Goede wetenschap: onderzoekers koesteren de onderlinge verschillen maar delen de zorgen
Jeannette en Sonja gingen op zoek naar wat wetenschappers zelf verstaan onder goede wetenschap, en wat er volgens onderzoekers nodig is om goede wetenschap te beoefenen. Ze deden drie jaar onderzoek in de dagelijkse praktijken van vijf verschillende disciplines: wiskunde, scheikunde, filosofie, antropologie en twee stijlen van medische wetenschappen (epidemiologie en zorgverbeteringsprojecten). Hun project ‘Achieving good science. A cross-disciplinary study’ is onderdeel van het programma Bevorderen van Verantwoorde Onderzoekpraktijken dat ZonMw samen met NWO uitvoerde.
Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de wetenschappelijke disciplines?
Jeannette: “Er zijn veel accentverschillen. Meer theoretische wetenschappen zoals theoretische natuurkunde hebben veel meer baat bij een explorerende onderzoeksopzet terwijl hele grote technische projecten, zoals met een deeltjesversneller, iedereen in slagorde moet staan. In het laatste geval moet je heel precies in protocollen vastleggen wat de volgende stap moet zijn. Bij het meer conceptuele onderzoek ben je op zoek naar wat het fenomeen is waar we op zoek naar zijn. En welke concepten verbinden we er aan? Dat verschil kwam duidelijk uit ons onderzoek. Bij disciplines als filosofie en antropologie, of sociale en geesteswetenschappen in bredere zin ligt het pad minder vast. Dat zijn meer interpretatieve disciplines.”
Uniform beleid rondom open science en herbruikbare data maken de verschillen zichtbaar
Sonja: “We zagen dat uiteenlopende disciplines op hun eigen manier worstelen met het wetenschapsbeleid. Datamanagement bijvoorbeeld, wordt gezien als een manier om wetenschappelijke integriteit te bevorderen en hergebruik van data mogelijk te maken. Als je daarnaar kijkt vanuit de verschillende disciplines, zie je echt werelden van verschil. Met name de antropologen maken bezwaar tegen het idee dat zij als wetenschappers eigenaar zijn van de data. In interviews en observaties gaat het meer om materiaal dat erg moeilijk te anonimiseren is. Je kan dan niet iedereen zomaar toegang geven tot die empirie. Als je voor alle wetenschappen gelijkvormig beleid maakt, heeft dat voor bijvoorbeeld de sociale wetenschappen andere consequenties dan voor medische wetenschappen, die meer met statistiek bezig zijn. Dat kom je in de dagelijkse praktijk tegen, daar moeten we iets mee doen. Vooral op de werkvloer en bij projecten zie je uitwerking van centraal beleid. Dan worden die structuren en uiteenlopende wetenschapspraktijken zichtbaar.”
Jeannette Pols: “Een mooi voorbeeld: bij sociale wetenschappen, bij de ethische commissie, bekijken we meer kwalitatief en etnografisch werk. De medisch ethische protocollen eisen bijvoorbeeld een consentformulier met gegevens over je proefpersonen. Maar als jij in Rwanda onderzoek doet en het is sociaal en politiek onrustig, dan wil je die gegevens niet op papier gaan zetten vanwege de veiligheid van je betrokkenen. Dan is de vraag: hoe kunnen we hierop anticiperen en wat zijn de mogelijke oplossingen? Ook aspecten van privacy zijn anders. Gedetailleerde interviews en observaties zijn eigenlijk niet te anonimiseren. Je kunt wel pseudonimiseren maar het ruwe materiaal is eigenlijk altijd tot een persoon te herleiden. Dat werkt dus anders als je rekening wilt houden met de eisen van open science, dat kan niet altijd.
Sonja: “Je worstelt daar als onderzoeker mee. Natuurlijk is het belangrijk dat we verantwoord omgaan met gegevens en data. Maar het vergt zoveel extra werk om een manier te vinden waarmee je kunt voldoen aan de gelijkvormige eisen die aan de wetenschap gesteld worden. Maar we zien ook dat er andere manieren zijn om te voldoen aan de eisen van goede wetenschap. De ethische commissie kan in plaats van uniforme eisen ook met de onderzoeker aan de slag gaan om te kijken wat zinvol is in een specifiek onderzoek en kijken naar de inhoud van het onderzoek. Daar hebben de onderzoekers ook iets aan vanwege de feedback die ze dan krijgen.”
