Onderzoeksinfrastructuur voor COVID-19 behandeling
Gedurende de pandemie is zowel in de ziekenhuizen als bij huisartsen gewerkt aan deze infrastructuur die ook voor de toekomst bruikbaar is voor andere (infectie)ziekten. Daarnaast is gekeken of bepaalde vragen met een gecontroleerd humaan infectiemodel kunnen worden beantwoord.
Sessievoorzitter: Prof. dr. Frits Rosendaal, LUMC
Sprekers:
- Dr. Lennie Derde, UMC Utrecht
- Dr. Marco Blanker en dr. Mark Spigt, Consortium Onderzoek Huisartsen
- Prof. dr. Meta Roestenberg, LUMC
De drie bovengenoemde aspecten zijn aan bod gekomen in de sessie, onder leiding van prof dr. Frits Rosendaal (LUMC). Er is gesproken over waar de huidige uitdagingen liggen en hoe we kunnen zorgen dat de infrastructuur duurzaam beschikbaar komt en blijft, ook voorbij COVID-19.
Adaptive platform trials
Lennie Derde, intensivist, geeft een overzicht van de uitdagingen bij het uitvoeren van klinisch onderzoek tijdens een pandemie. Er is weinig informatie beschikbaar om weloverwogen beslissingen te nemen. Met 50% aan beschikbare kennis moet 100% van de keuzes worden gemaakt. Een zogenaamde one-stop shop is nodig om de pijplijn aan mogelijke middelen te toetsen op meerwaarde, omdat het moeilijk te voorspellen is wat gaat werken. Daarnaast verandert de context voortdurend gedurende een pandemie en is zorgpersoneel meer dan fulltime aan het werk met de behandeling van grote groepen patiënten waardoor er geen tijd is voor het doorlopen van onderzoeksprocedures en het invullen van formulieren. Om deze redenen is het vrijwel niet mogelijk om het beoogde optimale onderzoek uit te voeren. ‘Goed genoeg’ is vaak het hoogst haalbaar; ‘perfect is the enemy of the good’. Tenslotte is het essentieel om aandacht te besteden aan het internationale perspectief aangezien een virus zich niet houdt aan de landsgrenzen.
Om voorbereid te zijn op het doen van onderzoek tijdens een pandemie is een passende onderzoeksinfrastructuur noodzakelijk. Deze infrastructuur moet klaar staat voor gebruik en kan worden ingezet zodra het nodig is. Daarnaast moet er binnen de infrastructuur (inter)nationaal worden samengewerkt en niet alleen door onderzoekers, maar ook samen met subsidie-organisaties en regelgevende instanties. Een mooi voorbeeld hiervan is REMAP-CAP. Een dergelijke infrastructuur moet buiten een pandemie levend kunnen worden gehouden door de inzet bij andere typen studies, zoals het onderzoeken van combinaties van behandelingen. Op deze manier kan een duurzame onderzoeksinfrastructuur in stand worden gehouden.
Binnen een dergelijke infrastructuur kunnen bijvoorbeeld adaptive platform trials worden uitgevoerd. In dit dynamische format worden verschillende interventies parallel aan elkaar onderzocht. Gaandeweg wordt bekeken welke interventies het minst veelbelovend zijn en kunnen worden gestopt, en welke interventies bijvoorbeeld kunnen worden toegevoegd door voortschrijdend inzicht. In de randomisatie wordt rekening gehouden met de verwachtingen rondom een therapie en uiteindelijk worden er voor de meest veelbelovende interventies de meeste deelnemers geïncludeerd. Zo hebben deelnemers aan de studie de meeste kans op een veelbelovende interventie. Succes hangt ook af van een tijdige interactie met regelgevende autoriteiten. Bedrijven die willen deelnemen aan studies middels dit format moeten zich committeren aan het vooraf afgestemde eindpunt(en).
