Kindermishandeling eerder signaleren en gezinnen beter begeleiden

Knuffel kindermishandeling
Het consortium Vroegpreventie Kindermishandeling werkt aan verbetering van de vroege preventie van kindermishandeling. De onderzoeken richten zich zowel op verbeterde toeleiding van gezinnen naar passende interventies als op grotere effectiviteit van deze interventies.

De signalering, de risico-inschatting en het bepalen van zorgbehoeften van gezinnen waarbij kindermishandeling speelt, schieten vaak tekort, verklaart Claudia van der Put. Zij leidt als forensisch orthopedagoog en onderzoeker bij de Universiteit van Amsterdam het consortium Vroegpreventie kindermishandeling. ‘Er wordt bijvoorbeeld te weinig gemeld bij Veilig Thuis en gezinnen die het nodig hebben krijgen niet de juiste behandeling. Dat willen we allebei verbeteren.’

4 modules

De onderzoekers voerden eerst een meta-analyse uit naar de effectiviteit van internationaal gebruikte interventies voor de begeleiding van gezinnen met een risico op kindermishandeling. Daaruit kwamen 4 effectieve elementen naar voren: stressreductie, het vergroten van zelfvertrouwen van ouders, het beter leren reguleren van boosheid, en behandeling van traumagerelateerde klachten. Samen met professionals in de praktijk hebben de onderzoekers deze elementen verwerkt tot 4 modules.

Verschillende doelgroepen

Getrainde verpleegkundigen gebruiken de modules nu in hun interventies bij ouders bij wie het risico op kindermishandeling speelt. Ze passen ze toe in 2 bewezen effectieve interventies: Stevig Ouderschap en VoorZorg. Deze werken allebei met ouderbegeleiding door huisbezoek. Maar Stevig Ouderschap richt zich op een brede groep ouders en begeleidt hen vanaf de geboorte of liefst al tijdens de zwangerschap tijdens 6 tot 14 huisbezoeken. De VoorZorg-verpleegkundigen werken met veelal jonge moeders met weinig scholing en een opeenstapeling van psychosociale risicofactoren. Ze begeleiden hen vanaf de zwangerschap tot 2 jaar na de geboorte van hun eerste kind.

Afbeelding
Claudia en Merian
Claudia en Merian
Met de 4 nieuwe modules kunnen de verpleegkundigen die de gezinnen begeleiden de nieuwste wetenschappelijke inzichten in de praktijk toepassen.

Tevreden gebruikers

Merian Bouwmeester ontwikkelde Stevig Ouderschap en werkt samen met enkele collega’s bij het Nederlands Centrum voor Jeugdgezondheid (NCJ) aan brede toepassing van deze interventie. Die wordt nu door zo’n 400 interventieverpleegkundigen in het hele land gebruikt. Van hen zijn er een honderdtal getraind in het gebruik van de 4 nieuwe modules, vertelt Bouwmeester. Ze werken er graag mee en vinden het plezierig dat ze hiermee de nieuwste inzichten in de praktijk kunnen toepassen. Zelf is Bouwmeester blij dat ze Stevig Ouderschap verder kan ontwikkelen.

Hele pakket onder de loep

Ook ouders reageren positief op de modules, aldus Bouwmeester. ‘Ze vinden het zinvol om door het invullen van de vragenlijsten te kunnen reflecteren op hun ouderschap.’ ‘Maar we kunnen nog niet zeggen of de modules definitief in de interventies worden opgenomen,’ zegt Van der Put. ‘We zijn nog bezig met de data-analyse. We meten het hele pakket. Door gebruik van verschillende uitkomstmaten kunnen we een verband zien met de verschillende elementen. We kunnen bijvoorbeeld nagaan of de stress afneemt of het competentiegevoel toeneemt.’

De jongeren vonden dat interventies ook op de kinderen gericht moeten zijn en niet alleen op de ouders.

Meer voorlichting

De onderzoekers hebben ook aan ouders, jongeren (van 14 tot 21 jaar) en professionals, allemaal benaderd via de instellingen die bij het onderzoek betrokken zijn, gevraagd wat volgens hen kan helpen om kindermishandeling te voorkomen. De antwoorden bieden belangrijke informatie voor bijvoorbeeld beleidsmakers, denkt Van der Put. ‘De jongeren vonden dat interventies niet alleen op ouders maar zeker ook op de kinderen gericht moeten zijn. Want, zeiden ze, als je als kind sterker in je schoenen staat, kun je aan de bel trekken en kindermishandeling voorkomen.’ De kinderen noemden voorlichtingsprogramma’s op school het vaakst als zinvolle interventie. Ook ouders bleken zulke programma’s belangrijk te vinden. Zowel ouders als kinderen vonden verder dat de signalering van risicosituaties voor mishandeling beter kon.