Jeannette: “Wat je niet wilt is dat de ethische commissie een waakhond is waar je niet voorbij komt zoals bijvoorbeeld in Groot-Brittannië waar je een jaar bezig bent om toestemming te krijgen om onderzoek te doen, ook sociaal wetenschappelijk onderzoek. Zo erg is het in Nederland niet. Waar ik me wel zorgen over maak met data en big data, is het idee dat als we maar zo veel mogelijk data hebben dat we dan ook meer weten. Maar we moeten niet vergeten in welke context de data verzameld zijn en waar ze antwoord op kunnen geven. Je kunt niet zomaar alles bij elkaar optellen. We zien ook dat dat fout kan gaan, ook in beleid. Denk maar aan de toeslagenaffaire.”
Sonja: “Het is de uitdaging om de nuances te behouden van de informatie en de empirische gegevens die je verzamelt en gebruikt. We moeten daar steeds weer passende manieren voor vinden. Er zijn praktijken waar veel data verzamelen zinvol is, waar dat te verantwoorden is en die een benadering van big data te kiezen. Maar we moeten wel goed kijken ten koste waarvan dat dan gaat.”
Jeannette: “Dat was ook iets wat de door ons bevraagde wetenschappers vertelden. Eén van de scheikundigen deed een beetje lacherig over het publiceren van data: “Natuurlijk ik zet het zo op het web; niemand kan er wat mee”. Ze vond dat wel goed als een soort fraudebescherming, maar als herbruikbaar materiaal namen ze het niet echt serieus. Herbruikbare data zijn echter wel een doel van open science.”
Data en de zorg om data betekenen iets anders in de verschillende disciplines. Dat raak je kwijt als je uniform beleid maakt
Sonja: “Als we het over die verschillen hebben, is het mooi om toe te voegen dat het niet makkelijk is om verschillen op een gelijkwaardige manier te verwoorden. Wat overblijft na ons onderzoek – en dat heeft weer met die verschillen te maken – is dat data en de zorg om data iets anders betekenen in de verschillende disciplines. En dat raak je kwijt als je uniform beleid maakt. Je verstoort eigenlijk waar mensen mee bezig zijn. Een manier vinden om het over die verschillen te hebben, dat blijft zoeken. Vooral hoe we zulke verschillen kunnen blijven koesteren op een gezonde manier.”
Onderzoekers koesteren hun tradities maar de geluiden over hun zorgen zijn gemeenschappelijk
Sonja: “Er zit een heleboel passie in de wetenschap, dat is ons opgevallen. En we hebben gemerkt dat onderzoekers zich zorgen maken. Bijvoorbeeld dat ze dingen moeten doen die ze niet willen doen, zoals het idee dat ze continue in competitie met elkaar moeten. Ze praten zelf meer over collegialiteit, over verbinding tussen onderzoek en onderwijs, en dragen zorg voor de academische praktijk in brede zin. Dat vraagt enorm veel inzet. En dan hoor je ook de verhalen over burn-out en jonge onderzoekers die het niet meer zien zitten om als onderzoeker te werken en uit de wetenschap stappen. Wij waren aanvankelijk geïnteresseerd in de verschillen tussen onderzoekers en domeinen in de wetenschap. Wat ons verbaasde is dat onderzoekers hun eigen tradities koesteren maar dat de geluiden over hun zorgen gemeenschappelijk zijn. Dat was een grote verrassing voor ons.”
Hoe kijken jullie nu naar integriteitsproblemen in de wetenschap?
Jeannette: “Integriteit was, toen wij startten, nog erg ge-framed in termen van individuele wetenschappers. Aan de ene kant zijn dat de competitieve wetenschappers die streven naar excellentie. Aan de andere kant heb je de frauderende wetenschapper. Dat individualistische beeld herkennen de wetenschappers zelf niet. Ze maakten zich niet veel zorgen over fraude, en de grote schandalen zoals die rond Diederik Stapel komen natuurlijk niet vaak voor. Ze zagen wel allerlei processen die gaande zijn en die er voor zorgen dat ze soms beslissingen moeten nemen die ze liever niet willen nemen. Zo zagen we soms dat er gesjoemeld werd met auteurschappen omdat er een financieel of professioneel-strategisch belang mee gediend was voor een afdeling als de naam van een afdelingshoofd op een artikel of proefschrift staat. Dan moet je afwegingen maken tussen integere wetenschap en zorg voor je onderzoeksgroep.”
