Met een pollen-buienradar kan de kwaliteit van leven van hooikoortspatiënten verbeteren

Als gevolg van klimaatverandering kunnen hooikoortspatiënten meer klachten ervaren en zal het aantal patiënten toenemen. Onderzoeker Letty de Weger en haar projectpartners ontwikkelen handvatten die hooikoortspatiënten kunnen gebruiken om hun klachten te verminderen, of hen beter in staat te stellen ermee om te gaan. Zo is er nu een pollen-buienradar: pollenwolken die laten zien waar en wanneer er veel pollenkorrels zijn.

In de periode eind mei-begin juli was het heel duidelijk: de graspollenconcentraties waren hoog, over een relatief lange periode. De oorzaak hiervan ligt in de natte en warme periode in de eerste maanden van dit jaar, gevolgd door een juist droge periode (zie kader). In diezelfde tijd verstrekten apotheken relatief veel hooikoortsmedicijnen.

’Hieruit blijkt dat veel mensen veel klachten hebben gehad’, zegt bioloog en onderzoeker Letty de Weger van het LUMC. ‘Als gevolg van klimaatverandering zien we dat het graspollenseizoen langer gaat duren. Hooikoortspatiënten gaan zulke veranderingen echt merken.’

Hoge pollenproductie in 2023

De teller van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) stond begin juli al op ruim 5100 graspollenkorrels die in 2023 geteld zijn. Sinds het jaar 2000 werd op jaarbasis niet meer zoveel graspollen aangetroffen. Bij het 2e telstation van Nederland, het Elkerliek Ziekenhuis, waren dit ruim 3400 graspollenkorrels, ook een zeer hoge score. Opvallend aan dit jaar was dat de graspollenconcentratie lang hoog bleef. Normaal is het aantal dagen met een graspollenconcentratie boven de 80 pollenkorrels tussen de 2 en 15 dagen. Dit jaar kwam de pollenconcentratie 21 dagen boven de 80 bij het LUMC en 17 dagen bij het Elkerliek ziekenhuis. Beide het hoogste aantal ooit.

Zo’n 25 tot 30 procent van de Nederlanders heeft hooikoorts

Met subsidie uit het ZonMw-programma Klimaat en gezondheid doet De Weger samen met haar projectpartners onderzoek naar de invloed van klimaatverandering op de productie van pollen uit bomen en grassen. Zo’n 25 tot 30 procent van de Nederlanders heeft last van hooikoorts, een allergische reactie op deze pollen. Onderzoekers van het LUMC, WUR, RIVM, Terra Nostra, Universiteit Twente, Elkerliek Helmond, GGD Rijnmond en de Service Apotheek participeren in deze studie. Het LUMC bezit 1 van de 2 Nederlandse telstations voor pollen, de andere staat bij het Elkerliek ziekenhuis in Helmond.

Hoe is het onderzoek opgezet?

De Weger somt 4 pijlers op waar het onderzoek zich op richt:

  • meer inzicht in de informatie waar hooikoortspatiënten behoefte aan hebben;
  • een inventarisatie van de (zwaarte van) klachten die mensen met hooikoorts ervaren; wat is de ziektelast?
  • de ontwikkeling van een ruimtelijk model dat betrouwbare pollenverwachtingen oplevert
  • de ontwikkeling van een bomenkompas dat inzicht geeft in de allergeniciteit van verschillende soorten bomen.
Afbeelding
Jongens zijn iets meer allergisch dan meisjes. Op latere leeftijd kampen vrouwen juist vaker met allergische klachten.
Letty de Weger
Senior onderzoeker bij de afdeling Longziekten en Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde van het LUMC

Doorgaan en niet zeuren

Voor de 1e pijler organiseerden de onderzoekers 4 focusgroepen. Een opvallende uitkomst hiervan is dat patiënten hun klachten vaak relativeren. De Weger: ‘Hooikoortspatiënten zien zichzelf niet graag als patiënt. Ze hebben algauw de houding ‘’doorgaan en niet zeuren’’, het lijkt bijna op een ontkenning. Hoe sterk de klachten ook zijn, ze willen hun leven er niet door laten bepalen.’

In werkelijkheid hebben veel patiënten juist ernstige klachten, variërend van jeukende ogen en niezen tot prikkende ogen, dagenlang een verstopte neus, benauwdheid en (zware) vermoeidheid. Het heersende beeld van hooikoorts, namelijk ‘een beetje snotteren en tranen’, klopt volgens De Weger meestal niet.

