Effectiviteit van medicijnen voorspellen bij chronische darmziekte colitis ulcerosa
Patiënten reageren anders op medicijnen
De afgelopen jaren zijn veel nieuwe medicijnen voor behandeling van Colitis ulcerosa (CU) op de markt gekomen. CU is een chronische ontstekingsziekte van de dikke darm, waardoor zweren ontstaan. Samen met de ziekte van Crohn behoort CU tot de inflammatoire darmziekten (IBD), die niet te genezen zijn, wel te behandelen. Medicijnen hebben tot doel de ontstekingen rustig te houden (in remissie). Ongeveer 90.000 mensen hebben IBD, waarvan ongeveer de helft moet leven met CU. Festen: ‘Het duurt ongeveer 3 tot 6 maanden of we weten of het werkt bij een bepaalde patiënt. Tot dusver is het gewoon uitproberen.’ Als iemand CU blijkt te hebben is de praktijk het rijtje medicijnen af te gaan, van de oudste, meest bewezen middelen tot de nieuwere. ‘Als iemand niet goed reageert kan het zo maar 3 jaar duren voordat de ontstekingen (en klachten) afnemen. Voor de maatschappij betekent dit 20.000 tot 30.000 euro aan uitgaven voor medicijnen die voor die patiënt niet optimaal werken.’
Vier soorten medicatie onderzoeken
Dit kan beter, denkt Festen. Haar onderzoek is er, zoals vermeld, op gericht om te leren voorspellen welke patiënten met CU baat hebben bij welke middelen. Ze onderzoekt 4 soorten medicatie bij ongeveer 30 patiënten per medicatiegroep. Zij richt zich op CU, omdat onderzoek bij deze ziekte eenvoudiger is te onderzoeken dan bij de ziekte van Crohn. ‘CU bevindt zich in het laatste deel van de dikke darm. Daar kunnen ze makkelijker bij om onderzoek te doen, dan in de dunne darm. Maar mogelijk kunnen de resultaten vanuit dit onderzoek ook de behandeling van Crohn verbeteren’, aldus Festen. ‘Dat lijkt waarschijnlijk en zou mooi zijn.’
Op zoek naar genetische profielen
De patiënten ondergaan een endoscopie (kijkonderzoek), uitgevoerd door Festen en haar team. ‘We bekijken vervolgens welke afweercellen precies actief zijn in de kleine hapjes weefsel en het bloed die tijdens de scopie zijn weggenomen. Dit levert een specifiek genetisch expressieprofiel op. We kijken om welke afweercellen het exact gaat, en vervolgens wat die cellen doen.’ Na drie maanden, als duidelijk is hoe iemand op de betreffende medicatie reageert, volgt weer een scopie. ‘Dan zal waarschijnlijk blijken dat er een subgroep is die wel reageert en een subgroep die niet reageert op de medicatie.’ Vervolgens bekijkt ze of ze genetische profielen kan onderscheiden van patiënten die wel, en profielen kan onderscheiden van patiënten die niet op de betreffende medicatie blijken te reageren. Door dit bij iedere patiënt te doen, worden data verzameld met als doel om bij toekomstige patiënten na een eerste scopie al te kunnen zeggen welk medicijn voor hen hoogstwaarschijnlijk goed gaat werken.
Promotieonderzoek was al gericht op genetica bij ontstekingsziekten
Het was niet vanzelfsprekend voor Festen om voor de studie medicijnen te kiezen, hoewel er in de familie meerdere artsen zijn. ‘Ik wilde iets doen dat altijd nodig zou zijn. Een vak leren waarbij ik nooit zou gaan denken: waarom doe ik dit eigenlijk?’ Het ging haar hierbij om de urgentie. ‘Toen ik bij een open dag van diergeneeskunde was, besloot ik dat het medicijnen moest worden. Ik was blij dat ik direct werd toegelaten.’ Ze studeerde in Groningen en rondde haar promotieonderzoek cum laude af. Tijdens dit onderzoek hield ze zich al bezig met genetica bij ontstekingsziekten zoals de ziekte van Crohn, CU en Coeliakie, een auto-immuunziekte waarbij mensen overgevoelig zijn voor gluten. Ze onderzocht hierbij de genetische risicofactoren die de kans op genoemde ziekten vergroten. ‘Ik identificeerde meerdere nieuwe risicogenen voor de ziekte van Crohn en CU, en ontdekte dat er overlap bestaat tussen deze risicogenen en ook die voor coeliakie. Deze ontdekkingen vergrootten het inzicht in het ontstaan van de ziekten en brengen daarmee een effectieve behandeling dichterbij. Om de behandelingen effectiever te maken en beter op de individuele patiënt af te kunnen stemmen, is verder onderzoek nodig naar het exacte effect van de gevonden risicogenen. En dat is precies wat ik nu gaat doen.’
Waarom intrigeren de ziekte van Crohn en CU Festen zo?
‘CU en Crohn openbaren zich meestal zo tussen het 20e en 30e levensjaar’, antwoordt Noortje Festen. ‘Patiënten gaan er gewoonlijk niet dood aan, maar Crohn en CU kunnen wel degelijk een grote invloed op het leven van patiënten hebben. Het zet soms levens helemaal op z’n kop. Ik heb het gevoel hier echt een verschil te kunnen maken.’
Ambities en op altijd zoek naar verbeteringen
De mogelijkheden die de Klinische Fellowship haar bieden, helpen haar om het verschil te kunnen maken. Want ambities heeft Festen genoeg. Ze wil niet alleen met dit huidige onderzoek betere behandelingen aan patiënten kunnen bieden. Ze zou ook graag de Crohn-/CU-zorg in Noord-Nederland omvormen tot een gelijke structuur, zodat het veel eenvoudiger is om alle ziekenhuizen te protocolleren. Hiervoor moeten in ieder geval de computersystemen worden aangepast. ‘De samenwerking in mijn regio kan echt beter. Ik zou willen dat ziekenhuizen overal exact dezelfde zorg boden. Dat zou onderzoek zoveel makkelijker maken, want exact dezelfde gegevens van veel grotere patiëntengroepen zouden dan beschikbaar zijn. Ik ben blij dat ik dit vak heb gekozen. Ik kan mijn ambities erin kwijt, ervaar nog iedere dag de urgentie en zet dit in om de patiëntenzorg te optimaliseren.’