Deelprogramma ‘Effecten van maatregelen tijdens een pandemie’ van start

Deze zomer zijn er binnen de subsidieronde ‘Middellange termijn effecten van COVID-19 maatregelen’ 14 projectvoorstellen gehonoreerd die in het najaar van 2024 van start gaan.

Wat zijn de effecten (geweest) van de niet-farmacologische maatregelen die genomen zijn tijdens de COVID-19 pandemie op de samenleving? Dat is de vraag die het deelprogramma ‘Effecten van maatregelen tijdens een pandemie’ wil beantwoorden. De 14 gehonoreerde projecten bestrijken een breed scala aan verschillende maatregelen, zoals schoolsluitingen, thuiswerken en andere contactbeperkende maatregelen, en onderzoeken dit voor verschillende (kwetsbare) groepen zoals kinderen, jongeren en sociaal en medisch kwetsbaren.

Het deelprogramma ‘Effecten van maatregelen tijdens een pandemie’ is onderdeel van het overkoepelende basisvervolgprogramma COVID-19 van ZonMw. Het doel van dit deelprogramma is om meer kennis en begrip over - en inzicht in - de effecten van niet-farmacologische maatregelen die genomen zijn tijdens de COVID-19 pandemie te verwerven. Deze kennis is cruciaal om in toekomstige crisissituaties beter onderbouwde keuzes te maken. Farmacologische maatregelen, zoals vaccinatie, worden niet meegenomen in dit deelprogramma.

Begin 2024 ging binnen dit deelprogramma de subsidieoproep “Middellange termijn effecten van COVID-19 maatregelen: lessen voor toekomstige pandemieën” open. Deze ronde nodigde projectvoorstellen uit om epidemiologische of sociaal-maatschappelijke effecten van maatregelen te bestuderen. Ook onderzoek naar interventies die negatieve effecten van maatregelen kunnen beperken of verminderen, vielen binnen deze subsidieoproep, als ook onderzoek naar kennis over factoren die draagvlak en naleving van overheidsmaatregelen onder de bevolking beïnvloeden. Binnen deze subsidieronde was er ook speciale aandacht voor verschillende (kwetsbare) groepen in de samenleving.

In juni 2024 zijn 14 projecten gehonoreerd, met een totale subsidiewaarde van bijna 6 miljoen euro. De projecten hebben een looptijd van 1,5 tot 2 jaar en zullen in het najaar van 2026 hun resultaten beschikbaar hebben.

Gehonoreerde projecten

Een ingrijpende maatregel voor de beroepsbevolking was de thuiswerkmaatregel, waardoor plots een groot deel van werkend Nederland thuis moest werken. De gevolgen hiervan zijn blijvend zichtbaar. Nog altijd werken 5 miljoen werknemers deels thuis. Hoewel korte termijn studies aantonen dat thuiswerken leidt tot meer sedentair gedrag en fysieke en mentale klachten, ontbreken studies naar de middellange termijn effecten. Dit project onderzoekt het draagvlak en de naleving van de thuiswerkmaatregel, en de effecten van thuiswerken op werkomstandigheden, fysieke (in)activiteit en (mentale en fysieke) gezondheid. Daarbij focust het project zich op het identificeren van risicogroepen. Het project gebruikt data van drie Nederlandse longitudinale studies, aangevuld met focusgroep onderzoek. Belanghebbenden uit beleid en praktijk worden gedurende het project geraadpleegd om bevindingen te vertalen naar aanbevelingen voor toekomstige pandemieën en de huidige manier van hybride werken.

Tijdens een pandemie kunnen scholen worden gesloten om de verspreiding van het virus te beperken, wat grote impact kan hebben op leerlingen, en daardoor op de langere termijn impact op de samenleving en economie. We brengen de uiteenlopende effecten van het sluiten van middelbare scholen in kaart om beter te kunnen adviseren en besluiten tijdens pandemieën. We bekijken hoe het sluiten van scholen de verspreiding van COVID-19 beperkt met een analyse van besmettingen op scholen en een overzicht van eerdere studies over scholensluitingen. We zullen onderzoeken wat in kwetsbare groepen het effect is van het sluiten van scholen op de onderwijsprestaties van kinderen, hun overgang naar hoger onderwijs en werk en de impact op mentaal welzijn. Met behulp van al deze informatie zullen we de economische kosten en baten afwegen. Tot slot zullen we in een samenwerkingsproces met belanghebbenden onze bevindingen vertalen in aanbevelingen rondom scholensluitingen bij toekomstige pandemieën.

