Rol van zelfredzaamheid bij ontstaan en herstel van psychische aandoeningen

Interview met Almar Kok
Met het ZonMw-fellowship doet Almar Kok onderzoek naar hoe de rol van zelfredzaamheid tussen personen verschilt bij het ontstaan en het herstel van psychische aandoeningen. Aan de hand van 5 vragen vertelt hij wat hij de aankomende jaren zal onderzoeken en waarom.

Kunt u kort uitleggen waar u onderzoek naar doet en waarom u dat doet?

Ik doe onderzoek naar de vraag wat de rol van zelfredzaamheid is bij het ontstaan en het herstel van psychische aandoeningen. En dan met name hoe die rol verschilt tussen personen. De ene persoon wil en kan zelfredzamer zijn dan de ander. En waar bij de 1 zelfredzaamheid gemakkelijk is te vergroten, lukt dat bij iemand anders juist helemaal niet. Zelfredzaamheid moet dus niet standaard als uitgangspunt worden gezien voor iedereen. Met het onderzoek wil ik aantonen hoe psychische klachten en zelfredzaamheid elkaar beïnvloeden over de tijd, en hoe dat verschilt tussen personen en hun omgeving. Het doel daarvan is om mensen zelf en de GGZ handvatten te geven om zelfredzaamheid gerichter in te zetten ter voorkóming en behandeling van psychische aandoeningen. Namelijk in die situaties en bij die mensen waar het ook gaat werken.

Mijn motivatie om dit onderzoek te doen is dat ik al langere tijd geïntrigeerd ben door de verandering in de samenleving en specifiek de GGZ dat steeds meer zelfredzaamheid van mensen wordt gevraagd. Over zelfredzaamheid wordt heel veel gezegd en geschreven, zowel positief als negatief. Maar het viel mij op dat er nog maar zo weinig empirisch onderzoek is naar de dynamiek en complexiteit van zelfredzaamheid bij psychische aandoeningen. Met dit project spring ik in dat gat.

Kunt u kort uitleggen op welke manier u dat onderzoek gaat uitvoeren?

Ik ben ervan overtuigd dat je een complex en breed onderwerp zoals zelfredzaamheid van verschillende kanten en met verschillende methoden moet bekijken. Je moet aan de slag met gestandaardiseerde meetinstrumenten van zelfredzaamheid, maar je moet ook de subjectieve beleving van cliënten en hun naasten begrijpen en naast zulke ‘kwantitatieve’ onderzoeksresultaten leggen. Daarom is mijn project “mixed methods”.

Ten eerste neem ik gedurende 1 jaar iedere maand een korte online vragenlijst af bij 50 mensen die in behandeling gaan voor een depressieve- of angststoornis of bipolariteit. Op basis van die gegevens stel ik een dynamisch netwerk op dat laat zien hoe zelfredzaamheid en psychische klachten veranderden in dat jaar, en hoe die veranderingen elkaar beïnvloedden. Tevens stel ik de cliënten, hun behandelaar en een naaste tweemaal open vragen over hun beleving van de rol van zelfredzaamheid bij het herstel. Ten tweede gebruik ik bestaande data van ongeveer 1900 deelnemers aan langlopende cohortstudies, waarin tot tienmaal zelfredzaamheid en psychische klachten zijn gemeten: de Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA) en de Nederlandse Studie naar Depressie en Angst (NESDA). Ook in die gegevens voer ik netwerkanalyses uit die inzicht geven in de dynamiek tussen zelfredzaamheid en psychische klachten, zowel vóór als na de diagnose. Ten derde analyseer ik bestaande kwalitatieve interviews met mensen die eerder herstelden van depressie. Wat voor ervaringen hebben zij met zelfredzaamheid? Hoe belangrijk was dat voor hen en hoe verschillen hun verhalen onderling?

Gedurende het project leg ik de bevindingen uit de verschillende databronnen met een expertgroep naast elkaar: waar komen de resultaten uit de verschillende bronnen overeen, waar spreken ze elkaar tegen of vullen ze elkaar aan? En wat zijn de belangrijkste aanbevelingen voor de praktijk? De expertgroep bestaat uit drie ervaringsdeskundigen, behandelaars en onderzoekers.

Kunt u iets zeggen over de resultaten die u hoopt te behalen?

Ik hoop dat er een aantal kernbevindingen zullen zijn, waarbij de verschillende databronnen dezelfde kant op wijzen, en dat die bevindingen een heldere boodschap bevatten voor de praktijk. Bijvoorbeeld dat we een beperkt aantal duidelijke subgroepen vinden. Zoals een subgroep waarbij zelfredzaamheid veranderbaar blijkt én ook duidelijk bijdraagt aan vermindering van psychische klachten, en een subgroep waarbij juist het tegenovergestelde het geval is – ook dat zou een belangrijke bevinding zijn. Zo’n resultaat zou duidelijke aanwijzingen bevatten bij wie interveniëren op zelfredzaamheid wel of juist geen zin heeft.

Vervolgens hoop ik dat ik de bevindingen van het project ga terugzien in de opzet van een aantal toekomstige preventie- of interventieprojecten. Verder geef ik de cliënten waarbij ik nieuwe gegevens ga verzamelen de mogelijkheid om aan het einde van de studie in een persoonlijk gesprek te reflecteren op hun eigen dynamische netwerkmodel van zelfredzaamheid. Persoonlijk zou ik het geweldig vinden als dat gesprek bij een aantal van hen tot nieuwe inzichten leidt die ze kunnen inzetten om beter om te gaan met hun psychische klachten, of die in de toekomst kunnen voorkomen.

Welke kansen biedt dit fellowship voor u persoonlijk?

Ik heb een achtergrond in de sociale wetenschappen. De psychiatrie is voor mij een razend interessant maar ook nieuw vakgebied. Voor mij betekent het krijgen van het fellowship een teken van vertrouwen dat ik met mijn brede achtergrond en methodologische kennis van meerwaarde kan zijn voor de GGZ. Het is een unieke mogelijkheid om veel bij te leren over de GGZ en tegelijkertijd een concrete bijdrage te leveren. En het is een hele belangrijke versterking van mijn profiel binnen dit vakgebied.

Waarin is dit onderzoek vernieuwend of grensverleggend?

Het project is op 2 manieren vernieuwend. Ten eerste inhoudelijk: het project richt zich op de dynamiek tussen psychische klachten en zelfredzaamheid en gaat er in de basis vanuit dat elk individu hierin kan verschillen. De aanpak is dus ‘bottom-up’. De gedachte is: laten we eerst in detail voor elk individu naar die wisselwerking kijken en vervolgens vaststellen of er patronen ontstaan die zinvol zijn voor grotere groepen toekomstige mensen. Deze “small data” benadering is een belangrijke aanvulling op de populaire “big data” benadering, waarin je juist grote hoeveelheden data analyseert en kijkt of die informatie bevat die je kunt vertalen naar individuen. Ten tweede is het project methodologisch vernieuwend. Voor het onderzoeken van de manier waarop veranderingen in zelfredzaamheid en psychische klachten elkaar over de tijd opvolgen pas ik een innovatieve methode toe, genaamd “Dynamic Time Warping”. Daarnaast is het combineren van zo’n aanpak met kwalitatieve gegevens in een mixed-methods benadering vernieuwend.