Alleen onderzoek naar waardegedreven zorg krijgt subsidie
Van alle behandelingen die nu in het basispakket van de zorgverzekering zitten, is naar schatting 20% tot 50% niet goed wetenschappelijk onderbouwd. Dat stelt Ardine de Wit, gezondheidseconoom bij het RIVM en bijzonder hoogleraar Economische evaluatie van preventie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Ze is lid van de commissie Evaluatie van Effecten en Kosten (EEK) van het ZonMw-programma DoelmatigheidsOnderzoek. De Wit: ‘Het onderzoek binnen dat programma zorgt ervoor dat de onderbouwing bij nieuwe ontwikkelingen wél goed gebeurt. ZonMw vindt waardegedreven zorg erg belangrijk. Met het programma scheiden we het kaf van het koren. Waar we bovendien steeds meer op letten, is of de kennisvraag voortkomt vanuit de beroepsgroep. Dan heb je na afronding van het onderzoek ook meer garanties voor implementatie wanneer de onderzoeksresultaten in een richtlijn worden verwerkt.’
Onafhankelijke beoordeling
Al een kwart eeuw beoordeelt de commissie EEK elk jaar de projectvoorstellen die onderzoekers indienen tijdens een subsidieoproep vanuit het programma. Gemiddeld gaat het door de jaren heen per keer om zo’n tachtig tot honderdtwintig voorstellen. De commissie maakt telkens een eerste schifting, waarna afhankelijk van het beschikbare budget ongeveer 30% tot 40% een uitgewerkt voorstel mag indienen voor subsidie. Onafhankelijke referenten beoordelen vervolgens deze selectie. Op basis van hun bevindingen en (waar relevant) aanvullende informatie, selecteert de commissie uiteindelijk de helft van de aanvragen als uit te voeren project.
Economische evaluatie
Een zwaarwegend onderdeel van de EEK-beoordeling is of een nieuwe behandeling kosteneffectief is. De Wit: ‘Het is niet alleen belangrijk om te weten of een innovatieve aanpak effectiever is dan de standaardtherapie. We kijken ook naar de verhouding tussen effecten en kosten. Zo’n kosteneffectiviteitsanalyse – de KEA – is een vorm van economische evaluatie. De aanvragers moeten op dit punt zinvolle en haalbare zaken voorstellen en ook deskundigheid op dit terrein in de projectgroep hebben. Dat geldt ook voor de BIA, de budget-impactanalyse. Hierbij gaat het om de aantallen patiënten die in aanmerking komen voor een nieuwe behandeling, en de kosten voor implementeren, zoals de aanschaf van nieuwe apparatuur of het opleiden van personeel. Dus om het geld dat nodig is of juist bespaard kan worden als de behandeling daadwerkelijk wordt ingevoerd. Na het onderzoek moeten de aanvragers een verslag indienen waarvan de KEA en BIA deel uitmaken, en hoe zij deze resultaten gaan verspreiden.’
Positief effect
De Wit, die ruim tien jaar in de EEK-commissie zit, heeft gezien welk positief effect het programma DoelmatigheidsOnderzoek heeft op de onderzoekers zelf. Ze vertelt dat er door de honderden studies die in de loop der jaren zijn gehonoreerd, er ook honderden klinische teams van steeds zo’n vijftien mensen vertrouwd zijn geraakt met het gezondheidseconomisch denken. ‘Veel jonge arts-onderzoekers omarmen inmiddels dit gedachtengoed. Dat nemen ze ook mee in hun dagelijkse klinische praktijk. Dit is een erg belangrijke ontwikkeling omdat de zorgkosten hand over hand toenemen. En uiteindelijk moeten we het toch met z’n allen kunnen blijven betalen.’