Sonja: “Dat was eigenlijk de verrassing, dat we vonden dat de geluiden over slechte wetenschap wel in het openbare verhaal duidelijk te horen waren, maar dat het verwoorden van wat goede wetenschap is, ontbrak.”
Goede wetenschap is geen individuele verantwoordelijkheid
Jeannette: Waar de bestuurders, onderzoekers en beleidsmakers zich volgens ons op zouden moeten richten, zijn de voorwaarden en condities waaronder de wetenschap beoefend wordt, meer dan op de integriteit van de individuele wetenschappers.”
Sonja: “Dan hebben we het over een ‘ecologisch’ vraagstuk. Het is een gezamenlijk vraagstuk voor de hele wetenschapsbeoefening. Er moet ook op een andere manier naar beleid gekeken worden; goede wetenschap is geen individuele verantwoordelijkheid maar wordt juist gezamenlijk vormgegeven. Dat vergt veel inzet van velen voor een collectieve academische praktijk.”
Waar de bestuurders, onderzoekers en beleidsmakers zich volgens ons op zouden moeten richten, zijn de voorwaarden en condities waaronder de wetenschap beoefend wordt, meer dan op de integriteit van de individuele wetenschappers.
Jeannette: “Als je er zo naar kijkt, wordt het ook meteen een stuk complexer. Want de tijdschriften, financieringsstructuren en beleid van universiteiten spelen hierbij een rol. Maar ook de roep om relevantie vanuit de samenleving. Er zijn zo veel invloeden die inwerken op de wetenschappelijke praktijk. En daarom is het heel moeilijk om te zeggen: dit gaan we doen! Er is geen blauwdruk om goede wetenschap te versterken. Het moet op al die fronten gebeuren.”
Er is geen blauwdruk voor goede wetenschap
Sonja: “Dat idee van een blauwdruk [voor goede wetenschap] moeten we loslaten. Iedereen wil wel graag een blauwdruk hebben maar de kracht van goede wetenschappers – dat zagen we tijdens ons onderzoek - is dat ze volhouden en doorgaan met puzzelen. En niet bang zijn het niet te weten. En als we kijken hoe we dat gezamenlijk kunnen benaderen, dat zou ik fantastisch vinden. Niet te onderschatten – om terug te komen op het begin van ons onderzoek – is eigenlijk steeds weer ons eraan te herinneren dat iedereen die wij in ons onderzoek tegenkwamen goede wetenschap nastreeft. En dat we daar proberen elkaar te ontmoeten, zonder het respect voor verschillen te verliezen. En dat het gezamenlijk gedaan wordt, dat het vormgeven van goede wetenschap niet een klusje voor een kleine groep (beleids)medewerkers is die daar specifiek verantwoordelijk voor is.”
Jeannette: “Dat was ook het gevaar van wetenschappelijke integriteit met als enige doel om fraude tegen te gaan. Daarin schuilt ook het idee dat we één soort regelgeving nodig hebben die dat gaat voorkomen. Dan verlies je de condities waaronder wetenschappers werken uit het oog.”
Sonja: “Dat is nu wel anders volgens mij. De taal over integriteit en goede wetenschap is veranderd en dat vind ik hoopgevend. Het gaat nu over goede wetenschap en Erkennen & Waarderen. Dat is echt een andere toon. Maar we moeten blijven opletten dat dat niet te rigide en te veel gestandaardiseerd wordt. Voor we het weten wordt ook Erkennen & Waarderen weer een universele oplossing die vooral door het beleid, en niet door wetenschappers in de dagelijkse praktijk, wordt omarmd”
Jeannette: “Dat roept ook wel de vraag op wat je met beleid wel en niet kunt regelen. Moet goede wetenschap en integriteit ook niet van binnenuit gecultiveerd worden?”