Dit project draagt bij aan een beter begrip van factoren die de middellange termijneffecten van COVID-19-maatregelen hebben verzacht voor individuen die al gezondheidsproblemen hadden, zoals een chronische aandoening of mentale problemen. Dit helpt kwetsbare groepen in toekomstige situaties beter om te gaan met maatregelen, en het helpt beleidsmakers om maatregelen nauwkeuriger af te stemmen. Individuen met bestaande gezondheidsproblemen werden harder getroffen door de COVID-19 maatregelen, wat hun gezondheid en arbeidsmarktpositie beïnvloedde. Factoren, zoals de aanwezigheid van een sociaal netwerk, beschikbaarheid van buitenrecreatievoorzieningen of de optie voor zorg op afstand, kunnen deze effecten hebben verkleind. We zullen modellen maken met routinematig verzamelde gegevens over de impact op gezondheid en arbeidsmarktpositie, evenals de invloed van verzachtende factoren. Vragenlijsten en focusgroepen zullen verdere inzichten bieden in de ervaringen van individuen.

Tijdens de coronapandemie poogden beleidsmakers een balans te vinden tussen de vrijheid en gezondheid van de samenleving. Hun keuzes leidden soms tot meer COVID-19 infecties en zo druk op zorgverleners, die daardoor zorg moesten leveren die beneden hun standaard lag. Lockdowns en andere maatregelen, zoals het beperken van familiebezoek of het rationeren van schaarse spullen in zorginstellingen, droegen mogelijk bij aan morele verwonding bij zorgverleners: een blijvend moreel-psychologisch litteken dat ontstaat als je iets doet of ziet dat tegen diep gekoesterde morele waarden ingaat. Morele verwonding kan leiden tot langdurige uitval van zorgverleners. In dit project vergelijken we hoe specifieke COVID-19 maatregelen in 3 landen – Nederland, Brazilië en Zweden – hebben bijgedragen aan morele verwonding bij zorgverleners. Zo leren we hoe en welk beleid morele verwonding kan tegengaan en hoe Nederland zorgverleners in toekomstige pandemieën kan beschermen tegen morele verwonding.

Vanaf april 2020 volgen wij halfjaarlijks 4 grote groepen kinderen en jongeren om de effecten van de COVID-19 pandemie op de mentale gezondheid te onderzoeken. Onze resultaten laten zien dat tijdens de pandemie mentale problemen zoals angst en depressie toenamen en dat deze in 2023 nog steeds niet terug zijn op het oude niveau. Tot nu toe hebben wij vooral naar gemiddelde scores op de vragenlijsten gekeken. Met aanvullende subsidie kunnen we de systematische dataverzameling continueren, en kunnen bestaande en nieuwe gegevens benut worden voor meer geavanceerde statistische analyses in een longitudinale context. Verder concentreren we op ouderlijke stress in relatie tot de COVID-maatregelen waarvoor we bestaande data en retrospectieve focusgroepinterviews met ouders en kinderen zullen uitvoeren. Tenslotte onderzoeken we het effect van (de overstap naar) digitale (in plaats van face-to-face) contacten op diagnoses en behandeling in de mentale zorg voor kinderen en jongeren.

Mensen met een verstandelijke beperking (VB) hebben kleinere sociale netwerken en ervaren meer eenzaamheid dan de algemene bevolking. COVID-19 maatregelen die sociaal contact beperkten, verergerden hun situatie. Ook na opheffing van de maatregelen ervoeren zij uitdagingen om sociaal te reintegreren. Dit maakt dat gevolgen voor hun participatie en eenzaamheid tijdens de pandemie nog steeds kunnen doorwerken op de langere termijn. Het doel van deze studie is om de impact van de maatregelen op sociale contacten van mensen met VB te kwantificeren, alsook om hun veranderingen in sociale netwerken en ervaringen te verkennen, gerelateerd aan de maatregelen. We gebruiken data uit herhaalde vragenlijstmetingen (2019-2024) bij mensen met VB en hun familieleden en voeren aanvullende interviews uit. Aan de hand van de resultaten doen we aanbevelingen voor beleidsmakers, instellingen en andere betrokkenen over ondersteuning van deze kwetsbare groep, zowel nu als tijdens een toekomstige pandemie.

