‘Wij moeten bedenken hoe we zorginnovaties naar de markt brengen’

Interview met Jaap Trappenburg over de onderzoekslijn Tailored Self-managemenT & E-health (TASTE)
Met één been diep in de wetenschap en het andere in de ict en businessmodellen. Zó wil Jaap Trappenburg laten profiteren van wetenschappelijk onderzoek naar hoe je kunt leren omgaan met een chronische aandoening. ‘Ik streef naar zoveel mogelijk gezondheidswinst bij COPD-patiënten.’

Bevorderen van zelfmanagement

Gezondheidsonderzoeker Jaap Trappenburg windt er geen doekjes om. ‘Bevorderen van zelfmanagement van patiënten is een moeilijk proces en professionals zijn er nog niet altijd goed in geschoold.’ Jaren van onderzoek naar het bevorderen van zelfmanagement hebben volgens hem aangetoond dat inspanningen op dit gebied nog te weinig resultaten hebben.

Afbeelding
Screenshot animatievideo Jaap Trappenburg over TASTE
In de Verenigde Staten en Canada bestaan intensieve programma’s voor zelfmanagement-ondersteuning die effectief blijken. In ons land gebruiken we die nog niet. Hier beperken we ons tot afgezwakte versies hiervan door over de reguliere begeleiding van chronisch zieken een sausje van zelfmanagement-ondersteuning te gieten.

Onderzoekslijn Tailored Self-managemenT & E-health

ZonMw financierde onderzoekslijn Tailored Self-managemenT & E-health, kortweg TASTE. Trappenburg zette deze onderzoekslijn op omdat zelfmanagement-ondersteuning wisselend werkt. ‘De effecten wisselen bijvoorbeeld per ziekte, per interventie en tussen verschillende populaties patiënten. Daarom wilden we binnen TASTE niet wéér een zelfmanagement-interventie ontwikkelen, maar terug naar de basis: wat werkt bij wie wel of niet?

Ingewikkelde wetenschappelijke exercities

Het TASTE-team bestond uit samenwerking tussen het Centrum voor Verplegingswetenschap (UMC Utrecht /Hogeschool Utrecht) en vooraanstaande onderzoekers uit binnen- en buitenland. De onderzoekers analyseerden bestaande onderzoeksdata uit vooral buitenlandse gerandomiseerde studies. De resultaten van deze in vakjargon genoemde ‘meta-analyses, haalden de toptijdschriften op hun werkterrein, aldus Trappenburg.

Soms werkt het echt niet

Toch was de boodschap enigszins teleurstellend: de effectiviteit van zelfmanagementondersteuning laat zich lastig meten. Zelfmanagementondersteuning is namelijk een containerbegrip: er valt van alles onder. En in bepaalde omstandigheden, zo weet Jaap Trappenburg inmiddels zeker, werkt het écht niet.

Zo zijn er mensen met hartfalen die neerslachtig of depressief. Als je dán begint met zelfmanagement-ondersteuning is de kans aanzienlijk dat het niet gaat werken. Sterker nog: de gezondheid van deze groep patiënten bleek beter als zij geen zelfmanagement-ondersteuning kregen. Niet of nog niet aanbieden is voor deze groep de betere keuze.

De meta-analyses naar effecten van zelfmanagementondersteuning bij COPD gaven minder duidelijke resultaten.

Snel en oppervlakkig

Als volgende stap zochten de Utrechtse onderzoekers uit met welk succes PraktijkOndersteuners Huisartsenzorg (POH’s) in ons land momenteel zelfmanagement-ondersteuning verlenen. ‘Die ondersteuning is in het huidig zorgmodel helaas te kort, te divers en te oppervlakkig’, constateert onderzoeksleider Trappenburg uit de analyse van honderden consulten. ‘De POH of praktijkverpleegkundige heeft per COPD-patiënt tweemaal per jaar een halfuurtje. Daarin moet van alles gebeuren – er blijven slechts enkele minuten over voor zelfmanagementondersteuning. Terwijl je echt gedragsveranderingstechnieken moet inzetten, met de patiënt doelen moet stellen, die moet nastreven en de afstand tot het doel moet meten. Daarvoor is te weinig ruimte, te weinig tijd en zijn er helaas ook te weinig skills.’

