Verleden als inspiratie voor de toekomst
Wie iets wil zeggen over 40 jaar verplegingswetenschap in Nederland, moet ook iets zeggen over de boeiende ontstaansgeschiedenis die eraan vooraf ging. In Nederland werden verpleegkundigen tot 1972 uitsluitend ’in service’ opgeleid, dus door zorginstellingen zelf. Wie in de jaren 50 en 60 de opleiding deed, kreeg de fijne kneepjes van het vak geleerd en kon al snel de praktijk in. En ook snel weer uit, want in deze tijd werkten vrouwen meestal slechts tot ze trouwden – vaak was dat al vóór hun 25e. ‘Verpleegkundige kennis was vooral gestoeld op ervaring en traditie en nauwelijks op een theoretische basis. Daarvoor was, met enkele uitzonderingen daargelaten, dan ook weinig aandacht voor tijdens de opleiding’ weet Hugo Schalkwijk. ‘Als verpleegkundige was je, volgens de wet, “slechts” de verlengde arm van de dokter.’
Verplegingswetenschappers van nu kunnen heel veel inspiratie halen uit het werk van hun voorgangers.
Steeds minder houdbaar
Deze situatie werd steeds minder houdbaar, om allerlei redenen. De medische wetenschap werd steeds beter, mensen werden ouder én welvarender en kregen steeds breder toegang tot zorg. Het aantal mensen met een chronische ziekte steeg en de zorg werd steeds complexer. Tegelijkertijd waren vrouwen steeds hoger opgeleid en werd steeds minder gekozen voor de verpleegkunde. Zo ontstond een tekort aan voldoende en goed opgeleide verpleegkundigen.
Geïnspireerd door voorbeelden uit het buitenland, zoals Amerika en Engeland – waar verpleegkunde al veel langer aan een universiteit werd gedoceerd – ontstond in de jaren 70 een stevige lobby voor een wetenschappelijke opleiding verpleegkunde naast de nieuwe hbo-v en mbo-v (1972). Ook de beleidsbepalers in ziekenhuizen (die alsmaar groter en complexer worden) hadden behoefte aan wetenschappelijk opgeleide verpleegkundigen die bijvoorbeeld aan de slag konden als eerstegraads docenten, onderzoekers en managers.
Deze lobby had echter weinig succes. De toenmalige staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschap zag geen noodzaak voor een wetenschappelijke opleiding Verpleegkunde: ‘Jullie hebben al de hbo-v en dat is wel genoeg.’
Donderslag bij heldere hemel
Maar dan, als een donderslag bij heldere hemel, geeft minister Pais van Onderwijs in 1979 groen licht voor een studie Verplegingswetenschap als onderdeel van Gezondheidskunde (tegenwoordig Gezondheidswetenschappen). De gloednieuwe studie moet gegeven worden aan een gloednieuwe universiteit: de Rijksuniversiteit Limburg (tegenwoordig Universiteit Maastricht). Binnen een jaar moet het programma samengesteld worden. Op dat programma komt veel kritiek, want het heeft onderzoek losgekoppeld van de praktijk. Kitty Verbeek (1919-2007), een internationaal erkend verpleegkundig leider, zegt in die dagen: ’We hebben geen behoefte aan nóg meer mensen die ons komen vertellen hoe we de dingen moeten regelen, maar aan wetenschappelijk opgeleide verpleegkundigen aan het bed, in de praktijk.’
Hugo Schalkwijk: ‘Er werd breed waarde gehecht aan praktijkervaring, maar er was ook behoefte om die praktijk te onderbouwen met wetenschap. Maar het is heel lastig om tijdens een universitaire opleiding zowel goed te leren onderzoeken als stage te lopen in de praktijk. Hoe breng je die 2 samen? Dit dilemma is nog steeds relevant.’
Utrecht
Wat de populariteit van verplegingswetenschap enorm heeft geholpen, was het feit dat Universiteit Maastricht in samenwerking met Universiteit Utrecht eind jaren 80 een deeltijdopleiding Verplegingswetenschappen startte. ‘Vanaf dat moment groeide het aantal studenten in korte tijd’, vertelt Hugo Schalkwijk. ‘Niet alleen omdat Utrecht centraal ligt, maar ook omdat je nu als verpleegkundige een afstudeerrichting kon volgen naast je werk. De twee universiteiten werkten daarna zo’n 10 jaar samen met Groningen in het zogenoemde “MUG-verband”.’
Zoektocht naar hoogleraar
Ook de zoektocht naar een eerste hoogleraar Verpleegkunde noemt Hugo Schalkwijk als een hoogtepunt in 40 jaar geschiedenis. Er was een universitaire studie, er moest dus ook een leerstoel komen, maar er was nog geen gepromoveerde verpleegkundige in Nederland. Tot 1984, toen promoveerde Anneke van den Bergh-Braam (1927-2014). ‘Verplegingswetenschappers moesten zich nog enorm bewijzen tegenover dokters en andere academici, maar ook tegenover verpleegkundigen; ze moesten laten zien dat hun wetenschap nuttig was. Vandaar dat heel bewust werd gekozen voor een Nederlandse verpleegkundige die het milieu goed verstond en zich erin kon mengen.’
