Mbo staat voor 2 mooie uitdagingen
Rol invullen
De panelleden, die allen een rol hebben in het mbo of in het opleiden van toekomstige professionals, zijn het met elkaar eens dat het nog even wennen is voor het mbo: hoe vullen we onze rol in als het gaat om onderzoek en het delen van kennis?
Deelnemers panel
Tijdens de netwerkdag in Driebergen vonden 2 panelgesprekken plaats onder begeleiding van gespreksleider Alice Bakker, onderwijsadviseur bij het UNO Amsterdam. Panelleden die deelnamen zijn:
- Petra de Kruijff-Brouwer, gespecialiseerd verzorgende psychogeriatrie
- Marjolein den Ouden, practor Zorg & Technologie ROC van Twente, en Lector Technology, Health & Care Saxion
- Marianne Gardien, beleidsadviseur bedrijfstakgroep Zorg, Welzijn en Sport MBO Raad
- Jeannette van Huizen, schooldirecteur ROC Mondriaan
- Astrid Schat, adviseur Onderwijs en Innovatie MBO Utrecht
- Edwin Schippers, onderwijskundig medewerker Verpleegkunde ROC Mondriaan
- Alice Bakker, onderwijsadviseur UNO Amsterdam
- Tineke Holwerda, verpleegkundig adviseur Ziekenhuis Gelderse Vallei
- Ada ter Maten-Speksnijder, practor Leerwerkplaatsen Albeda en docent/onderzoeker Hogeschool Rotterdam
2 mooie uitdagingen
De mbo-opleidingen verpleging en verzorging staan voor 2 mooie uitdagingen. De eerste is om de juiste houding en opstelling te vinden als het gaat om een actieve rol in onderzoek en in het verspreiden van de kennis die dat oplevert. De inzet van practoraten en de middelen die daarvoor vrijkomen, zijn daarbij meer dan welkom. De tweede uitdaging is om deze relatief nieuwe rol te verenigen met de bestaande functies van opleiden en begeleiden én om daarbij de kwaliteit te bewaren – en die kwaliteit idealiter te verbeteren aan de hand van onderzoeksresultaten en kennisdeling.
Actieve rol
‘We zijn nog zoekende hoe we onze onderzoeksfunctie goed kunnen invullen en de kracht van het mbo kunnen benutten’ zegt Marjolein den Ouden, practor én lector op het gebied van zorg en technologie. Marianne Gardien, beleidsadviseur bij de MBO Raad, meent dat de practoraten een goed vliegwiel kunnen zijn voor deze nieuwe rol, en: ‘Als mbo hebben we een toegevoegde waarde, want een mbo’er leert in de praktijk. Die ervaringen en kennis kunnen we in onderzoek en de leeromgeving inbrengen en maakt het beter.’ Een onderzoekende houding is nog geen gemeengoed bij mbo-studenten en mbo-geschoolde professionals, concludeert het panel. Jeannette van Huizen, schooldirecteur van het ROC Mondriaan, merkt op: ‘Een mbo’er doet veelal geen onderzoek, maar is er deel van: trek studenten het practoraat in.’ Ook Den Ouden beaamt dat: ‘We moeten studenten verleiden om een onderzoekende houding te hebben.’
Voorbeeld ter inspiratie
Tijdens 1 van de 2 panelgesprekken deelde Marjolein den Ouden een inspirerend voorbeeld. ‘Als practoraat hebben we samen met het lectoraat een model ontwikkeld met daarin de technologiecompetenties die de mbo- en hbo-professional nodig heeft. Dat deden we vanaf het begin in nauwe samenwerking met experts in het werkveld, onderwijs en onderzoek. Nu zijn we op zoek naar mooie voorbeelden en werkvormen in het mbo, hbo en wo, zodat we straks een toolbox kunnen afleveren waaruit iedereen iets kan kiezen op basis van het theoretisch model. Zo willen we expertises bij elkaar brengen zonder dat het een heel groot document wordt waar je in verdwaalt.
Onderscheidende rol
Ook de onderzoeksrol van het mbo in verhouding tot die van het hbo en wo wordt besproken. Edwin Schippers, onderwijskundig medewerker Verpleegkunde van het ROC Mondriaan, vindt dat het mbo niet hetzelfde moet doen als het hbo en wo, maar een lokalere rol heeft: ‘Ik zie meer in de ontwikkeling en gebruik van kennis door samenwerking met regionale werkgevers en vervolgens daar studenten bij betrekken.’ Idealiter is het practoraat vanaf het prille begin bij onderzoeken betrokken. ‘Co-creatie’ noemt Schippers dat. Tineke Holwerda, verpleegkundig adviseur Ziekenhuis Gelderse Vallei, pleit ervoor om het onderzoek niet te scheiden in aparte groepen mbo, hbo en wo, maar het meer te organiseren in een keten. Daar sluit Ada ter Maten-Speksnijder, practor Leerwerkplaatsen Albeda en docent/onderzoeker Hogeschool Rotterdam, zich bij aan: ‘Concurrentie aangaan met het hbo is niet handig.’
