Flexibele kraamzorg kent nog uitdagingen

Levert het gezondheidswinst op voor moeder en kind wanneer het aantal uren kraamzorg flexibel wordt ingezet? Op die vraag zochten de onderzoekers in het project SOS Kraamzorg een antwoord. We vroegen onderzoeker Fleur Lambermon van het Radboudumc naar de bevindingen.

SOS Kraamzorg, moeten we ons zorgen maken?

“SOS staat inderdaad bekend als noodkreet, maar is misschien een misleidende naam. Ik noem het project daarom vanaf het begin al anders, namelijk ‘Kraamzorg 2.0’. Een 2.0-versie laat zien dat je met een nieuwe aanpak bezig bent.”

Wat is er nieuw?

“Op dit moment krijgen ouders kraamzorg in de eerste 8 à 10 aaneengesloten dagen na de bevalling. Wij hebben in dit onderzoeksproject gekeken of de uren waar ze recht op hebben flexibel te verdelen zijn over maximaal de eerste 14 dagen na de bevalling; dus een langere periode. Ouders kunnen dan op bepaalde dagen minder uren ontvangen, op andere dagen juist meer, of ook eens een dag de kraamzorg pauzeren.”

Is die flexibele kraamzorg nog wel goed te plannen?

“De ouders uit de onderzoeksgroep die de kraamzorg flexibel konden indelen, maakten in de eerste paar dagen samen met de kraamverzorgende een planning. Als het nodig was, kon de planning worden aangepast. De planners van Kraamzorg Zuid-Gelderland - de organisatie waar we mee samenwerkten - hebben het niet anders ervaren dan normaal. Maar voor ouders bleek dit nog best lastig, omdat ze niet goed weten wat hun behoefte is en hoe die in de loop van de kraamtijd verandert. Ook kun je, als de kraamzorgperiode langer is dan acht dagen, niet garanderen dat ouders de gehele kraamzorgperiode dezelfde kraamverzorgende hebben.”

De belangrijkste uitkomstmaat was het slagen van de borstvoeding. Ging dat ook beter?

“De kraamzorgsector hanteert ‘geslaagde borstvoeding’ aan het einde van de kraamtijd als belangrijkste kwaliteitsindicator. Daarom hebben wij dat ook als primaire uitkomstmaat aangehouden. In ons onderzoek is op dit vlak geen verschil gemeten tussen de groep ouders die de kraamzorg flexibel kon inzetten en de groep die de standaardzorg kreeg.”

Dan kunnen we dus alles bij het oude houden?

“Geslaagde borstvoeding als kwaliteitsindicator nemen is één manier om naar kwaliteit van kraamzorg te kijken. Je kunt je voorstellen dat ouders daar op een andere manier naar kijken. Veel ouders vonden de flexibele planning heel waardevol, weten we uit de gesprekken met de moeders. Normaal gesproken krijgen ouders elke dag zorg en daarna ineens niets meer. Nu konden ze af en toe een dag op zichzelf zijn, maar de volgende dag weer hun vragen stellen aan de kraamverzorgende. Ik denk dus dat je op basis van deze uitkomst niet kunt zeggen dat de kraamzorg goed is zoals die is. Het roept eerder vragen op over geslaagde borstvoeding als enige kwaliteitsindicator. Je kunt een fijne kraamtijd hebben en je baby een heel goede start, zonder dat je borstvoeding geeft. De gesprekken met kraamverzorgenden en ouders laten zien dat er andere, wellicht meer belangrijke kwaliteitsindicatoren in de kraamzorg zijn, waaronder zelfredzaamheid. Daarmee bedoelen we het gevoel dat je als ouder op weg bent geholpen in de zorg voor je baby tijdens de kraamperiode, maar vooral ook voor de periode erna. Voor ouders draait het vooral om deze ondersteuning vanuit de kraamzorg.”