Niet ingezet

Er zijn in Nederland diverse voorlichtingsprogramma’s over kindermishandeling, zegt Van der Put. Ze noemt onder meer Klokhuis, het Safe you/safe me-veiligheidspakket, Schildje, en programma’s als Marietje Kessels. De programma’s behandelen wat kindermishandeling is, wat kinderrechten zijn, hoe een kind zichzelf beter kan beschermen en hoe het een vertrouwenspersoon kan identificeren. Maar uit telefoontjes van de onderzoekers naar bijna 100 scholen bleek dat slechts 1 school zo’n programma gebruikt.

‘Sommige Nederlandse programma’s zijn onderzocht op effectiviteit, maar lang niet alle,’ zegt Van der Put. ‘Uit een internationale meta-analyse van onze onderzoekers blijkt wel dat zulke programma’s effectief zijn. Met name het versterken van de sociaal-emotionele vaardigheden, kinderen leren dat mishandeling niet hun eigen schuld is, en het vergroten van hun zelfvertrouwen, werken goed. Kinderen vinden zulke programma’s dus belangrijk, we weten dat ze vaak goed werken, ze zijn er, maar ze worden niet ingezet.’

Centrale factoren

Om meer kennis te verkrijgen over wat voor wie werkt en waardoor, analyseren de onderzoekers gegevens van diverse consortiumpartners, die zijn verzameld bij ouders en kinderen. Zo kijken ze naar data van pleegzorgkinderen, plegers van huiselijk geweld, en kinderen die te maken hebben gehad met verwaarlozing of mishandeling. Met vernieuwende onderzoekstechnieken, waaronder netwerkanalyses, krijgen ze meer zicht op hoe risicofactoren met elkaar samenhangen, elkaar beïnvloeden en welke de meest centrale risicofactoren zijn. ‘De gedachte is dat je via beïnvloeding van zo’n centrale factor ook andere factoren kunt beïnvloeden,’ licht van der Put toe.

Keuzetool

Bij het consortium loopt nog een pilot voor verbetering van de besluitvorming bij vermoedens van kindermishandeling. De onderzoekers gebruiken daarvoor een gevalideerd instrument: ARIJ, afkorting voor Actuarieel Risicotaxatie Instrument Jeugdbescherming. Van der Put: ‘ARIJ maakt deel uit van de keuzetool en het besluitvormingsmodel in de hulpverlening (het Risk-Needs-Responsivity-model) dat we testen. In de keuzetool kan de professional onder meer de meest urgente problemen in het gezin aanklikken, bijvoorbeeld een problematische partnerrelatie in combinatie met internaliserende problematiek bij het kind en financiële moeilijkheden. Vervolgens krijgt de professional met de tool een overzicht van alle interventies die zich op die problemen richten.’

Langetermijneffecten

Ten slotte onderzoekt het consortium de langetermijneffecten van preventieve interventies. Daarvoor koppelen ze eerder verzamelde data uit effectonderzoek aan CBS-gegevens. Ze kunnen zo verschillende uitkomsten van de gehele onderzoeksgroep onderzoeken. ‘We kijken bijvoorbeeld naar ingezette jeugdbeschermingsmaatregelen, preventieve hulp, en meldingen van kindermishandeling,’ licht Van der Put toe. Ze besluit: ‘Al onze deelprojecten zijn dus gericht op kennisvermeerdering over wat werkt voor wie en waardoor. De professional kan daarmee des te effectiever passende interventies inzetten.’ 

1 / 5

De consortia Effectiviteit psychosociale interventies Jeugd

De consortia Effectiviteit psychosociale interventies Jeugd

In de consortia Effectiviteit psychosociale interventies Jeugd slaan onderzoekers en jeugdhulpinstellingen nieuwe wegen in op 7 grotere inhoudelijke thema’s rond opgroeien en opvoeden. Het onderzoek levert kennis op over welke (delen van) interventies wanneer, bij wie en door wie het beste ingezet kunnen worden. Vertrekpunt daarbij zijn de kernelementen van bewezen effectieve interventies. De consortia geven met vernieuwend effectonderzoek antwoord op vragen als: Wat maakt eigenlijk dat een interventie werkt? Zijn er werkende factoren die in alle interventies zitten? Hoe kan de hulpverlener invloed uitoefenen op het effect? En: welke interventies of onderdelen daarvan zijn kosteneffectief? Het is een uitdaging om dit effectonderzoek goed vorm te geven. Elk consortium doet dit anders. De consortia werken samen, zodat hun aanpak wel goed op elkaar afgestemd is. Het onderzoek van de consortia moet de interventies verbeteren en professionals en gemeenten helpen een keuze te maken voor een effectieve aanpak. De uitkomsten maken een nog effectievere praktijk en betere hulp aan kinderen en gezinnen mogelijk.