Vooruitgang onder verpleegkundigen

TASTE ging uiteindelijk zelf ‘met de voeten in de klei’ - op zoek naar effectieve gedragsbevorderende interventies. Zo is in een vergelijkende studie onderzocht in hoeverre POH’s mensen met cardiovasculair risico méér kunnen aanzetten tot bewegen. De onderzochte interventie bestond uit een zorgvuldig ontwikkeld trainingsprogramma bestaande uit bewezen effectieve gedragsveranderingstechnieken in combinatie met het verstrekken van een stappenteller. ‘Er waren subtiele, niet erg uitgesproken effecten. Waarschijnlijk had dat deels te maken met de opzet: de controlegroep die geen trainingsprogramma volgde, kreeg tijdens het onderzoek ook tijdelijk een stappenteller en ging daardoor eveneens aanzienlijk meer bewegen. De verpleegkundigen in de studie boekten echter sterke vooruitgang in het vormen van gedrag bij patiënten. In dat opzicht sloot de studie niet aan bij hoe dat in de dagelijkse praktijk werkt: de praktijkondersteuners konden 3 consulten vrij dicht op elkaar plannen. Die mogelijkheid hebben ze normaal gesproken niet. Vandaar dat we ziektekostenverzekeraars oproepen verpleegkundigen in de eerste lijn meer invloed te geven op flexibele planning en op de inhoud van consulten.’

Longaanval-app

‘Een andere onderzoekslijn betrof patiënten met COPD. Ook daar hebben eerstelijns verpleegkundigen weinig contacttijd beschikbaar om mensen aan te zetten tot gedragsverandering. Wat als ze een deel van hun werk kunnen vervangen door digitale technologie, die los is van tijd en plaats? Met modules die je op maat inzet?'

We hebben in 4 jaar tijd een app ontwikkeld die mensen ondersteunt bij het voorkomen of de-escaleren van een longaanval. De app is gebaseerd op bijna 10 jaar wetenschappelijk onderzoek naar gedrag en zelfmanagement bij een longaanval, hij past in het zorgprotocol en zorgpad en is in lijn met percepties en wensen van COPD-patiënten.

Innovatie naar de markt brengen

Voor het ontwikkelen van de app wonnen de onderzoekers de Ureka Mega Challenge van het UMC Utrecht. ‘Dat was niet alleen te danken aan de kans dat de app werkt en dat COPD-patiënten die daadwerkelijk zullen gebruiken, maar ook aan ons businessplan. We willen dat de app, die wetenschappelijk goed is onderbouwd, gebruikt gaat worden en grote groepen patiënten bereikt. Pas dán kan hij impact hebben voor patiënten en verpleegkundigen ondersteunen in hun werk. Er ligt een prototype, er zijn partijen die de app verder willen ontwikkelen. Ik ben van mening dat om zo’n nieuwe technologie in de praktijk te brengen, te kunnen opschalen en dóórontwikkelen, er iemand moet zijn die de innovatie commercialiseert. Een universiteit kan geen eigenaar zijn van zo’n app. Ik vind het onze plicht als onderzoekers om de kans op implementatie te vergroten door, al bij de ontwikkeling, na te denken hoe de innovatie naar de markt is te brengen. Hiervoor moet je als wetenschapper over je eigen schaduw durven stappen. Een businessmodel misstaat echt niet in een proefschrift. Verplegingswetenschap kan op deze manier veel gaan bijdragen aan de toekomst van de zorg. Want e-health kan en gaat veel voor de zorg betekenen.’

Over Jaap Trappenburg

Jaap Trappenburg is opgeleid als fysiotherapeut en bewegingswetenschapper. Hij promoveerde in 2011 bij het Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde (UMC Utrecht) op onderzoek naar zelfmanagement van COPD-patiënten bij het voorkómen en hanteren van longaanvallen. Trappenburg werkt in deeltijd als universitair hoofddocent bij het Julius Centrum van het UMC Utrecht bij het Centrum voor Verplegingswetenschap. Daar heeft hij de onderzoekslijn Zelfmanagement en e-health opgezet. Deels is hij als senior innovatie onderzoeker werkzaam bij The Healthcare Innovation Center (Thinc). Thinc onderzoekt in opdracht de potentiele impact van zorginnovaties in samenspraak met de praktijk.

Colofon

Tekst: Angela Rijnen 
Animatie: HaafVisual
Eindredactie: ZonMw