Onderzoeksinfrastructuur in de huisartsgeneeskunde
Marco Blanker, universitair hoofddocent huisartsgeneeskunde, huisarts en epidemioloog, vertelt namens het Consortium Onderzoek Huisartsgeneeskunde over het GRIP3 project. In dit project worden drie inhoudelijke COVID-19 werkpakketten uitgevoerd gericht op:
- De registratie van data in de huisartsenpraktijken
- Het gebruik van geneesmiddelen in de eerstelijnszorg voor de behandeling van COVID-19
- Thuisbehandeling van COVID-19
Daarnaast richt het project zich op het verbeteren van de infrastructuur voor het uitvoeren van onderzoek bij huisartsen.
Markt Spigt, universitair hoofddocent huisartsgeneeskunde, geeft een toelichting op het projectonderdeel dat zich richt op het gebruik van bestaande en nieuwe medicatie voor de behandeling van COVID-19 bij kwetsbare patiënten door huisartsen. De PLATFORM-COVID studie die momenteel wordt opgezet is een adaptive platform trial bij huisartsen Deze studie sluit aan op de PRINICPLE en de PANORAMIC studies in het Verenigd Koninkrijk. Er vindt internationaal overleg plaats met onderzoekers in het Verenigd Koninkrijk, België en Noorwegen over afstemming van de verschillende projecten om uiteindelijk data samen te voegen. Daarmee kan er sneller kennis beschikbaar komen over COVID-19 behandeling bij huisartsen. Inclusie van patiënten in huisartsenstudies vormt daarin een uitdaging, die al langer speelt bij onderzoek in de eerstelijn. De inclusie voor de PLATFORM-COVID studie zal verlopen via ZorgDomein. Veel huisartsen werken met dit systeem voor het doorverwijzen van patiënten en het aanvragen van diagnostiek. Door het aanmelden van patiënten voor een studie via dit systeem te laten verlopen wordt de huisarts zo min mogelijk belast. Het onderzoeksteam regelt vervolgens het verdere contact en de inclusie van die patiënt in de studie. Deze aanpak kan uiteindelijk helpen om onderzoek bij huisartsen te bespoedigen en daarmee belangrijke kennis op te doen voor de patiënt.
Vroege fase onderzoek
Meta Roestenberg, internist-infectioloog, geeft een overzicht op het vroege fase onderzoek dat in de afgelopen twee jaar tijdens de COVID-19 pandemie is uitgevoerd; wat is er goed gegaan en wat had beter gekund?
Een voorbeeld is het BeReady protocol. Dit is een generiek protocol dat heel vroeg in de pandemie is ontwikkeld voor het testen van een vaccin in een gezonde populatie. De deelnemers worden van tevoren geworven en gescreend zodat ze klaarstaan voor een fase 1 studie wanneer dat nodig is. Hierdoor konden in Nederland tijdens het begin van de COVID-19 pandemie binnen hele korte tijd vaccinstudies worden uitgevoerd. Een ander voorbeeld is publiek-private samenwerking. De industrie en de academie hebben verschillende manieren van werken die elkaar tijdens een pandemie kunnen versterken. De academie heeft jarenlange ervaring met patiëntenzorg en beschikt over voldoende wendbaarheid voor het leveren van maatwerk. Bedrijven beschikken over een enorme ervaring en een gestructureerde aanpak in het uitvoeren van studies die moeten leiden tot de registratie van geneesmiddelen en vaccins. De samenwerking tussen bedrijven (private sector) en de academie (publieke sector) bleek tijdens de pandemie enorm vruchtbaar.
Een groot probleem in het begin van een pandemie is het lage aantal gevallen aan besmettingen vanwege beperkende maatregelen zoals een lockdown. In deze vroege fase kan een product daarom moeilijk worden getest in een fase 3 studie. Een controlled human infection model (CHIM) kan hier een oplossing voor zijn. In dit type studie wordt een relatief kleine groep proefpersonen gecontroleerd blootgesteld aan een infectieziekte om bijvoorbeeld te bekijken of een vaccin werkt. Zo kan de effectiviteit van het betreffende vaccin op een snelle manier worden beoordeeld, middels een beperkt aantal patiënten. Daarnaast kan met behulp van een CHIM worden onderzocht hoe transmissie verloopt in gevaccineerde en niet-gevaccineerde mensen. De uitdagingen hierbij zijn het beperken van de veiligheidsrisico’s, de regulatoire acceptatie en het publieke debat.