Een goed aanbod verbeteren en verfijnen

Consortium Multiprobleemgezinnen en zware opvoedproblemen
Moeder met puber
De 8 meest gebruikte interventies voor gezinnen met veel problemen en kinderen met ernstige opvoedproblemen vertonen veel overlap en zijn allemaal nagenoeg even effectief. Dat blijkt uit het onderzoek van het consortium Multiprobleemgezinnen en zware opvoedproblemen zien. Verbeter en verfijn dit bestaande aanbod, adviseert consortiumleider Danielle Jansen.

‘Toen we met het onderzoek begonnen waren er voor de aanpak van zware opvoedproblemen en multiprobleemgezinnen 28 interventies in omloop,’ vertelt consortiumleider Danielle Jansen van het UMCG. ‘Die situatie was me een doorn in het oog. Hoe moet je daar nou als hulpverlener wegwijs in worden? En hoe weet je welke interventie voor welk gezin werkt? Daarom ben ik blij dat we hebben laten zien dat merendeel van de onderzochte interventies veel dezelfde elementen bevat.’

Overlap

De onderzoekers ontwikkelden eerst een taxonomielijst van potentieel werkzame elementen. Daarmee analyseerden ze 8 veelgebruikte interventies * waarvan de effectiviteit al enigszins vaststond. Zo kwamen ze de overlap op het spoor. Als voorbeelden daarvan noemt Jansen: een time-out toepassen, problemen in het gezin inventariseren, en samen met de ouders doelen bepalen. ‘Dit zijn allemaal elementen die in de handleidingen staan, maar ze worden niet allemaal even vaak toegepast. Wij wilden weten hoe vaak en op welk moment welke elementen in de praktijk worden ingezet. Onze taxonomielijst hebben we nog aangevuld met elementen die wel werden gebruikt, maar niet in de handleidingen stonden. Van de werkelijk toegepaste elementen hebben we de effectiviteit bepaald.’

Scoren

Behandelaars die een van de 8 interventies toepasten, scoorden hun aanpak met deze taxonomie. Niels Tibben deed dat bij Mediant GGZ, waar hij ouders en kinderen met psychiatrische stoornissen begeleidt met Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling (IAG). Door het invullen van de scorelijst kregen hij en zijn collega’s meer zicht op hun eigen werkwijze, vertelt hij. Zo was het hem en zijn collega’s opgevallen dat ze weinig gebruik maakten van het sociale netwerk van het gezin. ‘De werkgroep deskundigheidsbevordering heeft toen een studiedag belegd voor ons regionale IAG-netwerk over de vraag hoe we het netwerk van het gezin beter bij de behandeling konden betrekken.’

Afbeelding
Danielle en Niels
Danielle Janssen, Niels Tibben
Door het invullen van de taxonomiescorelijst kregen Tibben en zijn collega’s meer zicht op hun eigen werkwijze.

Tussendoor bellen

Uit analyse van de scores blijkt dat vooral structuurelementen van interventies het verschil bepalen in het welslagen van een bepaalde behandeling, vertelt Jansen. ‘Belangrijk zijn goede intervisie en goed contact onderhouden met het gezin, bijvoorbeeld door tussentijds telefonisch contact. Samengevat: wat betreft de inhoud van de interventies is er veel overlap en zijn de interventies nagenoeg even effectief. De variatie zit vooral in de structuur van het gebodene. Het zijn deze structuurelementen die de hulp effectiever maken. Daarom adviseren wij om structuurelementen zoals telefonisch contact en intervisie, op te nemen in interventies.’

Tussendoor telefonisch contact hebben met het gezin blijkt belangrijk te zijn voor het welslagen van de interventie.

