‘Onderzoek doen inspireert om de zorg steeds te willen verbeteren’

Wie is Catherijne Knibbe?
‘Ik ben klinisch farmacoloog en ziekenhuisapotheker in het St. Antoniusziekenhuis. Met 2 collega’s uit de vakgroep bestaande uit ziekenhuisapothekers en openbaar apothekers, vorm ik het dagelijks bestuur van de Eenheid Farmacie. Die naam is bewust zo breed gekozen, omdat wij de farmacotherapie in kliniek, poli én thuis als eenheid zien. Goed geneesmiddelengebruik is wat ons betreft een kwestie van goede zorg leveren aan de patiënt door alle muren heen. Daarnaast ben ik hoogleraar aan de Universiteit Leiden, waar ik op de vrijdagen ben. Daar bouw ik met collega’s van het Leiden Academic Centre for Drug Research aan wiskundige modellen, mede op basis van klinische data uit ons ziekenhuis. Die modellen neem ik weer mee terug en zet ze om in doseeradviezen voor specifieke patiëntengroepen.’
Hoe raakte je betrokken bij het GGG-programma?
‘Dat was nog ver voordat GGG daadwerkelijk startte. Als jonge klinische onderzoeker werd ik geïnterviewd voor een verkenning van ZonMw naar mogelijkheden om een speciaal geneesmiddelenprogramma op te zetten. Volgens opdrachtgever VWS en ZonMw viel er nog veel te verbeteren in de farmacotherapie. Ik combineerde mijn klinische praktijk met wetenschap en heb meegedacht hoe onderzoek naar geneesmiddelengebruik programmatisch aan te pakken is. Geneesmiddelontwikkeling is cruciaal, maar onderzoek naar goed gebruik van bestaande geneesmiddelen is minstens zo belangrijk.’
Wat motiveert je als voorzitter van de GGG-raad?
‘Toen Bert Leufkens eind 2022 afscheid nam als voorzitter van de GGG-raad, vertelde hij me hoe belangrijk het is de toegevoegde waarde van GGG voor het voetlicht te blijven brengen. Ik dacht: ik kan zaken uitstekend verkopen, dus een voorzittersrol past mij heel goed. We moeten iedereen – patiënt, belastingbetaler, praktijk, wetenschap, industrie – blijven vertellen hoe uniek en relevant dit programma is. Omdat we daarin kunnen onderzoeken hoe je met eenvoudige geneesmiddelen nóg betere zorg kunt leveren. En de inzet van ingewikkelde – vaak dure – medicijnen kunt optimaliseren. Uiterst relevant voor de patiënt, maar ook maatschappelijk.’

Laten we ook de apotheker op de hoek, een huisarts of de dokter in een verpleeghuis blijven motiveren om met goede onderzoeksideeën te komen.
Wat is vooral de meerwaarde het GGG-programma?
‘De concrete uitkomsten van GGG-onderzoek zijn in zichzelf waardevol. Middel A werkt in de praktijk beter dan middel B, dus laten we daarvoor kiezen. Van middel C blijkt juist dat het niet werkt, dus daar kunnen we beter mee stoppen. Maar belangrijker is misschien wel dit: wie als apotheker, specialist, verpleegkundige of huisarts onderzoek doet, gaat als vanzelf betere zorg leveren. Het prikkelt namelijk jezelf steeds te blijven afvragen: doen we eigenlijk wel het juiste? Kan het niet beter? Zijn uitkomsten van een studie misschien te vertalen naar andere geneesmiddelen? En gelden ze eigenlijk wel voor de patiënt die ik nu behandel? Het gaat om veel meer dan publiceren en de richtlijnen aanpassen. Het is ook de nieuwsgierige houding van de klinische onderzoeker die inspirerend uitpakt. En die de kwaliteit van het werk – en dus ook de zorg voor de patiënt – ten goede komt.’
Welke ontwikkelingen vind je relevant voor het GGG-programma?
‘Onder alles door loopt dit: ervoor zorgen dat elke nieuwe generatie zorgverleners onderzoek in de genen krijgt. Zodat ze zich aan het einde van hun werkdag blijven afvragen: kan het beter, kan het misschien goedkoper? Daarnaast pleit ik voor het belang van open rondes. Ik snap dat sommige thema’s top-down moeten worden onderzocht, omdat er bepaalde urgente vraagstukken spelen. Maar laten we ook de apotheker op de hoek, een huisarts of de dokter in een verpleeghuis blijven motiveren om met goede onderzoeksideeën te komen. Zij hebben immers vanuit hun dagelijkse praktijk vaak slimme inzichten hoe je alledaagse geneesmiddelen nog beter kunt inzetten. Of dure geneesmiddelen efficiënter. Binnen GGG kunnen ze dat met onderzoek nader onderbouwen.’
Wat wil je meegeven aan praktijkmensen en onderzoekers?
‘Een onderzoeksidee is pas echt goed als het vanuit meerdere perspectieven van belang is. Dus een studie moet niet alleen jou als zorgverlener of wetenschapper verder helpen in je werk. Wat levert het bijvoorbeeld de belastingbetaler op of de zorgverzekeraar? En wat vindt de patiënt ervan? Wil die bijvoorbeeld wel gerandomiseerd worden als je 2 geneesmiddelen of protocollen met elkaar wilt vergelijken? Past je onderzoeksdesign wel bij de behoeften en voorkeuren van patiënten? Nog een tip: probeer vooral niet opnieuw het wiel uit te vinden. Ik ben zelf bezig met berekeningen omtrent man-vrouwverschillen. Ik kwam erachter dat Loes Visser, ziekenhuisapotheker van het HagaZiekenhuis, daar heel veel van weet. Ze is ook epidemioloog en doet in het Erasmus MC veel onderzoek naar sekseverschillen bij het gebruik van medicijnen. Ik dacht: zij is dé expert, dus ga ik haar vragen mee te kijken met mijn ideeën. Ik heb het zelf ervaren: daar wordt je onderzoek alleen maar beter van.’
Catherijne Knibbe is ziekenhuisapotheker-klinisch farmacoloog in het St Antonius Ziekenhuis. Daar doet ze wetenschappelijk onderzoek naar de verbetering van behandeling met geneesmiddelen bij bijzondere patiëntgroepen (onder andere pasgeborenen, kinderen, patiënten met obesitas, patiënten na bariatrische chirurgie, en patiënten op de intensive care). Aan de Universiteit Leiden is zij hoogleraar Grondslagen van de individuele farmacotherapie. Knibbe is voorzitter van de GGG-raad. Deze raad geeft maatschappelijke sturing aan het programma, creëert draagvlak en formuleert voorstellen voor thema’s en onderwerpen.
Tekst: Marc van Bijsterveldt (januari 2025)
Foto: Catherijne Knibbe