Toch blijft het aantal verpleegkundige hoogleraren jarenlang zeer beperkt. ‘Het duurde een tijdje voor het idee indaalde dat verpleegkundige kennis zó belangrijk is dat je ook hoogleraren nodig hebt.’ Volgens Hugo Schalkwijk heeft dat te maken met de beeldvorming van verpleegkundigen in de maatschappij: ‘Tot de dag van vandaag houden de media een clichébeeld in stand, bijvoorbeeld via ziekenhuisseries. Daarin staat de verpleegkundige op de achtergrond de vloer te boenen. Dat is geen verpleegkundig werk, maar het beeld is hardnekkig.’ Het goede nieuws is echter dat sinds 2015 het aantal verpleegkundige hoogleraren enorm is gestegen; op dit moment zijn het er 18.
Steeds meer investeren
Hugo Schalkwijk concludeert dat verpleegkundige kennis historisch gezien ‘ontzettend onderbenut’ is geweest, maar dat de omslag een feit is. ‘Verpleegkundige kennis is heel lang als iets vanzelfsprekends behandeld, als iets wat de ene verpleegkundige doorgeeft aan de andere: “We doen het zo omdat we het altijd zo hebben gedaan.” Tegenwoordig wordt verpleegkundige kennis steeds meer gezien als iets waar we stevig in moeten investeren. En dat blijft zo, want er komen steeds meer mensen, al dan niet met een chronische ziekte, die zorg nodig hebben. Bovendien verplaatst steeds meer zorg zich naar de wijken, waar de wijkverpleegkundige als eerste nieuwe patiënten signaleert. Dit alles verklaart waarom het aantal gepromoveerde verpleegkundigen, lectoren en practoren de laatste jaren blijft stijgen. Er is steeds meer behoefte aan de kennis van verpleegkundigen. Wie gaat anders het gesprek aan over kwaliteit van leven? Dat kunnen verpleegkundigen bij uitstek.’
Onderzoek én klinisch werk
Een andere ontwikkeling die Hugo Schalkwijk de laatste jaren ziet, is dat verpleegkundigen steeds vaker onderzoek combineren met klinisch werk. ‘Daar werd zoals gezegd al fel over gediscussieerd in de jaren 70 en 80. Anno 2024 is de wetenschappelijk opgeleide verpleegkundige aan het bed een feit. Verplegingswetenschappers werken als onderzoeker én als verpleegkundige. Dat zie ik bijvoorbeeld in het Isala, het Radboud, het OLVG en het Amsterdam UMC. Voorheen hadden verplegingswetenschappers moeite met zo’n carrièrepad; als ze iets met hun studie wilden doen, moesten ze uit de directe patiëntenzorg. Nu herkent men steeds meer dat er behoefte is aan wetenschappelijke kennis dicht op de praktijk.’
Toekomst
Hoe ziet Hugo Schalkwijk zelf die toekomst van verplegingswetenschappers? ‘Mijn wens is dat onderzoek en verpleegkundig werk nóg vaker in elkaars verlengde worden gezien. Te vaak wordt gedacht – ook door verpleegkundigen zelf – dat je alleen verpleegkundig werk doet als je aan het bed van de patiënt of bij de cliënt thuis klinisch werk staat te doen. Maar je werkt ook verpleegkundig als je onderzoek doet, beleid maakt of verpleegkundig manager bent. Ook dan heb je alle recht van spreken als verpleegkundige. Je kunt overal je stempel drukken binnen organisaties: in beleid, management, politiek, enzovoort. Het zou dus goed zijn als de definitie van verpleegkundig werk breder wordt getrokken. En dat zo ook de positie van de verpleegkundig onderzoeker steeds sterker wordt.
Dit is Hugo Schalkwijk
Wie het over de geschiedenis van de verpleging en verzorging heeft, kan niet om hem heen. Hugo Schalkwijk kan er zeer bevlogen over vertellen. Hij is er dan ook elke dag mee bezig: 3 dagen per week is hij conservator bij de V&VN en 2 dagen per week doet hij promotieonderzoek naar de geschiedenis van de verplegingswetenschap.
Als conservator is Hugo Schalkwijk onder meer verantwoordelijk voor het Museum Verpleging en Verzorging beter bekend als het Historisch College FNI (Florence Nightingale Instituut), sinds 2020 onderdeel van V&VN. ‘We hebben een grote collectie foto's en objecten. Met behulp daarvan én de archieven van organisaties binnen de verpleegkunde probeer ik mooie verhalen te maken voor verpleegkundigen en verzorgenden, maar ook voor een breder publiek.’
In zijn promotieonderzoek bekijkt Hugo hoe de rol van verpleegkundigen en het vak verpleegkunde zich de afgelopen 50 jaar hebben ontwikkeld – en daar horen de verplegingswetenschappen ook bij.
Meer informatie
Colofon
Tekst: Stan Verhaag
Eindredactie: ZonMw
ZonMw en verpleging en verzorging
Verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en verzorgenden zijn dé onmisbare schakel in preventie, zorg en ondersteuning. Daarom investeren wij in kennis en samenwerking door en voor deze beroepsgroep, gericht op de verdere versterking van hun professionaliteit. Daarmee werken we aan de kwaliteit van zorg én de aantrekkelijkheid van het beroep. Kijk voor meer informatie op www.zonmw.nl/vv.