Fleur Lambermon
1 / 1

Fleur Lambermon

Fleur Lambermon is promovendus aan het Radboudumc en doet onderzoek naar kraamzorg in Nederland. ‘Ik maak graag gebruik van kwalitatieve onderzoeksmethoden waarin creativiteit een grote rol kan spelen, zoals participatief actieonderzoek. Dit biedt de mogelijkheid om samen mét (in plaats van óver) belanghebbenden onderzoek te doen. Deze inzichten kunnen vervolgens leiden tot oplossingen die ook echt aansluiten op de praktijk.’ 

"Ouders blijken behoefte te hebben aan flexibiliteit en de zorg kan clientgerichter. Maar flexibel inrichten van kraamzorg geeft nog uitdagingen in de praktijk."

Wat vonden de kraamverzorgenden van deze manier van werken?

“Kraamverzorgenden moeten aan het einde van zo’n langere en flexibele kraamperiode nog meer een coachende rol aannemen. De ouders zijn dan namelijk vaak al een dag of een dagdeel alleen met de baby geweest en stellen de kraamverzorgende vooral vragen als ze weer langskomt. Nu hebben kraamverzorgenden een ontzettend rijke kennis die ze ouders graag bijbrengen, maar het zijn ook enorme doeners. Ze zitten niet gemakkelijk stil aan de eettafel met een kop thee om ‘alleen maar’ te praten, terwijl ouders hier juist vaak behoefte aan hebben. Er is een omschakeling nodig van alleen ‘doen’ naar ook ‘zijn’. Daarnaast kan het betekenen dat ze bij twee gezinnen op één dag komen, omdat beide gezinnen die dag minder uren afnemen. Dat omschakelen van het ene naar het andere gezin kan belastend zijn. Het kan ook voorkomen dat een kraamverzorgende ’s ochtends een paar uur bij een gezin is en daarna op wacht moet voor de rest van haar werkdag. Dan weet ze dus niet van tevoren hoe laat ze die dag klaar is met werken, waardoor het privéleven in het gedrang kan komen. Kraamverzorgenden ervaren ook met een standaard planning al veel druk op hun werk-privébalans. Het is een veelvoorkomende reden dat kraamverzorgenden stoppen met dit beroep. Dus wanneer dit erger wordt, zijn we verder van huis.”

Hoe kunnen we dat voorkomen?

“Ik zou graag willen dat we na dit onderzoek wisten hoe we kraamzorg het beste kunnen inrichten. Helaas zijn we nog niet zo ver. We hebben vastgesteld dat ouders behoefte hebben aan flexibiliteit en dat de zorg nog een stuk clientgerichter kan. Maar we weten nu ook dat er in de praktijk uitdagingen zijn. Hoe kunnen we die flexibele kraamzorg dan het beste inrichten? Het is essentieel dat we samen met alle belanghebbenden naar oplossingen kijken. Met co-creatie sessies met ouders, kraamverzorgenden en kraamzorgmanagers (De Kraamdialoog genoemd) hebben we daarom gekeken hoe een flexibele planning wel goed werkbaar is.
Ik zie ons onderzoek als het prille begin; het roept nog meer vragen op dan dat het antwoorden geeft. Er valt nog een hele wereld te onderzoeken in de kraamzorg.”

SOS Kraamzorg

Onderzoekers Noortje van Duijnhoven en Fleur Lambermon van het Radboudumc onderzochten met financiering uit het Programma Zwangerschap en geboorte II van ZonMw, samen met Kraamzorg Zuid-Gelderland de flexibele inzet van kraamzorg. Dit deden zij door middel van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden om grondig inzicht te krijgen in de effecten. Er zijn interviews en een focusgroepsdiscussie gehouden met 21 moeders, 2 vaders en 16 kraamverzorgenden over hun ervaringen met de flexibele kraamzorg. Onder alle 115 kraamverzorgenden is ook een enquête gehouden, die door 51% van hen is ingevuld. Door middel van een ‘randomised controlled trial’ met 1275 deelnemers is de kwaliteit van flexibele kraamzorg onderzocht. Hierbij werd flexibele kraamzorg in de interventiegroep (654 deelnemers) vergeleken met standaardzorg in de controlegroep (621 deelnemers). In de interventiegroep maakte 72% gebruik van de flexibele planning en plande 58% in de kraamperiode een dag zonder kraamzorg.*

Onderwerpen