ERANID-studie schetst de dynamiek in het gebruik van drugs op danceparty’s

Interview met Margriet van Laar en Ruben van Beek over ALAMA
Voor veel jongvolwassenen voegen drugs plezier toe aan hun avondje stappen. Wat weten we over het gebruik? Kunnen we een beeld krijgen van een uiterst dynamische markt met ‘partydrugs’ die alsmaar sterker worden? ALAMA deed een Europees onderzoek onder bezoekers van feesten met electronic dance music.

Onderzoek doen naar drugsgebruik in de party-scene is uitdagend. Dat begint al met de enorme dynamiek in de drugsmarkt, met voortdurend nieuwe middelen en nieuwe gebruikersgroepen. En dat beeld wisselt ook nog eens sterk per land. Dat goed bijhouden vergt het voortdurend monitoren van trends en ontwikkelingen. In het ERANID-project ALAMA bevroeg het team van Margriet van Laar en Ruben van Beek (Trimbos-instituut) via online vragenlijsten bezoekers van danceparty’s in België, Italië, Zweden, Engeland en Nederland. Daarnaast vulden jongvolwassen XTC-gebruikers in Nederland en Engeland 5 weken lang dagelijks op hun smartphone een korte vragenlijst in over hun drugsgebruik, stemming en slaap. Hoe verloopt de ontwikkeling van het middelengebruik bij uitgaande jongvolwassenen? Wat doet het gebruik een paar dagen erna? En welke dynamiek is er in opkomst en weer ‘verdwijnen’ van bepaalde drugs?

Verschillen tussen landen

Onderzoek naar drugs in de party-scene heeft bijna onvermijdelijk een internationale dimensie. Van Laar: ‘In wat er in de clubs en op feesten gebeurt, zijn er grote verschillen per land. Maar tegelijkertijd steken nieuwe middelen heel eenvoudig de grenzen over.’ Uitdagend is ook hoe open bezoekers van feesten zijn over hun drugsgebruik. Van Beek: ‘Er is sprake van onderrapportage, omdat bezoekers van feesten hun drugsgebruik niet altijd tegenover onderzoekers toegeven. Dat weten we door zelfgerapporteerd gebruik te vergelijken met ademtests. De onderrapportage verschilt tussen landen: waar het stigma op drugsgebruik groter is, praten mensen er minder makkelijk over en is de onderrapportage vermoedelijk groter. Onze Zweedse collega’s onderzoeken dit nu nader.’

Intentie om te minderen

Een belangrijke conclusie is dat ruim de helft van alle mensen die veel drugs en/of alcohol gebruiken de intentie heeft het middelengebruik te minderen. Dit zijn met name jongvolwassenen die meerdere middelen gebruiken. Van Laar: ‘Het is zorgelijk te zien wat voor middelencocktail sommige studiedeelnemers er in een weekend doorheen joegen. Eerst alcohol, dan XTC en speed, vervolgens ketamine en GHB, en dan weer alcohol. Dat kan gevaarlijke situaties opleveren.’ Het ALAMA-team had intussen niet verwacht dat zo'n groot deel van de uitgaanders zeiden te willen minderen of stoppen. Van Laar: ‘Dat biedt een belangrijk aanknopingspunt voor preventie. Onze aanbeveling: sluit interventies voor deze doelgroep meer aan op de intentie om te stoppen of te minderen. Dan kun je escalatie naar problematisch gebruik en schade voorkómen. Daarmee zijn wij inmiddels met onze preventiecollega's aan de slag gegaan.’

‘Dinsdagdip’ bestaat echt

Een specifiek deelthema binnen het onderzoek was de vraag of de bekende ‘dinsdagdip’ na xtc-gebruik bevestigd kon worden. Bij xtc-gebruik komen er stoffen in de hersenen vrij die de een blij en euforisch gevoel geven. Maar als de drug is uitgewerkt, duurt het even voordat deze stoffen weer van nature aangevuld zijn. Tot die tijd kan een xtc-gebruiker zich een paar dagen moe, chagrijnig en zelfs depressief voelen. Meestal komt deze dip pas een paar dagen later – vandaar de term ‘dinsdagdip’ – maar soms treedt het onaangename gevoel al meteen op als een pil is uitgewerkt. Van Beek: ‘Die dip hebben we inderdaad kunnen aantonen. Ook cocaïnegebruik blijkt overigens zo’n dip te kennen. Slecht of weinig slapen speelt mede een rol, dus los van de stof op zich. Daarnaast is de kans op een dinsdagdip groter voor mensen die al angst- of stemmingsklachten hebben. Zij krijgen daarom het advies geen drugs te gebruiken.’

Deelnemers aan onze studie zeiden regelmatig dat ze zich door de vragen pas realiseerden hoe stevig hun drugsgebruik was.

Onderzoek maakt gebruikers bewust

De voortdurende verschuivingen in drugsgebruik onder jongvolwassenen én binnen de drugsmarkt kun je alleen zinvol volgen als je de ontwikkelingen voortdurend monitort, aldus Van Laar. ‘Je zou mensen het liefst een jaar of 5 willen volgen. Zo stel je niet alleen de actuele percentages van groepen drugsgebruikers vast, maar volg je ook hoe iemands gebruik zich ontwikkelt.’ Er zijn meer relevante vragen, vervolgt ze: ‘Komen fervente uitgaanders er na een paar jaar flink uitgaan en middelengebruik zonder kleerscheuren af? Of zijn er blijvende gevolgen, zoals psychische en lichamelijke problemen, studievertraging of werkverzuim? Over acute gezondheidsincidenten weten we veel, maar langetermijngevolgen blijven onder de radar.’ Er is overigens een interessant bijeffect van het doen van drugsonderzoek in de party-scene, aldus Van Laar: ‘Deelnemers aan onze studie zeiden regelmatig dat ze zich door de vragen pas realiseerden hoe stevig hun drugsgebruik was. Drugsonderzoek kan dus in zichzelf een interventie zijn die bijdraagt aan bewustwording. En daarmee aan minder risicovol drugsgebruik.’ 

Andere groepen beter bereiken

Voor vervolgonderzoek is het volgens het ALAMA-team relevant om expliciet ook de meer praktisch geschoolde groep te bereiken. Van Beek: ‘Bezoekers van de typisch witte, randstedelijke feesten staan over het algemeen wel open voor vragenlijsten. Maar zo krijg je toch vooral een goed beeld van de hoger opgeleide partydrugsgebruiker. De vraag is hoe je ook die andere groep bereikt, die soms ook wat wantrouwiger staat tegenover onderzoekers. Misschien hebben we andere manieren van werven nodig om ze toch voor deelname aan online onderzoek te interesseren. Maar ik denk dat we ook gewoon naar hún party’s moeten gaan, om ook deze groep beter te leren kennen. Veel meer inzetten op veldwerk dus. Dat is weliswaar duurder, maar het levert wel een evenwichtiger beeld op van drugsgebruik onder jongvolwassenen.’

Colofon

Tekst: Marc van Bijsterveldt (oktober 2023)
Eindredactie: ZonMw

Dit is het vierde interview in een reeks gesprekken met onderzoekers uit het door ZonMw gecoördineerde Europese ERANID-programma (European Research Area Network on Illicit Drugs).