Er zijn zo veel invloeden die inwerken op de wetenschappelijke praktijk. En daarom is het heel moeilijk om te zeggen: dit gaan we doen! Er is geen blauwdruk om goede wetenschap te versterken.
Welk advies zouden jullie willen geven aan bestuurders en beleidsmakers?
Jeannette: “Ik denk dat nu de aandacht voor jonge wetenschappers belangrijk is. Er werd vaak – met cijfers in de hand - gezegd dat Nederland bij de top hoort als het gaat om wetenschappelijke kennis. En we kunnen het nog best een tijdje uitzingen. Maar zonder nieuwe aanwas kunnen we niet aan de top blijven. Goede arbeidsvoorwaarden zijn belangrijk. Dus wees zorgzamer voor de jonge onderzoekers dan we nu zijn. De werkdruk is hoog, de contracten zijn slecht en er wordt veel geëist in een competitief systeem. De voorwaarden om onderzoek te doen moeten rustiger worden met meer ruimte om te reflecteren. Uit de wetenschap stappen is oké als dat een goede inhoudelijke keuze is. Maar nu lijkt het vaak een soort tombola; wie is er bestand tegen de druk, wie durft het langst op tijdelijke contract te werken, wie kan het zich veroorloven om een tijd in het buitenland te werken? En je kan ook pech hebben dat je PhD-onderzoek niks oplevert. Dan is dat het einde van een loopbaan, zonder dat het gaat om de kwaliteiten van de onderzoeker. Dat is heel jammer. We zien het nu hier en daar wel een beetje veranderen. Als je goede mensen binnen wilt halen, moet je met betere contracten en arbeidsvoorwaarden komen.
Jullie rapport is een jaar geleden uitgekomen. Wat valt jullie op als je nu terugkijkt?
Jeannette: “Ik denk dat ons onderzoek en rapport bijgedragen heeft aan de shift van het fraudeparadigma naar een reflectie op wat goede wetenschap is. En dat we steeds meer inzien dat het ingewikkelder is dan we denken. Nieuwe ontwikkelingen in de wetenschap vragen om steeds weer na te denken of wat goede stappen zijn, zoals bij beloftes over het gebruik van big data.
Sonja: “De manieren waarop we onderzoek doen, worden te weinig ter discussie gesteld. En er zijn echt verschillende manieren. Dat betekent niet dat wetenschap in algemene zin dan helemaal geen betekenis meer heeft omdat het geen blauwdruk oplevert en geen pasklare antwoorden geeft. Wetenschap heeft waarde omdat het de ruimte biedt die nodig is om dagelijks, stap voor stap te bepalen wat relevante vragen zijn. In de alledaagse wetenschapspraktijken die wij bestudeerden bleken wetenschappers die ruimte te zoeken. Open te staan voor het onverwachte, ze stelden vragen en veronderstelden niet te snel iets. Ze vertraagden om gezamenlijk stil te staan bij hoe je nu precies over een wetenschappelijke puzzel na moet denken. Wetenschappers hebben daar goede praktijken voor. Dat is geen individuele eigenschap, dat leer je als je – met elkaar – onderzoek doet.”
Jeannette: “Dat is wat wij de lerende praktijk noemen. Hoe cultiveren we die?
Sonja: “Het lijkt moeilijk maar op de lange termijn is het nodig. Dat levert duurzame wetenschap op.”
Welk onderzoek naar onderzoek zou er volgens jullie nog gedaan moeten worden?
Jeannette: “We hadden het erover toen we uit de trein stapten. Wetenschappers zijn heel erg gespecialiseerd, wat ze doen is heel erg specifiek toegespitst op hun vak en ze weten heel goed hoe hun eigen vakgebied in elkaar steekt. Wetenschap ontwikkelt heel specialistische kennis. Maar we hebben nog slecht zicht op het hele gebouw van de academie, met al die disciplines en methoden en soms tegenstrijdig epistemologiën. Hoe zit dat in elkaar, hoe verhoudt het ene zich met het andere? Ik denk dat inzichten in de complexiteit en de verbindingen behulpzaam kunnen zijn voor goede wetenschap. Je hebt ook al die onderdelen van de wetenschap nodig om verschillende problemen op te lossen. Ik zou het wel mooi vinden als we dat bouwwerk en de complexiteit van wetenschap beter inzichtelijk kunnen maken.”
