Zorgen voor minder mentale problemen bij de jongeren uit arme gezinnen
Uit eerdere onderzoeken is bekend dat er een relatie is tussen armoede in gezinnen en de mentale gezondheid van kinderen en jongeren. Gonneke Stevens: “Deze kinderen hebben vaker last van stress, eenzaamheid, gedragsproblemen en het gevoel buiten de boot te vallen. Doordat ze bijvoorbeeld minder vaak lid kunnen worden van een sportclub en meer problemen ervaren met leeftijdsgenoten.”
Dus dat weten we al. Maar niet hoe al die factoren elkaar beïnvloeden, via welke mechanismen die lopen en op welk niveau, legt ze uit. “Dat is natuurlijk heel belangrijk als je de mentale problemen in deze groep wil verminderen. Alleen door het gelijktijdig aanpakken van meerdere onderliggende mechanismen kun je hun situatie verbeteren.”
Hierover gaat het project Minding the Gap: een systeemperspectief om de mentale gezondheid te verbeteren van jongeren die opgroeien in armoede. Samen met Carlijn Kamphuis, ook van de Universiteit Utrecht, is Stevens projectleider van dit project.
Schoolreisje
Het onderzoek is in januari 2023 begonnen en vindt plaats in 2 wijken: Liendert in Amersfoort en Kanaleneiland in Utrecht. Stevens: “We bespreken wat er speelt in de gezinnen die hier met weinig geld leven en wat dit betekent voor de mentale gezondheid van kinderen en jongeren. Dat doen we samen met jongeren van 12 tot en met 25 jaar, ouders uit de wijk, de gemeente en professionals die er werken, zoals jongerenwerkers, schuldhulpverleners, buurtteam medewerkers.”
In de eerste stap in het onderzoek wordt samen met deze groepen in kaart gebracht welke factoren en processen daar allemaal een rol in spelen en hoe deze elkaar versterken. Op basis daarvan maken de onderzoekers inzichtelijk wat er moet veranderen om de situatie te verbeteren. Soms zetten bestaande aanpakken al in op deze veranderingen, maar soms ook niet. Zo is het aanvragen van toelages ingewikkeld waardoor mensen door de bomen het bos niet zien. Door aanpassingen daarin kan een gezin misschien wel sneller geld krijgen voor een kind om ergens aan mee te kunnen doen, een schoolreisje bijvoorbeeld, dan nu het geval is.
Dit onderzoek is echt bedoeld om de situatie voor mensen makkelijker te maken in de praktijk
Pizza-sessies
In Amersfoort zijn inmiddels 9 sessies geweest om erachter te komen wat er speelt. Eerst met alleen de jongeren, daarna met de ouders, en ten slotte met de professionals – in elke groep zitten zo’n 10, 12 mensen. De jongeren en hun ouders krijgen een vergoeding voor deelname. Stevens: “De sessies met alleen de jongeren noemden we pizzasessies, dus we beginnen met pizza eten, gevolgd door opdrachten en gesprekken over hoe de jongeren denken over de link tussen armoede en mentale gezondheid. Maar we maakten er vooral een leuke avond van. Uiteindelijk moesten we werken met een wachtlijst omdat te veel jongeren mee wilden doen.”.
Daarna waren er nog 3 gezamenlijke sessies, dus met jongeren, ouders en professionals. Het doel van die sessies was om te kijken: in hoeverre zijn we het eens? Hieruit bleek onder andere aardig wat consensus over de ervaring dat veel jongeren uit armere gezinnen zich ongelijk behandeld voelen, bijvoorbeeld door hun financiële positie, maar ook door hun migratieachtergrond. Stevens: “Genoemde oorzaken daarvan waren onder andere dat leraren hen lagere schooladviezen geven of dat jongeren niet mee kunnen doen aan activiteiten.” Zo zei een van de jongeren: ‘Stel je hebt weinig geld, sommige scholen vragen voor sommige activiteiten geld, maar stel jij en je gezin hebben minder geld, dan kan je niet meedoen en dat is niet fijn’.
Kansen op school
In de gesprekken kwamen onder andere de potjes ter sprake voor ouders die geen sportclub of andere activiteiten voor hun kinderen kunnen betalen. “Mensen weten daar vaak niet van of schamen zich om er gebruik van te maken,” zegt Stevens. Ook het onderwerp diefstal om aan geld te komen zodat je toch ergens aan mee kunt doen, kwam ter sprake.
De deelnemers bespraken ook het feit dat de kinderen uit deze gezinnen vaak minder kansen hebben op school. In gezinnen die leven met weinig geld is vaak meer stress, de ouders zijn onder andere daardoor minder in staat om hun kinderen te ondersteunen of bijles te geven. Ze hebben een migratieachtergrond, beheersen de Nederlandse taal minder en kennen het Nederlandse schoolsysteem minder goed. Ook is er in deze gezinnen vaak minder ruimte thuis, zodat het als kind moeilijk is om rustig je huiswerk te maken en misschien om goed te slapen. De leerkrachten zijn door dit alles bovendien geneigd deze kinderen een lager schooladvies te geven, uit angst zij een hoger schooladvies niet aankunnen. Stevens: “Dat allemaal samen verkleint de kansen op school en op een goede stage.”
