In de spreekkamer communiceren vrouwen niet anders dan mannen
Waar doet u onderzoek naar?
‘Uit zorgregistraties weten we dat vrouwen meer lichamelijke klachten rapporteren dan mannen en ook dat lichamelijke klachten van vrouwen vaker medisch onbegrepen zijn. Denk hierbij aan aandoeningen als hoofdpijn, jeuk en duizeligheid. Als huisarts en onderzoeker vind ik dit interessant. Liggen de oorzaken voor deze verschillen bij de patiënt, bij de huisarts, bij hun interactie? En hebben deze oorzaken te maken met sekse (biologische en fysiologische verschillen tussen mensen) of gender (sociaal geconstrueerde rollen, gedrag, uitingen en identiteiten)?
Samen met onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen doen we hier onderzoek naar (zie kader). In ons onderzoeksteam werken meerdere vakgroepen met elkaar samen: vanuit Groningen is dit het Interdisciplinair Centrum Psychopathologie en Emotieregulatie (ICPE), vanuit Nijmegen de onderzoeksgroep Huisartsgeneeskunde van het Radboudumc en de vakgroep letteren en communicatiewetenschappen van de Radboud Universiteit. Zelf vertegenwoordig ik het perspectief van de huisarts. Welke onderzoeksvragen zijn voor huisartsen relevant, wat heb ik aan de resultaten in mijn spreekkamer? Voor ik aan dit onderzoek begon, wist ik maar weinig over de impact van sekse en gender in zorg- en gezondheidsonderzoek. Dit project dwingt mij om me hierin te verdiepen – er gaat een wereld voor me open.
Het onderzoek is nu bijna afgerond en ik merk dat de kruisbestuiving van al die onderzoekdisciplines echt grote meerwaarde heeft. Als ik een artikel van een collega-onderzoeker in dit project lees, snap ik er in eerste instantie soms niks van. Waar gáát dit over, denk ik dan. Maar als ik me er nog eens over buig, ga ik het begrijpen. Wat leuk, denk ik dan, zo heb ik er echt nog nooit naar gekeken.
Het valt me ook op dat onze onderzoeksbevindingen op meer en ook op andere plekken terechtkomen dan ik gewend ben. In publieksbladen bijvoorbeeld, of in een theaterproductie. De spin off van deze studie is groot.’
Wie is Tim Olde Hartman?
Tim Olde Hartman is huisarts in de academische huisartspraktijk Oosterhout (Nijmegen), senior onderzoeker op de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde en hoofd van de onderzoeksgroep Huisartsgeneeskunde van het Radboudumc. Hij promoveerde op een onderzoek naar somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK) in de huisartsenpraktijk. Ook is hij co-auteur van de multidisciplinaire richtlijn SOLK en somatoforme stoornissen, eerste auteur van de NHG-standaard SOLK en co-auteur van de zorgstandaard SOLK. Tegenwoordig wordt overigens gesproken over aanhoudende lichamelijke klachten (ALK), in plaats van SOLK.
Zijn passie is het geven van persoonlijke zorg aan zijn patiënten en het doen van wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit van persoonsgerichte zorg in de huisartspraktijk. Hij heeft zitting in diverse nationale en internationale onderzoekscommissies en begeleid meerdere promovendi op onderzoeksprojecten rondom aanhoudende lichamelijke klachten, arts-patiënt communicatie en relatie, en persoonsgerichte zorg.
Wat is het belangrijkste resultaat voor huisartsen en onderzoekers? Wat verraste u het meest?
‘Ik leerde bijvoorbeeld dat vrouwen vaker dan mannen hulp zoeken bij veel voorkomende lichamelijke klachten. Anders dan vaak gedacht wordt, komt dit echter niet door verschillen in gender, maar door verschillen in sekse. Vrouwen hebben vaker veel voorkomende klachten dan mannen.
Een resultaat dat mij echt verrast heeft, is dat vrouwelijke patiënten niét anders communiceren dan mannelijke patiënten. Het stereotype beeld van de manier waarop vrouwen communiceren is immers dat ze veel praten en woorden als ‘misschien’ of ‘ik denk’ gebruiken, terwijl mannen veel directer zouden zijn in hun taalgebruik en vaak hun gesprekspartner zouden onderbreken. Dit blijkt helemaal niet zo te zijn, meestal verschillen mannen en vrouwen weinig tot niet in hun taalgebruik.
