Gezond op weg naar het pensioen: vrouw-man verschillen in arbeidsparticipatie

Gender en preventie Wetenschapsblogs - Door: Dorly Deeg, Sascha de Breij, Martijn Huisman
Oudere vrouwelijke werknemers halen de AOW-leeftijd minder vaak dan hun mannelijke collega’s, onder meer doordat zij in hun werk vaker last hebben van gezondheidsproblemen. Niet alleen hoe biologische sekse, maar ook hoe gender-identiteit mogelijk ten grondslag ligt aan deze vrouw-man verschillen in gezondheid wordt in ons project onderzocht.

Verschillen mannen en vrouwen

Het is een historisch feit dat vrouwen in Nederland minder vaak betaald werk doen dan mannen. Na de jong-volwassen leeftijd is de arbeidsdeelname van vrouwen systematisch lager dan die van mannen.

Recent heeft de Nederlandse overheid maatregelen ingezet om langer doorwerken te stimuleren. Daarbij is de arbeidsdeelname in de oudste leeftijden, van 55 jaar tot de AOW-leeftijd, flink is gestegen. In die leeftijdscategorie is de arbeidsparticipatie van vrouwen sneller gestegen dan die van mannen: tussen 2006 en 2020 bij vrouwen van 35% tot 63%; bij mannen van 55% tot 79%. Toch blijft de arbeidsparticipatie van vrouwen achter bij die van mannen. Bovendien werken vrouwen aanzienlijk minder uren per week dan mannen: in 2020 werkte slechts 24% van hen fulltime tegenover 76% van de mannen. De sekseverschillen in deeltijdwerk zijn de afgelopen 15 jaar nauwelijks veranderd. Mogelijk werken vrouwen minder uren dan mannen, omdat zij dan ook andere verplichtingen kunnen nakomen, zoals zorgen voor kinderen en/of hulpbehoevende ouders.

Kosten van veroudering

Om de kosten van de veroudering van de bevolking op te vangen, bevelen het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut en het Centraal Bureau voor de Statisitiek in een recent rapport (1) aan dat meer vrouwen gaan werken én dat vrouwen meer uren gaan werken.

Genderverschillen

Het frequente deeltijdwerk is niet het enige punt waarop de arbeidsmarktpositie van vrouwen verschilt van die van mannen. Ook het arbeidsverleden speelt mee. Doordat vrouwen in de huidige generatie oudere werknemers een lager opleidingsniveau hebben bereikt dan mannen, doen zij veelal lager geschoold werk dan mannen, en vaker in door vrouwen gedomineerde sectoren, die worden gekenmerkt door een lagere beloning. Vrouwen hebben bovendien langere werkonderbrekingen meegemaakt en minder vaak een opgaande carrièrelijn gehad. Hierdoor hebben oudere vrouwen een structureel andere arbeidsmarktpositie dan oudere mannen. Dat is een genderverschil.
In ons onderzoeksproject gaan we na in hoeverre dit genderverschil in arbeidsmarktpositie invloed heeft op de gezondheid van werkende vrouwen en mannen.

Genderverschil definiëren

Om het genderverschil te definiëren hebben we een arbeidsmarkt-genderindex (AMGI) ontwikkeld. Deze is gebaseerd op informatie uit zes domeinen: opleidingsniveau in vergelijking met de partner; aantal werkuren per week in vergelijking met de partner; aantal uren mantelzorg; persoonlijk inkomen; hoeveelheid tijd besteed aan het huishouden; en de man-vrouwverhouding in de sector waarin men werkt. Vrouwen met traditionele genderrollen worden gekenmerkt door een lager opleidingsniveau dan hun partner; hun partner is kostwinner, dat wil zeggen hij maakt meer uren en heeft een hoger salaris dan zijzelf; zij besteden meer uren aan (mantel)zorg en het huishouden dan hun partner; en zij werken in sectoren waarin arbeid lager wordt gewaardeerd dan in sectoren met overwegend mannelijke werkenden.

Codering van data

De AMGI is gebaseerd op een index die eerder in Canada is ontwikkeld en die we nu hebben samengesteld met behulp van gegevens uit het jaar 2013 van de Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA). Er was heel wat databewerking voor nodig. De man-vrouwverhouding van sectoren heeft ons nog de meeste hoofdbrekens gekost, want de beroepen van alle werkende LASA-deelnemers in 2013 moesten worden gecodeerd volgens de Beroepenindeling ROA CBS 2014 (BRC 2014), het systeem dat het CBS vanaf 2013 hanteert om beroepen in sectoren te classificeren. Die codering hebben we met ons tweeën gedaan voor ruim 600 beroepen. Wanneer we het over een bepaalde code niet eens konden worden, schakelden we een collega als derde persoon in om tot een beslissing te komen.

Hoe is nu de AMGI verdeeld over vrouwen en mannen? Het blijkt dat een minderheid van zowel vrouwen als mannen een tegenovergestelde gender heeft: bij beide seksen is dat slechts 23%. Er moet kennelijk nog heel wat gebeuren totdat dit percentage 50% is geworden en er sprake is van gelijkwaardige vrouwen- en mannenrollen op de arbeidsmarkt.