2 / 5

Thema's consortia

Thema's consortia

Binnen de consortia Effectiviteit Psychosociale interventies Jeugd wordt er gewerkt op de volgende 7 thema's:

  • Druk gedrag en ADHD
  • Externaliserende gedragsproblemen en gedragsstoornissen
  • Sociale vaardigheden, onzekerheid en weerbaarheid
  • Zware opvoedproblemen en multiprobleemgezinnen
  • Opvoedonzekerheid – preventief en licht problematiek
  • Angst, depressie, stemmingsproblemen en andere internaliserende gedragsproblemen
  • Voorkomen en vroegtijdige aanpak van kindermishandeling
3 / 5

Wat zijn (potentieel werkzame) kernelementen?

Wat zijn (potentieel werkzame) kernelementen?

In de consortia wordt onderzoek gedaan naar de kernelementen van interventies. Maar wat zijn dat, die kernelementen? Kernelementen zijn datgene wat een hulpverlener kan doen om gewenst gedrag bij jeugdigen of hun opvoeders aan te leren. Of ongewenst gedrag af te remmen. Dit wordt in de literatuur met verschillende namen aangeduid (o.a. componenten, elementen, ingrediënten, kernels en technieken). We kiezen voor de term 'kernelement’ omdat deze door de meeste consortia gebruikt wordt en goed aansluit bij de literatuur. Omdat vaak nog niet duidelijk is of het element ook echt werkt, zouden we eigenlijk van potentieel werkzame kernelementen moeten spreken. Maar dat is weer een hele mond vol. Een verzameling van deze kernelementen definieert een interventie. Bij het definiëren van een interventie spelen ook structuurelementen een rol. Zoals de volgorde, frequentie en intensiteit van de kernelementen.

4 / 5

Het onderzoek

Het onderzoek

Doel van het consortium is de effectiviteit van vroegtijdig hulp bij (risico’s op) kindermishandeling te vergroten. 7 deelstudies moeten hiervoor de benodigde kennis opleveren. In het eerste deelonderzoek gaan de onderzoekers na hoe de signalering van kindermishandeling door scholen, huisartsen, volwassen-ggz en JGZ te verbeteren is, en hoe de voorlichting aan kinderen op scholen beter kan. Deelonderzoek 2 richt zich op de effectiviteit van de toepassing van het Risk-Needs-Responsivity (RNR)-model in de (preventieve) jeugdhulp. In deelonderzoek 3 analyseren de onderzoekers bestaande datasets over het langetermijneffect van een aantal interventies. In deelonderzoek 4 onderzoeken ze met omvangrijke ROM-data wat werkt voor wie en onder welke omstandigheden. Het vijfde deelonderzoek bestaat uit een uitgebreide meta-analyse naar werkzame elementen. Hierna worden in deelonderzoek 6 meerdere van deze elementen in een serie experimenten (microtrails) op effectiviteit getoetst. Met de gevonden inzichten ontwikkelen de onderzoekers in deelonderzoek 7 een keuzetool. Dit is een instrument om professionals te helpen kiezen welke interventies ze in een gegeven situatie het beste kunnen gebruiken.

5 / 5

Opbrengsten voor de praktijk

Opbrengsten voor de praktijk

De onderzoeksresultaten bieden professionals uit verschillende beroepsgroepen concrete aanknopingspunten en aanwijzingen om (de risico’s op) kindermishandeling beter te signaleren en de voorlichting op scholen te verbeteren. Ze krijgen tools om het RNR-model toe te kunnen passen in de jeugdhulp. Ze kunnen daarmee naar verwachting kindermishandeling en uithuisplaatsing beter voorkomen, omdat ze met de tools risico’s beter kunnen inschatten, de meest urgente risicofactoren kunnen identificeren en passende interventies kunnen selecteren. De professionals krijgen ook meer kennis over langetermijneffecten van interventies en over de “5 W’s”: Wat Werkt Wanneer voor Wie en Waardoor. Met de ontwikkeling van breed inzetbare modules zijn naar verwachting zowel de effectiviteit als de efficiëntie van interventies te vergroten. Met de keuzetool kunnen professionals snel nagaan welke interventie ze wanneer het beste kunnen gebruiken en uit welke werkzame elementen deze bestaat.

Colofon

Tekst: Veronique Huijbregts
Beeld: Sannaz Moghaddam, Studio Oostrum.