Marianne Cense: ‘Onze co-onderzoekers vormen de kracht van het onderzoek.’

Samen werken we aan 25 projecten die toekomstige generaties een sterkere start bieden. Wie zijn de mensen achter deze onderzoeken? En wat drijft hen? In deze interviewserie stellen we de 25 projectleiders voor van de projecten binnen het ZonMw-programma ‘Onbedoelde zwangerschap en kwetsbaar (jong) ouderschap’. Deze keer: Marianne Cense.

Als senior onderzoeker bij Rutgers houdt ze zich bezig met thema’s rond seksualiteit. ‘Hoe beleven mensen seksualiteit en relaties, wat zijn mechanismen achter problemen als tienerzwangerschap en seksueel geweld en hoe maken mensen keuzes in hun leven?’ zijn vragen die vooraf gaan aan haar onderzoeken. Ook nu weer. Marianne: ‘Wat beïnvloedt de keuze over zwangerschappen van vluchtelingen en hoe krijgen ze meer regie over hun reproductieve gezondheid?  Dat wilden we weten. Zodat we beter begrijpen wat ze nodig hebben en daarmee de zorg aan hen kunnen verbeteren.’

Vrijheid

Over de vraag van Victor van der Geest “Hoe blijf je als onderzoeker objectief als je geconfronteerd wordt met mensen in zo’n schrijnende positie?” zegt Marianne begripvol: ‘Ik snap zijn vraag wel. Er is veel wat me raakt in mijn werk. Maar ik zie vluchtelingen niet per se als zielig. Je doet iemand onrecht als je alleen naar die kwetsbaarheid kijkt. Ik zie vooral krachtige mensen, die zich doorgaans best weten te redden. Natuurlijk, het is echt niet altijd makkelijk voor vluchtelingen in Nederland, maar het is mooi om te zien hoe veerkrachtig mensen zijn. Ze bouwen hun leven weer op en weten hun nieuwe vrijheid doorgaans goed te benutten.’

Zorgvuldig hun verhalen opschrijven

‘Maar om op Victors vraag terug te komen:’ vervolgt Marianne, ‘we kunnen samen iets betekenen dankzij onze onderzoeksaanpak. We doen kwalitatief onderzoek en laten mensen hun verhaal doen. Rutgers en Pharos werken in dit onderzoek samen met relevante organisaties zoals HIMILO en Cultuur in Harmonie, maar ook met een groep van 8 co-onderzoekers; 4 vrouwen en 4 mannen uit Afghanistan, Eritrea, Somalië en Syrië. Zij zijn getraind en doen focusgroepen en interviews. Samen interpreteren we de gegevens en in het laatste onderzoeksjaar maken we de vertaalslag naar de gemeenschappen en de praktijk van professionals, zodat zij beter weten wat mensen nodig hebben.’

Gezamenlijk besluit?

Marianne: ‘Ons onderzoek gaat vooral over het traject vóór de zwangerschap. Hoe staat het met de kennis over hun eigen lichaam en seksualiteit? Met welke sociale normen worden ze geconfronteerd en hoe gaan ze daarmee om? Wat verandert er door hun migratie naar Nederland? Wat hebben mensen nodig om regie te krijgen over hun reproductieve keuzes? Hoe ga je als verloskundige het gesprek aan over anticonceptie? Want de verschillen zijn soms groot. Gaan we er in Nederland vanuit dat de beslissing van een kind door de partners samen wordt gemaakt, de culturen die wij onderzoeken staan daar vaak anders in. Daar heeft de familie ook verwachtingen en wordt er soms druk uitgeoefend dat het tijd is voor een volgend kind.’

Taboes

‘Bij onze onderzoeksvragen “Wat beïnvloedt de keuze over zwangerschappen van vluchtelingen en hoe krijgen ze meer regie over hun reproductieve gezondheid?” spelen vele factoren een rol,’ vervolgt Marianne. ‘Geloof, cultuur, dwang, seksueel geweld, mensenhandel, dingen die tijdens de vlucht zijn gebeurd… Maar ook ongelijkheid tussen mannen en vrouwen en sociale normen rondom voortplanting. De interviews zijn een uitdaging voor zowel de deelnemers als de co-onderzoekers. Er zijn allerlei taboes die sensitief benaderd moeten worden. Niet iedereen laat direct het achterste van haar of zijn tong zien. De gedachte “zo gaat het nu eenmaal bij ons,” is sterk. Gelukkig raken de co-onderzoekers steeds meer bedreven in aanvoelen waar je nog even doorduwt met vragen en wanneer je stopt.’

Schaamte

Marianne: ‘Elke intervisieronde bespreken we de nieuwe interviews. Hoe vraag je door als iemand zich schaamt of alleen maar korte antwoorden geeft? We bespreken en ondervinden samen waar die grens ligt. Het mooie van deze aanpak is, is dat alles wat de co-onderzoekers tegenkomen in hun gesprekken, alles waar schaamte en schroom zit, zorgverleners ook tegenkomen. Aan ons dus de taak om uit te zoeken wat die bron van die schaamte is en hoe je het veilig genoeg maakt om er toch over te praten. Op die manier levert zo’n onderzoek ook andere dingen op.’

Ik geef het stokje door aan…

‘Ik zat eens met Marijke Sniekers in een subgroepje bij een bijeenkomst van het Leernetwerk KOOZ,’ besluit Marianne. ‘Ze had het toen over een participatieve aanpak en wat er nodig is om jonge vaders te bereiken en ze te interesseren om mee te werken. Wil ze daar misschien iets meer over vertellen?’

Lees hier het interview met Marijke Sniekers