De effectiviteit van infectiepreventie maatregelen, zoals contactbeperkende maatregelen, hangt voor een groot deel af van de naleving door burgers. Naleving wordt beïnvloed door persoonlijke factoren en door de omgeving waarin mensen leven. De rol van de sociale omgeving is significant maar onderbelicht. De sociale omgeving omvat de interpersoonlijke relaties die mensen hebben, de gemeenschappen waarin mensen leven en de middelen en ondersteuning waarover mensen beschikken. Dit sociale weefsel is van groot belang voor de algehele gezondheid, en belangrijk om te behouden en versterken. Dit project onderzoekt welke belangrijke aspecten van de sociale omgeving van invloed zijn op infectiepreventiegedrag, en hoe, wanneer en bij wie deze aspecten dit gedrag beïnvloeden. Dit project levert daarmee essentiële en nieuwe informatie voor toekomstig beleid rondom infectiepreventiemaatregelen en pandemieën; met beleid dat niet alleen op individuen, maar ook op de omgeving is gericht.

Stay-at-home orders (SHO’s) werden ingevoerd om de verspreiding van COVID-19 tegen te gaan en het aantal ziekenhuisopnames terug te dringen. Het is daarom bijzonder relevant om te analyseren of SHO’s inderdaad ‘de curve hebben afgevlakt’ en in hoeverre deze tijdelijke trend werd gecompenseerd door hogere ziekenhuisopnames of een langere verblijfsduur in een later stadium. Dit project analyseert of de kans op COVID-19 gerelateerde ziekenhuisopnames lager was onder niet-essentiële werknemers die verplicht thuisbleven, of de SHO de kans op ziekenhuisopnames voor andere, ambulante zorggevoelige omstandigheden beïnvloedde en of de kans op ziekenhuisopnames hoger was onder niet-essentiële werknemers nadat het lockdown-bevel was opgeheven. Dit zal belangrijke richtlijnen opleveren voor het ontwerpen van beleid om de beschikbaarheid van intramurale patiënten te maximaliseren en de onverwachte effecten van SHO's op de zorgcapaciteit in ziekenhuizen te beoordelen.

De pijn van niet gezien worden – genegeerd en over het hoofd gezien worden, met weinig sociale steun – is de ervaring van veel ouders die nog steeds de stress als gevolg van pandemische schoolsluitingen ondervinden en daaraan het hoofd moeten bieden. Door gebruik te maken van geavanceerde statistische technieken en een 5 jaar durend longitudinaal onderzoek bij een representatieve nationale steekproef, proberen we het causale effect van schoolsluitingen te onderzoeken, waarbij we ons richten op een onevenredig zwaar getroffen groep: immigrantenmoeders. Ervaren onzichtbaarheid is daarbij een belangrijke reden waarom schoolsluitingen langdurige gevolgen hebben voor eenzaamheid, depressie, en vertrouwen in de overheid en waarom deze de maatschappelijke ongelijkheid vergroten, zelfs nadat de pandemie voorbij is. Ons onderzoek informeert het beleid ter voorbereiding op toekomstige pandemieën, en draagt bij aan een groter welbevinden en aan een samenleving met meer sociale cohesie.

Bevolkingsgroepen met een migratieachtergrond en lagere opleidings-/beroepsgroepen waren kwetsbaarder voor negatieve veranderingen met betrekking tot geestelijke gezondheid, inkomen, gezond gedrag en toegang tot niet COVID-19 gezondheidszorg tijdens de vroege fase van de COVID-19-pandemie. In het huidige project zullen we onderzoeken of deze trends zich hebben voortgezet tijdens de latere fasen van de pandemie en daarna, met behulp van gedetailleerde gegevens uit de HELIUS-cohortstudie gekoppeld aan registergegevens. We zullen de relatie onderzoeken tussen landelijke niet-medische COVID-19 mitigatiemaatregelen en mentale gezondheid, cardiovasculaire risico, werkstatus, inkomen en het gezondheidszorggebruik binnen etnische en beroepsgroepen, en of deze relatie in de loop van de tijd is veranderd. We zullen ook onderzoeken in hoeverre COVID-19 preventief gedrag, zoals 1.5 meter afstand houden, verband houdt met deze levensdomeinen binnen etnische en beroepsgroepen.