Patiënten: ‘we zijn toch niet goed te helpen’

Sommige patiënten kiezen ervoor geen geneesmiddelen te gebruiken. Ze willen niet dagelijks een pil, spray of inhalator hoeven pakken, of ze ervaren onvoldoende effect van hun medicatie. Volgens De Weger ontstaat soms het gevoel ‘’we zijn toch niet goed te helpen’’. ‘Dat is natuurlijk heel jammer. Dit vraagt van ons dat onze pollenverwachtingen goed moeten kloppen, omdat er anders scepsis over de informatie kan ontstaan. Wij hebben hiervan geleerd dat we niet te hoge verwachtingen van informatie moeten wekken.’

‘Tegelijkertijd moet onze informatie goed zijn én op de meest effectieve manier verstrekt worden. Sommige medicijnen moet je bijvoorbeeld elke dag gebruiken, anders werken ze niet optimaal. Hier is nog veel winst te behalen.’

Analyses van medische data in een pilotregio

Voor de 2e pijler verzamelden de onderzoekers medische data in pilotregio Leiden/Den Haag. Het gaat om data van huisartsen, apotheken, drogisterijen en symptoomscores van mensen die de Allergieradar-app gebruiken. De Weger: ‘Deze analyses zijn nog niet afgerond. We hopen de verzamelde data op een ruimtelijke schaal te kunnen relateren aan factoren die invloed op de allergische klachten hebben, zoals pollenconcentraties, luchtverontreiniging en het weer. Als je kijkt over heel Nederland zie je verschillende patronen in de tijd waarin mensen hooikoortsmedicatie kopen. Dit kan door de timing van de pollenkorrels per regio komen, en/of door de hoeveelheid pollen. Of zijn er andere factoren in het spel?’

Pollentellingen: met de hand of automatiseren?

Afbeelding
Twee pollenvallen op het dak van het LUMC
Deze pollenvallen staan op het dak van het LUMC.

Op het dak van het LUMC en het Elkerliek ziekenhuis staat een soort zuiger die voortdurend de pollen uit de lucht haalt. De pollen blijven kleven aan een strip. Medewerkers van deze ziekenhuizen maken van deze ‘vangst’ microscopische preparaten en tellen vervolgens wat ze onder hun microscoop zien. Om welke pollen gaat het, en hoeveel?

Volgens De Weger zijn zulke tellingen niet meer van deze tijd, zeker niet als je het vergelijkt met andere luchtmetingen. In het buitenland wordt al gebruik gemaakt van volautomatische tellingen. De Weger: ‘Wij willen dit ook, maar daar is wel meer onderzoek voor nodig. Sowieso moeten we ook dat oude handwerk blijven doen. De handmatige tellingen zijn namelijk in de afgelopen 40 tot 50 jaar in heel Europa gedaan, waardoor een waardevolle datareeks is ontstaan. Zeker nu het klimaat verandert, is het belangrijk dat we verschillende jaren goed met elkaar kunnen vergelijken.’

Jongens hebben meer hooikoortsklachten dan meisjes

Bij beide deelstudies is nog geen rekening gehouden met sekse- en genderspecifieke verschillen tussen mensen. In een vervolgstudie moet dit wel gebeuren, vindt De Weger. ‘Uit literatuuronderzoek weten we dat deze factoren belangrijk zijn. Jongens zijn iets meer allergisch dan meisjes, tot en met de adolescentie fase. Op latere leeftijd kampen vrouwen juist vaker met allergische klachten, bijvoorbeeld bij astma. Het beeld is echter niet eenduidig en soms spreken studies elkaar ook tegen. En hoe groot is hier de invloed van gender? Zijn er verschillen tussen bijvoorbeeld mannen en vrouwen in hoe ze hun klachten ervaren? In hoe ze informatie willen ontvangen? Hier is meer onderzoek voor nodig.’

In Nederland zijn berken de boosdoeners, in Spanje olijfbomen

Zeker bij allergieën zijn ook andere diversiteitsfactoren relevant, bijvoorbeeld land van herkomst. Hooikoorts ontstaat als gevolg van pollenkorrels die zich in je naaste omgeving verspreiden: in Nederland zijn vooral gras- en berkenpollenkorrels de ‘boosdoeners’, in Zuid-Spanje is dit bijvoorbeeld het olijfpollen. Hebben migranten minder last van hooikoorts dan mensen die hier geboren zijn? Of zijn sommige migranten allergisch voor pollen van de es, een boom die verwant is aan de olijf? De Weger en haar onderzoekpartners willen het graag bestuderen: ‘Zijn de pollenkorrels in een ander land anders, of zijn mensen anders gevoelig voor pollen?’