Verbeteren en verfijnen

Het bestaande aanbod biedt dus genoeg mogelijkheden, concluderen de onderzoekers. De interventies bevatten voldoende effectieve elementen. En hoewel het onderzoek naar kosteneffectiviteit ingewikkeld is en de analyses nog niet helemaal klaar zijn, lijkt het erop dat bepaalde elementen intensief toepassen tot minder zorggebruik leidt na de behandeling. Het is, concludeert Jansen, zeker niet nodig om nieuwe interventies te ontwikkelen. ‘Wij adviseren daar geen energie en geld in te steken. Er zijn wel verbeterpunten voor de bestaande interventies, bijvoorbeeld meer aandacht voor het sociaal netwerk en intervisie. En we kunnen het huidige aanbod ook verfijnen, zodat we er voor een specifieke groep nog net wat meer uithalen.’

Jongere meer betrekken

Daarbij kunnen behandelaars behalve uit de beschreven onderzoeksresultaten ook nog putten uit interviews die met ouders en kinderen zijn gehouden. Daaruit kwam onder meer dat ouders graag willen dat hun kind meer betrokken wordt bij de hulp. Op dit moment gaat de aandacht vooral naar de ouders, ziet Jansen. Tibben herkent dat, maar begrijpt ook het spanningsveld bij hulpverleners. ‘De vraag is: hoe krijg je een aangemeld kind dat aarzelingen heeft toch bij de hulpverlening betrokken? En ook het broertje of zusje? Dat gebeurt inderdaad nog te weinig. Maar IAG biedt er voldoende ruimte voor.’

Maatwerk

Nu de onderzoeksresultaten er liggen, komt het bij de toepassing aan op maatwerk, benadrukt Jansen. ‘Het is geen kant-en-klaar pakket dat je kunt aanbieden. Je moet per gemeente en per zorginstelling in gesprek gaan. Behandelaars moeten zelf aangeven wat ze willen. Daar komt nu een vervolgproject voor.’ De onderzoekers kunnen zo contact met de praktijk houden, tot tevredenheid van Jansen. ‘We hebben van meet af aan de praktijk zoveel mogelijk bij het onderzoek betrokken. De behandelaars moeten het doen! Op die samenwerking en wisselwerking kijken we als team heel tevreden terug. Zo’n aanpak raad ik iedereen aan.’

* De 8 onderzochte interventies zijn: MFT (Multidimensionele Familietherapie), IAG (Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling), PMTO (Parent Management Training Oregon), Triple P (Positief Pedagogisch Programma), MST (Multisysteemtherapie), 10 Voor Toekomst (Leger des Heils), Families First en Gezin Centraal.

Het consortium Multiprobleemgezinnen en zware opvoedproblemen

1 / 5

De consortia Effectiviteit psychosociale interventies Jeugd

De consortia Effectiviteit psychosociale interventies Jeugd

In de consortia Effectiviteit psychosociale interventies Jeugd slaan onderzoekers en jeugdhulpinstellingen nieuwe wegen in op 7 grotere inhoudelijke thema’s rond opgroeien en opvoeden. Het onderzoek levert kennis op over welke (delen van) interventies wanneer, bij wie en door wie het beste ingezet kunnen worden. Vertrekpunt daarbij zijn de kernelementen van bewezen effectieve interventies. De consortia geven met vernieuwend effectonderzoek antwoord op vragen als: Wat maakt eigenlijk dat een interventie werkt? Zijn er werkende factoren die in alle interventies zitten? Hoe kan de hulpverlener invloed uitoefenen op het effect? En: welke interventies of onderdelen daarvan zijn kosteneffectief? Het is een uitdaging om dit effectonderzoek goed vorm te geven. Elk consortium doet dit anders. De consortia werken samen, zodat hun aanpak wel goed op elkaar afgestemd is. Het onderzoek van de consortia moet de interventies verbeteren en professionals en gemeenten helpen een keuze te maken voor een effectieve aanpak. De uitkomsten maken een nog effectievere praktijk en betere hulp aan kinderen en gezinnen mogelijk.

