vergeleken met ouders die individuele JGZ-ondersteuning hebben ontvangen. De analyse is ondersteund met observaties, vragenlijsten onder ouders, professionals, managers en beleidsmakers en focusgroepen met professionals.
Resultaten
Ouders en professionals zien de meerwaarde van de CPa-aanpak ten opzichte van 1-op-1-contactmomenten. Ouders zijn na CPa positiever over JGZ-professionals en over het nut van het consultatiebureau dan ouders die individuele zorg ontvingen. Volgens ouders was er geen verschil in eigen kracht tussen CPa en individuele zorg, maar volgens professionals wel. CPa blijkt kwetsbare ouders te bereiken, zoals ouders met een niet-Nederlandse achtergrond en alleenstaanden. De vraag blijft wel of de meerwaarde die ouders en professionals benoemen ook gezondheidswinst oplevert.
Uitvoerende
TNO
ZonMw-project: 736200012, Evaluatie van de organisatie en uitvoering van CenteringParenting in de JGZ
Hoe weet ik welk signaleringsinstrument ik het beste kan inzetten bij een vermoeden van psychosociale problemen en hechtingsproblematiek? Vier gevalideerde signaleringsinstrumenten (SDQ, RCADS-22, LSVG, ARI-CP 2-5) worden momenteel nog niet goed gebruikt binnen de JGZ en het sociaal domein. Professionals geven aan dat het onduidelijk is wanneer een signaleringsinstrument het beste ingezet kan worden. Een beslishulp waarbij aangesloten wordt bij de gespreksmethodieken GIZ en SPARK moet het gebruik van het juiste instrument op het juiste moment inzichtelijk maken. De beslishulp geeft antwoord op de vragen: wanneer zet je het instrument in? Hoe kan de uitkomst geïnterpreteerd worden? En wat zijn de vervolgstappen? Het project wordt medio 2021 afgerond. Meer weten? Lees hier verder.
Uitvoerende
TNO Child Health, GGD Amsterdam, GGD Hollands Midden, GGD Zeeland en de Universiteit van Amsterdam
ZonMw-project 73640003, Ontwikkeling van een beslishulp voor het inzetten van signaleringsinstrumenten in de JGZ en het sociale domein. Bevorderen van de implementatie van valide signaleringslijsten door aansluiting op de brede gespreksmethodieken GIZ en SPARK
Hoe maak je aanstaande kwetsbare ouders duidelijk dat steun of hulp vanuit de JGZ of kraamzorg in de zwangerschapsperiode normaal is? Dat zij niet alleen bereikbaar zijn voor medische vragen, maar ook ondersteuning kunnen bieden bij onder andere psychosociale problematiek, schulden, trauma’s en slechte huisvesting. Samen met (kwetsbare) ouders, kraamzorg en JGZ wordt er een campagne ontwikkeld om aanstaande kwetsbare ouders bewust te maken van de beschikbare hulp. Tevens worden de zorgprofessionals vanuit de verloskunde en kraamzorg bekend gemaakt met 4 ontwikkelde interventies en instrumenten zoals de Validatie van de ALPHA-NL: Signalering ongunstige opgroei-omstandigheden tijdens de zwangerschap, de PreSPARK, VoorZorg en blauwdruk prenatale registratie in de JGZ. Meer weten? Lees hier verder.
Uitvoerende
TNO, GGD Zeeland, NCJ, Academische Werkplaats Jeugd & Gezondheid
ZonMw-project 736400005, Vimp Prenataal Campagne