De pollenverwachtingen kloppen behoorlijk goed

Dit brengt ons meteen op de 3e en 4e pijler van het onderzoek: de ontwikkeling van een bomenkompas en een ruimtelijk model dat voorspelt of er (veel) pollenkorrels in de lucht zijn. ‘Dit laatste is een soort buienradar, maar dan voor pollen’, legt De Weger uit. ‘Voor de regio Leiden/Den Haag hebben we een pilot gemaakt voor het berkenpollenseizoen. Deze klopte behoorlijk goed: we hadden alle pieken goed te pakken, maar 1 keer zaten we er toch naast. Die afwijking komt dan door biologische factoren. Hoe ver is het pollen in hun katjes, zullen ze daadwerkelijk vrij komen, of hebben ze langer nodig om rijp te worden? Helemaal zeker weet je dit nooit.’

Zet allergene bomen niet teveel bij elkaar

Tot slot het bomenkompas, die al klaar is voor gebruik (zie kader). Op een lijst met alle bomen is de allergeniciteit per boomsoort in kaart gebracht: de berk is bijvoorbeeld zeer sterk allergeen, de hazelaar en els ieder sterk, de beuk matig en de populier zwak of niet. Stadplanners, landschapsarchitecten, hoveniers, kwekers en ook burgers kunnen deze gebruiken bij het (her)inrichten van een gebied of tuin. ‘Klimaatverandering vraagt om de aanplant van meer groen. Met dit kompas kan je er op letten dat je niet teveel allergene bomen bij elkaar zet. Bij plaatsen waar veel mensen komen, zoals een sportclub of school, is het verstandig om voor niet-allergene bomen te kiezen. Het kompas vertelt ons dus niet dat je geen bomen meer mag planten, wél dat er variatie nodig is.’

Straten met alleen maar berken? Niet meer doen!

De onderzoeksgroep lanceerde in maart een bomenkompas dat aangeeft welke bomen niet goed zijn voor mensen met hooikoorts. Hele straten vol zetten met berken, elzen of essen? Niet doen! Zorg altijd voor diversiteit.

Het kompas geeft ook aan wanneer een boom, waarvan de allergene eigenschappen in Nederland nog niet hoog zijn, in andere landen wel allergene eigenschappen heeft. Het kan zijn dat er in die gebieden meer pollen geproduceerd wordt, maar het kan ook zijn dat mensen er daar gevoeliger voor zijn. Klimaatverandering kan ertoe leiden dat deze bomen harder groeien en/of meer pollen produceren. Van die bomen is het bijvoorbeeld verstandig niet een heel bos aan te leggen.

En hoe nu verder, als het onderzoek is afgerond?

Daarvoor ligt een verlanglijst klaar. Bovenaan staat het verder verbeteren van de ruimtelijke modellen met pollenverwachtingen, zodat deze ‘pollenradar’ voor heel Nederland beschikbaar komt. Ook willen de onderzoekers een product ontwikkelen om hooikoortspatiënten nog beter te informeren, bijvoorbeeld via een website of app. De Weger: ‘Door de focusgroepen weten we nu beter wat patiënten willen. Het mooiste zou zijn als we zo’n app of website zelf weer kunnen gebruiken om informatie over klachten te verzamelen. Dan ontstaat er een soort loop: wij geven informatie, vervolgens krijgen we informatie, enzovoorts. Hiermee kunnen we echt de levenskwaliteit van patiënten verbeteren.’

Wie is Letty de Weger?

Afbeelding

Letty de Weger is senior onderzoeker bij de afdeling Longziekten en Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde van het LUMC. Zij heeft biologie gestudeerd aan de Universiteit Utrecht en is gepromoveerd op het gebied van de moleculaire microbiologie bij de Universiteit Leiden. Zij is sinds 2001 werkzaam bij de Pollen Informatie Dienst van afdeling Longziekten van het LUMC en verzorgt daar de dagelijkse pollentellingen. Haar onderzoek richt zich onder andere op de ontwikkeling van symptomen in pollen-allergische personen, trends in pollen aantallen en pollenseizoenen onder invloed van het veranderende klimaat en de ontwikkeling van een hooikoortsverwachting. Zij is betrokken bij onderwijs aan studenten van het Leiden University College The Hague.

Colofon

Beeld: Arnold van Vliet
Tekst: Gonny ten Haaft