Met kennis effectiever opvoedingssteun bieden
‘Dankzij ons onderzoek weten we nu veel beter welke vragen ouders hebben over de opvoeding van hun kinderen,’ vertelt hoogleraar jeugdgezondheidszorg Hein Raat, die het consortium leidt. Voor één deelonderzoek vulden ouders met een tussenpauze van een jaar tweemaal een vragenlijst over de opvoeding in. Aan deze zogeheten naturalistische effectstudie deden zo’n 1.150 ouders mee. Van hen had 78% vragen of zorgen over de opvoeding van hun kinderen en 14% behoefte aan advies of deskundige hulp.
Geen aantoonbaar verschil
Veruit de meeste vragenlijsten zijn gestuurd naar ouders die tijdens de gebruikelijke contactmomenten een consultatiebureau of schoolarts bezochten, verklaart Raat. Ongeveer 10% werd ingevuld door ouders die een opvoedinterventie hadden gevolgd. Veel ouders bleken zelf informatie te zoeken of kregen advies van de jeugdgezondheidszorg (JGZ). Relatief weinig ouders deden mee aan een speciale opvoedinterventie. ‘Deze willekeurige steekproef uit de bevolking van ouders geeft een goed beeld van wat hen bezighoudt en waar ze opvoedinformatie vinden, in boeken, op internet, bij vrienden of familie.’
Vergelijking tussen ouders die wel en ouders die geen opvoedprogramma hadden gevolgd gaf een onverwacht resultaat. Raat: ‘We konden niet aantonen dat ouders uit die eerste groep beter af waren dan ouders die geen opvoedprogramma volgden, noch dat hun kinderen minder problemen hadden. Maar de ouders die wel een programma hadden gevolgd, waren heel tevreden en gaven aan dat het geholpen had.’ Het gegeven dat ouders hulp zoeken, zegt wel iets over de ernst van de problematiek, denkt Raat. Mogelijk konden de onderzoekers daardoor geen verschil tussen beide groepen ouders aantonen.
Vraaggericht advies
Marlinda Stam werkte als jeugdarts bij Jong JGZ (voorheen Rivas-Careyn) mee aan de naturalistische effectstudie. Ze vindt het opvallend hoeveel ouders behoefte hadden aan adviezen of met vragen zaten. ‘Grenzen stellen stond met stip bovenaan bij de ouders die vragen hadden maar niet echt ondersteuning nodig hadden. Bij de ouders die wel ondersteuning wilden, ging het meer over driftbuien en agressie. Dat past bij wat wij in de spreekkamer zien.’
Ook de JGZ-professionals vulden vragenlijsten in. Zij bleken het vaakst advies te geven over voeding. Stam: ‘Dat geeft mij het gevoel dat we nog meer moeten aansluiten bij de zorgen van de ouders en minder snel met onze eigen adviezen moeten komen. Inmiddels werken we landelijk al meer vraaggericht. Deze resultaten onderbouwen de noodzaak daarvan.
We moeten nog meer aansluiten bij de zorgen van de ouders en minder snel met onze eigen adviezen komen
Beslisbomen
De JGZ adviseert gemeentes over de opvoedprogramma’s die ze kunnen inkopen en wil daarom weten welke programma’s wanneer het meest geschikt zijn. De onderzoekers van CIKEO hebben daarvoor nu 2 beslisbomen opgesteld. Professionals kunnen die gebruiken bij hun advies aan ouders en gemeenten. ‘In die beslisbomen analyseren we de problematiek vraaggericht, dus aan de hand van wat de ouders of het gezin nodig hebben. We koppelen dat aan een passend aanbod of programma,’ verklaart Raat. Er zijn inmiddels 2 varianten van de beslisbomen voorgelegd aan JGZ-professionals. Met hun feedback worden deze instrumenten verder ontwikkeld.
JGZ belangrijkste opvoedadviseur
Het consortium onderzocht ook of het mogelijk was het aantal effectieve opvoedprogramma’s of interventies in de Databank Effectieve Interventies (DEI) ‘in te dikken’. Dat bleek niet haalbaar. De meeste ouders krijgen hun opvoedadviezen van de JGZ, verklaart Raat. Die levert dus belangrijke steun, maar JGZ-advies is geen opvoedinterventie zoals ze in de DEI staan. In veel van die interventies komen trouwens dezelfde effectieve elementen terug. Dat bleek toen de onderzoekers de effecten van opvoedprogramma’s in nationale en internationale literatuur analyseerden. Effectief zijn bijvoorbeeld groepsinterventies en effectieve elementen als doelen stellen en gedrag plannen, oefenen en herhalen.
Aanscherpen en flexibiliseren
In het overzicht van effectieve elementen in groepsinterventies scoren ook uitleg over de gevolgen van opvoedgedrag van ouders en feedback op de omgang met hun kind hoog, merkt Stam op. ‘Dat zien wij terug in onze gerichte opvoedingsconsulten en een interventie als Video-hometraining. Wat mij betreft benadrukken we zulke sterke punten van interventies en spelen we daarop in.’
Met het inzicht in welke elementen meer en minder effect hebben, kun je bestaande interventies selecteren, aanscherpen en flexibiliseren door te werken met kleine modules, zegt Raat. ‘Dat kan dankzij het denken in effectieve kernelementen dat ZonMw heeft aangezwengeld. Dit doorbreekt de traditionele benadering van het uitvoeren van totale bewezen effectieve programma’s. Hierdoor kunnen we kernelementen van interventies combineren, bestaande programma’s versterken of zo nodig makkelijker een nieuw programma ontwikkelen. Dat is grote winst.’
Door de analyse van effectieve elementen kunnen we nu elementen combineren, bestaande programma’s versterken of makkelijker een nieuw programma ontwikkelen
Ingedikte brochure
Dankzij een link die ZonMw legde, heeft Raat de onderzoeksresultaten dit voorjaar kunnen presenteren bij het VWS-programma Kansrijke Start, waar opvoedondersteuning in opgenomen is. Binnenkort kan iedereen via een beknopte brochure kennisnemen van de uitgebreide onderzoeksbevindingen van CIKEO. Daar kunnen gemeenten, professionals en onderzoekers mee aan de slag. ‘De resultaten van CIKEO stimuleren vraaggericht werken en uitgaan van effectieve elementen. Dat is een grote stap voorwaarts,’ besluit Stam.
Colofon
Tekst: Veronique Huibergts
Beeld: Studio Oostrum, Sannaz Moghaddam.