‘We willen de onderzoeksresultaten sneller in de richtlijnen’

Samenwerking Kennisinstituut en ZonMw
Het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en ZonMw werken al sinds 2014 samen om onderzoeksresultaten snel op te nemen in de richtlijnen. De samenwerking is begin maart 2024 met een raamovereenkomst geformaliseerd. Kennisinstituut-directeur Teus van Barneveld constateert dat er al veel successen zijn geboekt.

Het Kennisinstituut, waarvan Teus van Barneveld een van de grondleggers is, ontstond ruim tien jaar geleden door een verzelfstandiging van een afdeling van de Federatie Medisch Specialisten. ‘Ook toen al hadden we goede contacten met ZonMw. In 2013 hebben we bijvoorbeeld de eerste kennisagenda van de wetenschappelijke verenigingen – die van de Keel-, Neus- en Oorartsen – aangeboden aan de toenmalige directeur van ZonMw (Henk Smid). Met deze agenda wilden we met een brede achterban van zowel algemeen als academisch werkende KNO-specialisten kennishiaten ophalen en deze samen met patiënten prioriteren. Hiermee zouden we de onderzoeksprogrammering, zoals bij ZonMw Doelmatigheidsonderzoek, kunnen ondersteunen. Een ander gezamenlijk streven was om onderzoeksresultaten voortaan sneller in de richtlijnen op te nemen.’

Modulair onderhoud

Van Barneveld kijkt met tevredenheid terug op de afgelopen tien jaar. Er is samen hard gewerkt aan het tot stand brengen van een koppeling tussen alle lopende doelmatigheidsonderzoeken en de betreffende onderdelen – de zogenoemde modules – in de richtlijnen. ‘Binnen het Kennisinstituut hebben wij tegelijkertijd de wijze van onderhoud van richtlijnen herzien: niet meer gemiddeld eenmaal per acht jaar een volledige update, maar jaarlijks een herziening van alleen die modules die onderhoud nodig hebben. Met de aangebrachte koppelingen komt ons gezamenlijke doel – onderzoeksresultaten snel in richtlijnen brengen – aanzienlijk dichterbij.’

Digitaal dashboard

De raamovereenkomst die het Kennisinstituut en ZonMw op 8 maart 2024 hebben ondertekend, laat volgens Van Barneveld zien dat beide partijen structureel willen blijven samenwerken. Er zijn bovendien plannen om die samenwerking inhoudelijk te verbeteren. Als voorbeeld noemt hij een gezamenlijk te ontwikkelen digitaal dashboard. ‘Daarop kun je straks zien aan welke richtlijnmodule een onderzoek is gekoppeld, hoe het onderzoek ervoor staat en wanneer de resultaten bekend zijn. Hiermee kan de richtlijncommissie alvast voorbereidingen treffen om de update van de betreffende module vorm te geven. Vervolgens is het via gezamenlijke implementatiesessies ook al in een vroeg stadium mogelijk om in te schatten wat het betekent voor de landelijke uitrol van de module-aanpassingen.’

Academische vrijheid

Van Barneveld pleit ervoor dat ZonMw voortaan meer onderzoeksthema’s programmatisch aanpakt en agendeert op basis van kennisagenda’s vanuit het veld. ‘Natuurlijk kun je niet alles programmatisch benaderen. Er moet ruimte blijven voor bottom-up-onderzoek. Academische vrijheid is een groot goed. Maar iets meer top-down zou wel verstandig zijn. Dan heb je meer planbare processen. Verder vind ik het belangrijk dat we samen met andere partijen – denk aan medisch specialisten, patiënten, onderzoekers, zorgverzekeraars en het Zorginstituut – vóór de start van een onderzoek aangeven wat de uitkomstmaten moeten zijn, welke klinisch relevante verschillen je wilt aantonen en wat precies de omschrijving is van de te onderzoeken populatie. Met een dergelijke co-creatie ontstaat een mooie gesloten kenniskwaliteitscirkel (ZonMw spreekt van de waardegedreven cyclus). Daarmee sluit het onderzoek nog beter aan op de vraag die er ligt binnen de zorg.’