Diversiteit in hart en ziel
Sekse en gender in onderzoek
Projectleiders Sophie van der Houdt en Nina Kupper lichten toe hoe zij sekse en gender hebben geïntegreerd binnen dit project.
Wat was de belangrijkste onderzoeksvraag, en welke rol zouden sekse of gender gerelateerde aspecten daarin kunnen spelen?
‘Het hoofddoel is om meer kennis te vergaren over sekse- en genderverschillen in psychologische risicofactoren bij hartpatiënten en de invloed hiervan op deelname aan hartrevalidatie en de verdere cardiologische prognose te onderzoeken in een populatie van hartpatiënten met vastgesteld coronair lijden. Hierbij wordt sociaaleconomische status als moderator meegenomen.
Er was al bekend dat er in het algemeen geslachtsverschillen zijn in stemming en angst. Voor risicostratificatie is het interessant om te weten of daar verdere diversiteit in bestaat wat betreft gender en de eventuele sekse-specificiteit daarvan.’
Hoe heb je sekse en/of gender geoperationaliseerd binnen dit project?
‘We hebben gender geoperationaliseerd aan de hand van de aanbevelingen die zijn gedaan in het review van Tadiri et al. (J Clin Epi: doi.org/10.1016/j.jclinepi.2020.08.018). We hebben genderidentiteit (1 slider vraag), gender trekken (BSRI) en een socioculturele gendernorm score (composiet) berekend. Het is belangrijk om gender zo breed mogelijk te meten, en dus verscheidene aspecten te onderzoeken.
Sekse hebben we uit het medisch dossier overgenomen.
De socioculturele normscore is opgebouwd uit huishoudelijke taken, kostwinnerschap, burgerlijke staat, beroepsstatus en opleidingsniveau. We hebben de prevalenties uitgerekend van mannen en vrouwen voor de verschillende categorieën van bovenstaande variabelen. Daar hebben we gewichten aangehangen waardoor een gendered score ontstond. Deze gegenderde scores hebben we vervolgens opgeteld in een index. Een uitgebreide uitleg staat in de preregistratie van de THORESCI gender papers (https://osf.io/snfau).’
Welke onderdelen in de operationalisatie van sekse en/of gender werkten goed? En welke minder goed?
‘De keuze voor het meten van verschillende aspecten pakte goed uit, want ze hadden geen uniform effect, en bleken dus allen op een andere manier van belang.
Wat vooral ook goed werkte was het kijken naar gender trekken. Gezien onze oudere studiepopulatie hadden we dit ook wel verwacht, aangezien hun generatie goed lijkt te passen bij de in de jaren 50 en 60 ontwikkelde BSRI.
Wat minder goed werkte was dat de slider van masculien naar feminien via neutraal liep. Deze hield dus geen rekening met dat mensen zich met beide kunnen identificeren, of met beide niet. Context afhankelijke genderidentiteit (dus meer fluïde) is daarnaast ook niet meegenomen.
Ook komt de socioculturele normscore oorspronkelijk uit een werkzame populatie. In een groep patiënten waarvan de helft al met pensioen is, was deze wat minder toepasbaar. We hebben pensioen als midden-categorie genomen (niet mannelijk, niet vrouwelijk), waardoor er een onderschatting van gender (beide richtingen) kan zijn ontstaan.’
Welke tips wil je meegeven aan andere onderzoekers om sekse en/of gender te integreren in hun onderzoek?
Mijn 5 tips voor onderzoekers:
- Taalgebruik en terminologie: het is erg belangrijk om de juiste toon en woorden te gebruiken. Hier krijg je mee te maken op het moment dat je manuscript gereviewd wordt.
- Neem gender zo breed mogelijk mee
- Houd rekening met de studiepopulatie en pas hier je maten op aan
- Houd rekening met meer variabele aspecten van gender (zoals fluïditeit en context)
- Onderzoek sekse x gender interactie. De effecten van gender zijn vaak anders voor mannen dan vrouwen.
Meer informatie
- Lees ook de overige interviews uit deze reeks
- Project Diversiteit in hart en ziel: de rol van sekse- en genderverschillen in psychosociale screening hartpatiënten
- Gender en preventie wetenschapsblogs
- Bekijk wat we nog meer doen op het gebied van onderzoek naar sekse en gender in het gezondheidszorgonderzoek