Een ander opmerkelijk resultaat is dat dokters bij vrouwelijke patiënten anders handelen dan bij mannelijke patiënten. Vrouwen krijgen bijvoorbeeld minder vaak lichamelijk onderzoek en diagnostische beeldvorming, zoals röntgenfoto’s en echo’s. En ze worden minder vaak doorverwezen dan mannen. Dit is ook zo als ze dezelfde klachten hebben, zoals hoofdpijn of rugpijn. En als vrouwen wél een lichamelijk onderzoek krijgen, wordt bij hen minder vaak een diagnose gesteld. Voor mij als huisarts is dit heel interessant: ik doe bij vrouwen kennelijk iets anders dan bij mannen. Ik heb me dat nooit gerealiseerd. En let op, dit is geen waardeoordeel. Het kan ook zijn dat deze ‘andere’ houding van de huisarts terecht is; dat als mannen op het spreekuur komen, dat ze meer kans hebben om een ziekte of aandoening te hebben.’
Wat wilt u meegeven aan huisartsen en onderzoekers? Heeft u praktische hulpmiddelen en tips?
‘Alle resultaten die ik noemde, zijn voor huisartsen interessant. Er is steeds meer kennis over sekse- en genderverschillen bij veel voorkomende lichamelijke klachten. Zowel bij het opbouwen van een relatie met patiënten als bij het voeren van een consult zijn deze verschillen relevant. Graag wijs ik hier op het uiteindelijke doel van onze studie: we willen de zorg verbeteren, voor mannen en vrouwen.
In het Handboek gendersensitieve huisartsgeneeskunde staan 2 hoofdstukken die aan onze studie gerelateerd zijn: 1 over aanhoudende lichamelijke klachten en 1 over de communicatie tussen huisarts en patiënt. Geleidelijk aan wordt deze kennis in richtlijnen en protocollen opgenomen, zodat huisartsen ook op die manier op de hoogte zijn.
Bij een recente bijeenkomst van onze hele projectgroep was ook een tekenaar aanwezig. Zij maakte een prachtige praatplaat waarin alle invalshoeken van ons project zichtbaar zijn. Kijk zelf maar, van vooroordelen tot taalgebruik, en van data-analyse tot interventies.’
Wat hoopt u dat er over tien jaar is bereikt, op het gebied van sekse en gender bij veel voorkomende lichamelijke klachten?
‘Ik hoop dat alle huisartsen dan beseffen dat sekse- en genderverschillen een rol kunnen spelen bij het ontstaan en de behandeling van ziekten. Dat het dan heel gewoon is om over sekse en gender te praten, óók als het gaat om de dokter zelf.
Nu al merk ik dat het maatschappelijk gezien steeds gewoner is om over sekse- en genderverschillen te praten. Recente tv-programma’s als Zeikwijven en Reference man maken de kennis op dit gebied heel toegankelijk, de podcast Geen kleine man idem dito. Al met al durf ik de stelling aan dat we op dit gebied nu een enorme stap gezet hebben. Vergeleken met 10 jaar geleden weten we zoveel meer! Ik denk dat we de komende jaren vooral nog in kleine stappen vooruitgang boeken.’
Alsof hij van zijn eigen woorden schrikt, houdt Olde Hartman even op met praten. Dan schiet hij hardop in de lach. ‘Ik besef goed dat velen dit niet met me eens zijn, die zullen zeggen dat we pas net begonnen zijn. Ik onderschat het probleem niet, maar vind ook dat we niet moeten doorschieten.’
Is er meer informatie waar u naar wilt verwijzen?
‘Op de website van ons onderzoek vind je eigenlijk alles. Het is een ‘rijke’ site, vol met verwijzingen naar blogs, publicaties, nieuwsberichten en posters. De maatschappelijke impact van deze studie is groter dan tot ik tot nu toe in wetenschappelijk onderzoek gewend ben: ik word daar heel blij van.’