Heel veel organisaties
Naast de beide gemeenten zijn ook de Universiteit Utrecht en Amsterdam UMC betrokken bij dit project en ook het Trimbos Instituut, Pharos en tientallen lokale organisaties. In Utrecht hielden de onderzoekers van tevoren eerst 30 interviews met professionals om erachter te komen hoe ze kijken naar dit thema, wat hun rol daarin is en of ze ook samenwerken.
Hieruit kwam naar voren dat er wel heel veel partijen zijn die zich met dit thema bezighouden, vertelt Stevens. “Eigenlijk lijkt bijna niemand te weten wie daar allemaal een rol in speelt, terwijl het heel relevant is dat deze organisaties samenwerken. Iedereen heeft een kleine verantwoordelijkheid en zou soms wel wat meer willen kunnen doen om achterliggende problemen aan te pakken. Maar als professionals het gevoel krijgen dat dat niet kan of als ze niet weten bij wie ze terecht kunnen, leidt dat soms tot frustratie.” Die bevindingen bespraken de onderzoekers vervolgens met de gemeente.
Geen symptomen bestrijden
De onderzoekers maken gebruik van een systeemgerichte, integrale aanpak. “Bij mentale gezondheid ligt de focus vaak op hoe individuen kunnen omgaan met bijvoorbeeld stress of eenzaamheid,” legt Stevens uit. “Maar als oorzaken op andere niveaus liggen, ben je alleen maar symptomen aan het bestrijden. Door ook te kijken hoe de aanpakken op andere niveaus relevant zijn, kunnen we de problemen structureler aanpakken.”
Als voorbeeld noemt ze wat medewerkers van buurteams in Utrecht vertelden over jongeren met mentale problemen die naar hen toekomen. Ze willen de jongeren graag emotioneel, maar ook praktisch ondersteunen. Door te zorgen dat ze zo snel mogelijk een uitkering krijgen als hun inkomen wegvalt bijvoorbeeld. “Ze proberen eerst hun vertrouwen te winnen, maar als ze vervolgens eerst een half jaar moeten wachten voordat de uitkering georganiseerd is, ben je een jongere al lang kwijt,” licht Stevens toe. “Dus dan moet je kijken: kan dat makkelijker? Dus hoe kunnen professionals beter met elkaar samenwerken? Wat moet er anders in het systeem van zorg en ondersteuning?”
Door ook te kijken hoe de aanpakken op andere niveaus relevant zijn, kunnen we de problemen structureler aanpakken
In dienst van de doelgroep
Het thema mentale gezondheid en jeugd is de laatste jaren natuurlijk veel in het nieuws geweest. Stevens: “We weten dat er hele grote verschillen zijn tussen jongeren die opgroeien in relatieve armoede en jongeren in meer welvarende gezinnen. We weten ook dat alle kosten toenemen. Dus het is een enorm actueel thema.”
Hoe kijkt zij aan tegen het feit dat er al veel onderzoeken zijn gedaan om gezondheidsverschillen te verkleinen en dat hier heel wat geld in omgaat? Er zijn al heel wat nieuwe aanpakken bedacht en helaas worden de gezondheidsverschillen niet kleiner. “We snappen natuurlijk de frustratie,” reageert ze. “We proberen ervoor te zorgen dat dit niet weer zo'n onderzoek is waarbij de onderzoekers de aanpak bedenken. In plaats daarvan zijn wij faciliterend: we kijken samen met de ouders en jongeren, professionals en gemeentes wat er nodig is en stellen ons in dienst van hen. We evalueren de huidige aanpakken ook samen.”
Een groot living lab
Later zullen de onderzoekers kijken hoe die aanpakken zo effectief mogelijk gemaakt kunnen worden. Dit doen ze door bewoners en professionals die daar mee te maken hebben te interviewen of vragenlijsten in te laten vullen.
Het onderzoek sluit zoveel mogelijk aan bij bestaande projecten van de gemeentes en is ook betrokken bij de kenniswerkplaats van de Provincie Utrecht. “We hebben daar al een aantal van onze inzichten en discussiepunten gepresenteerd,” zegt Stevens. “En we krijgen daar ook weer nuttige vragen terug. Eigenlijk is dit project één grote living lab: we doen actieonderzoek en zijn elke keer aan het ontdekken en bijsturen. Zodat we uiteindelijk aanpakken kunnen ontwikkelen die op allerlei systeemniveaus ingrijpen en zo bijdragen aan een betere mentale gezondheid voor jongeren die opgroeien met weinig geld.”
NWA-programma Gezondheidsverschillen
Dit project is onderdeel van het NWA-programma Gezondheidsverschillen. In opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) voert NWO samen met ZonMw het onderzoeksprogramma van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA)
uit. Het doel van de NWA is om met kennis een positieve, structurele bijdrage te leveren aan de maatschappij van morgen, door vandaag bruggen te slaan en met elkaar voor wetenschappelijke doorbraken en maatschappelijke impact te zorgen. Hieraan wordt onder andere invulling gegeven via thematische programmering in samenwerking met overheden.
Colofon
Tekst: Thessa Lageman
Eindredactie: ZonMw