Sonja: “En ik denk dat we niet vanuit hokjes naar het fenomeen goede wetenschap moeten kijken. Ik vond dat het voor dit project ‘Goede wetenschap, een visie van binnenuit’, belangrijk was dat ik als onderzoeker niet alleen van buiten ernaar kijk maar ook van binnen uit, vanuit specifieke disciplines. Onderzoek naar goede wetenschap kan niet alleen maar een specialisme zijn en dat wij daar nu experts in zouden zijn en zeggen hoe het moet. We moeten juist leren van de diversiteit van goede wetenschapspraktijken en de gedeelde zorgen die er leven. Dat is volgens mij een belangrijke boodschap. Dit mag niet alleen iets van ons zijn.”
Bio
Jeannette Pols is sinds 1 september 2022 hoogleraar Anthropology of Everyday Ethics aan de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen aan de UvA en het departement Ethiek, Recht en Humaniora van het Amsterdam UMC. De leerstoel is verbonden aan beide faculteiten.
De missie van de leerstoel van Pols is om een brug te slaan tussen onderzoek naar medische ethiek en medische antropologie. Haar onderzoek en onderwijs draagt bij aan de etnografische studie van ethische vraagstukken. Met vergelijkende etnografische analyses biedt haar onderzoek inzicht in de praktische en wenselijke manieren waarop de technologieën de zorg en samenleving vormgeven, en in het repertoire dat ‘de mens’ ontwikkelt als gevolg van deze praktijken. Het doel is normatieve richtingen te ontdekken en te ontwikkelen voor complexe technologische samenlevingen.
Hiervoor was ze Socrates hoogleraar ‘ Social theory, humanism & materialities bij de afdeling antropologie van de UvA en uhd bij Medische ethiek van het AMC.)
Sonja Jerak-Zuiderent is universitair docent Social Studies of Science, Technology and Care bij de afdeling Ethiek, Recht en Humaniora van het Amsterdam UMC. Haar onderzoek spitst zich toe op een tweeledige vraag: (1) hoe ‘goede zorg’ tot stand komt in de gezondheidszorg en in onderzoek in brede zin; en (2) hoe er over ‘goede zorg’ rekenschap wordt afgelegd. Ze onderzoekt dit met een specifieke focus op het alledaagse werk van dingen en mensen; werk dat makkelijk over het hoofd wordt gezien en wordt gemarginaliseerd. Haar onderzoek is veelal etnografisch. Haar publicaties beslaan onderwerpen als infrastructuren voor rekenschap in de zorg, zoals richtlijnen en indicatoren; praktijken van patiëntveiligheid; het inbedden van andere zorgvormen, zoals geestelijke verzorging, in structuren van zorgverlening; en praktijken van goed onderzoek binnen en tussen disciplines.
BVO project
Achieving good science. A cross-disciplinary study
Projectleider: Jeannette Pols samen met Sonja Jerak-Zuiderent, Jonna Brenninkmeijer en Amade M’charek.
Jeannette Pols (hoogleraar Anthropology of Everyday Ethics in Health care aan de UvA) en Sonja Jerak-Zuiderent (universitair docent Ethics, Law & Medical humanities aan het Amsterdam umc) ontvingen in 2017 financiering uit het programma Bevorderen van Verantwoorde Onderzoekspraktijken (ZonMw en NWO). Het resultaat van het onderzoek was het rapport ‘Goede Wetenschap: Een visie van binnenuit’.
In het project Achieving good science – A cross-disciplinary study onderzochten ze hoe wetenschappers te werk gaan in de dagelijkse praktijk van de wetenschapsbeoefening. Het eerste doel van het onderzoek was om te komen tot een omschrijving van binnenuit van wat goede wetenschap is en wat problemen van goede wetenschap zijn. Het tweede doel van het onderzoek was om op basis van dit onderzoek uitspraken te doen over hoe wetenschapsbeleid gericht is op het bevorderen van goede en integere wetenschap verantwoord vorm zou kunnen krijgen. Met hun analyse willen ze het probleem van integriteit in de wetenschap herijken om het gesprek met beleidsmakers en wetenschappers op gang te brengen over hoe goede wetenschap te bevorderen.