Achterstand inlopen
Het panel benoemt dat er nog niet overal in het mbo een goede basis is voor het doen van onderzoek. Alice Bakker, gespreksleider en onderwijsadviseur bij het UNO Amsterdam, wijst op een recent aangenomen motie van de CDA-Kamerleden Harmen Krul en René Peters. Dit betekent dat de regering een visie moet opstellen over practoraten met daarin een passage over hoe mbo-scholen dezelfde rechten kunnen krijgen als het hoger onderwijs om aanspraak te maken op onderzoeksprogramma's en toegang tot voorzieningen. ‘Dat zal helpen om onze achterstand in te lopen.’ En er is nog meer goed nieuws. Minister Dijkgraaf heeft aangekondigd dat hij meer geld beschikbaar stelt voor de practoraten. ‘Practoraten zijn dé manier om onderzoek te doen in het mbo, ze zijn tenslotte hun reden van bestaan’ zegt Astrid Schat, adviseur Onderwijs en Innovatie bij het MBO Utrecht. ‘Fijn dat er meer geld voor komt.’ Ter Maten-Speksnijder bevestigt dat meer geld welkom is: ‘Het enige dat nu betaald wordt, is mijn salaris. Ik gebruik mijn hbo-netwerk om samenwerking tot stand te brengen.'
Gouden tip: voucher voor mbo-onderzoek
Dit is de gouden tip van Astrid Schat: ‘ZonMw heeft een tijdje onderwijsvouchers ter beschikking gesteld. Die maakten de stap voor het mbo om onderzoek uit te voeren heel toegankelijk. De vouchers waren bedoeld voor kortdurend, laagdrempelig onderzoek door het mbo binnen het programma Gewoon Bijzonder. Het doel van dat programma is dat mensen met een (verstandelijke) beperking met meer zelfstandigheid en zeggenschap kunnen functioneren. Dit type subsidie-instrumenten helpt om het mbo een start te geven in het doen van onderzoek en verschillende partijen daarbij te laten samenwerken.’
Kwaliteit
Over kwaliteit gesproken: ook dat is een belangrijk aandachtspunt voor het mbo en de practoraten. Want naast de toenemende betrokkenheid bij onderzoek houdt het mbo al allerlei ballen in de lucht. Van Huizen merkt bijvoorbeeld op dat ze het lastig vindt om de kennis van de practoraten over te brengen naar het onderwijs, ‘want ik heb nog veel meer taken. ’ Ook Schippers benadrukt dat practoraten mede de onderwijskwaliteit zouden kunnen bepalen: Veel ouderejaars verpleegkunde studenten weten niet wat diabetes is. ’Ik zou het van belang vinden om eerst de minimale kennisbasis te bepalen, en daarna wat je aan die basis toevoegt. ’ Ter Maten-Speksnijder heeft recent iemand aangenomen die als ‘kennismakelaar’ aan de slag gaat: ‘Zo wil ik de samenwerking en de uitwisseling van kennis tussen alle partijen stimuleren: van praktijk tot onderwijs tot onderzoek en beleid.’
Petra de Kruijff-Brouwer, gespecialiseerd verzorgende psychogeriatrie, zegt dat ze niet altijd een veilig leerklimaat kan bieden, want ze heeft heel weinig tijd. Een punt dat daarmee samenhangt, is de beroepshouding van studenten: ‘Laatst betrad een leerling de zorglocatie in een korte zwarte broek. Toen voelde ik me meer opvoeder dan begeleider. Dat kost mij veel energie en tijd.’ De docent vervult een cruciale rol, concludeert Gardien: ‘We leiden professionals op voor de arbeidsmarkt. Een jonge mbo-student moet ook generieke vaardigheden leren, vandaar dat wij naast onze pedagogische opdracht ook taal- en rekenonderwijs en burgerschapsvorming aanbieden.’ Volgens Van Huizen zijn goede kwalificatiedossiers en het beroepsprofiel belangrijke hulpmiddelen om kwaliteit te bieden. Haar tip: ‘Maak je als beroep veel sterker in je brancheorganisatie om invloed uit te oefenen op die kwalificatiedossiers. En mijn oproep aan jonge studenten is om niet certificaten te sprokkelen, maar om een beroep te leren.’
Relevante artikelen
Colofon
Tekst: Stan Verhaag
Beeld: Studio Oostrum