Eerder onderzoek toonde aan dat huisartspatiënten van lage SES-groepen minder toegang tot huisartsenzorg ervaarden. Ook hadden ze een negatieve attitude jegens zorg op afstand. Er werd gevonden dat de HbA1c-waarden in Diabetes Mellitus 2 (DM2) patiënten lager waren, wat een gunstige verandering in gezondheidsgedrag suggereert. Om dit verder te onderzoeken, zullen toegang tot huisartsenzorg en HbA1c-waardes nogmaals worden onderzocht met gebruik van elektronische patiëntendossiers over een langere periode. Inwoners van achterstandswijken en DM2 patiënten zullen worden geïnterviewd over zorg op afstand en eHealth. Ook zal hun voedings- en bewegingsgedrag worden onderzocht met gebruik van herhaalde gezondheidsmonitors en interviews. De geleerde lessen uit middellange termijneffecten van COVID-19 maatregelen vinden hun weg naar beleid voor het verbeteren van voedings- en bewegingsgedrag en eHealthgebruik in deze populaties bij toekomstige pandemieën.

COVID-19 maatregelen, zoals lockdowns, hebben ervoor gezorgd dat niet-COVID luchtweginfecties tijdens de pandemie nauwelijks hebben gecirculeerd. Verschillende auto-immuunaandoeningen (narcolepsie, multiple sclerose en Guillain-Barré syndroom) hebben een sterke relatie met het doormaken van deze infecties. In deze samenwerking tussen LUMC, Amsterdam UMC en het Europese Narcolepsie Netwerk worden de mogelijk beschermende effecten van COVID-19 maatregelen op het ontstaan van auto-immuunaandoeningen onderzocht. Met gevalideerde vragenlijsten zullen ook de maatschappelijke effecten van maatregelen binnen deze immunologisch kwetsbare groepen worden geëvalueerd. Dit zal evidence-based beleid voor mensen met autoimmuun-ziekten tijdens toekomstige pandemieën ondersteunen. Het ontrafelen van de interactie tussen COVID-19 maatregelen en het ontstaan van auto-immuunziekten zal belangrijke inzichten bieden in onderliggende ziektemechanismen, met potentieel voor nieuwe preventieve behandelingen.

Dialyse- en niertransplantatiepatiënten behoorden tot de meest kwetsbare patiënten tijdens de COVID-19 pandemie. Een deel van deze patiënten legde zichzelf striktere beperkingen op dan de ingestelde overheidsmaatregelen. In dit project onderzoeken we de effecten van deze maatregelen op de fysieke en mentale gezondheid van deze patiënten. Dit doen we met de uitkomsten van vragenlijsten die over dit onderwerp bij circa 1000 dialyse- en circa 3500 niertransplantatiepatiënten zijn verzameld door de RECOVAC onderzoeksgroep in combinatie met gegevens van de landelijke patiëntregistraties, het RIVM en het CBS. We onderzoeken daarnaast of er gezondheidsverschillen zijn in perioden mét en zonder overheidsmaatregelen en of er invloed is van factoren zoals leeftijd, geslacht, gezinssamenstelling, opleidingsniveau en werksituatie. Ten laatste kijken we terug op het beleid tijdens de pandemie met nierpatiënten. Dit kan leiden tot nuttige adviezen voor kwetsbare patiënten in toekomstige pandemieën.

De COVID-19 maatregelen raakten jonge kinderen (0-4 jaar) en ouders hard, vooral bij gezinnen met een lager inkomen of migratieachtergrond. Door onder andere sluiting van de kinderopvang en het wegvallen van belangrijke steun door afstandsmaatregelen ontwikkelden jonge kinderen een ongezondere leefstijl en kampten ouders met mentale problemen. Het COCO project onderzoekt de middellange termijneffecten van de COVID-19 maatregelen op de gezondheid, ontwikkeling en kansengelijkheid van jonge gezinnen. Twee grote cohortstudies volgden gezinnen voor, tijdens en na de pandemie, om te zien wie negatieve gevolgen van de maatregelen ondervond, wie herstelde en wie 3 jaar later, als de kinderen de schoolleeftijd hebben bereikt, nog steeds wordt beïnvloed. Digital storytelling verzamelt ervaringen van gezinnen met diverse sociaaleconomische en migratieachtergronden. Vervolgens kijken ouders vooruit in groepsbijeenkomsten waarin zij reflecteren en oplossingen aandragen voor toekomstige pandemieën.