2 / 5

Thema's consortia

Thema's consortia

Binnen de consortia Effectiviteit Psychosociale interventies Jeugd wordt er gewerkt op de volgende 7 thema's:

  •     Druk gedrag en ADHD
  •     Externaliserende gedragsproblemen en gedragsstoornissen
  •     Sociale vaardigheden, onzekerheid en weerbaarheid
  •     Zware opvoedproblemen en multiprobleemgezinnen
  •     Opvoedonzekerheid – preventief en licht problematiek
  •     Angst, depressie, stemmingsproblemen en andere internaliserende gedragsproblemen
  •     Voorkomen en vroegtijdige aanpak van kindermishandeling
3 / 5

Wat zijn (potentieel werkzame) kernelementen?

Wat zijn (potentieel werkzame) kernelementen?

In de consortia wordt onderzoek gedaan naar de kernelementen van interventies. Maar wat zijn dat, die kernelementen? Kernelementen zijn datgene wat een hulpverlener kan doen om gewenst gedrag bij jeugdigen of hun opvoeders aan te leren. Of ongewenst gedrag af te remmen. Dit wordt in de literatuur met verschillende namen aangeduid (o.a. componenten, elementen, ingrediënten, kernels en technieken). We kiezen voor de term 'kernelement’ omdat deze door de meeste consortia gebruikt wordt en goed aansluit bij de literatuur. Omdat vaak nog niet duidelijk is of het element ook echt werkt, zouden we eigenlijk van potentieel werkzame kernelementen moeten spreken. Maar dat is weer een hele mond vol. Een verzameling van deze kernelementen definieert een interventie. Bij het definiëren van een interventie spelen ook structuurelementen een rol. Zoals de volgorde, frequentie en intensiteit van de kernelementen.

4 / 5

Het onderzoek

Het onderzoek

De onderzoekers van het consortium Multiprobleemgezinnen en zware opvoedproblemen hebben 8 bewezen effectieve interventies voor deze gezinnen onder de loep genomen. Hiervan hebben ze de potentieel werkzame elementen onderzocht. Eerst hebben ze samen met professionals een taxonomie (scorelijst) opgesteld om deze elementen te kunnen scoren. De professionals hebben deze taxonomie ingevuld voor de interventies die zij aanbieden aan de gezinnen. De onderzoekers hebben deze data over de inhoud van de aangeboden hulp gekoppeld aan gegevens die bij de betreffende ouders en jongeren zijn verzameld over (veranderingen in) de psychosociale problemen en opvoedproblemen. Hierdoor ontstaat zicht op wat werkt voor wie. De kennis leidt tot aanbevelingen over hoe de zorg voor gezinnen beter kan aansluiten bij de specifieke problematiek.

5 / 5

Opbrengsten voor de praktijk

Opbrengsten voor de praktijk

De ontwikkelde taxonomie is een eerste onderzoeksresultaat. De professionals kunnen met deze scorelijst hun eigen handelen in kaart brengen en hierop reflecteren. Met deze informatie kunnen zowel zijzelf als hun organisatie gezinnen gerichter behandeling bieden. Het afgeronde onderzoek geeft inzicht in de inhoud van de interventies in de dagelijkse praktijk, de overeenkomsten en verschillen en in (kosten)effectieve combinaties van elementen voor gezinnen met zware opvoedproblemen en met meervoudige en complexe problemen. Hierdoor krijgen professionals handvatten bij het kiezen, uitvoeren en optimaliseren van de zorg die ze geven. Samen met ontwikkelaars, hulpverleners en gemeentelijke professionals wordt verkend hoe zij de kennis uit het onderzoek kunnen gebruiken om interventies te versterken en te bepalen welke (combinaties van) elementen of welke interventies het beste aansluiten bij de problematiek van een specifiek gezin.  

Colofon

Tekst: Veronique Huibregts
Beeld: Rita Smaniotto, Martin de Bouter, Studio Oostrum.