‘Bied ouders eerst hulp voor hun problemen, dan pas voor drankgebruik'

Belangen van ouder en kind zijn meestal gelijk
Ouders die verslaafd zijn aan alcohol willen wel degelijk geholpen worden. Ze willen alleen niet worden aangesproken op hun drankgebruik, maar op de achterliggende problemen. Die benadering opent ook de weg naar hulp voor hun kind, blijkt uit onderzoek aan de Universiteit Maastricht. Onderzoeksleider Dorothee Horstkötter verwerkte de resultaten met collega Anke Snoek in een brochure voor hulpverleners.

Wat was de aanleiding voor uw onderzoeksproject?

‘Er is een groep ouders voor wie hulpverlening lastig is omdat die langs twee paden loopt: de verslavings- en de jeugdzorg. Toen we jeugdzorg vroegen om interviewkandidaten voor ons onderzoek, zeiden ze: “Wij zijn er voor het kind, wij registreren de problemen van ouders niet structureel.” Verslavingszorg antwoordde: “Iedereen krijgt bij ons dezelfde behandeling, of iemand kinderen heeft of niet.” Ze zeiden ook: “Het is al lastig genoeg deze mensen in de hulpverlening te krijgen en houden. Als wij naar hun kinderen zouden vragen, gaan ze ons wantrouwen.” Dit leidt tot terughoudendheid en handelingsverlegenheid bij hulpverleners. Die mismatch tussen de zorgpaden vonden we zorgelijk. Dat was het ene vertrekpunt voor ons – kwalitatieve – onderzoek.’

Wat was het andere?

‘Dat was de filosofische vraag naar wat alcoholverslaving precies is: een fenomeen met een biomedische of een psychosociale oorzaak? En: maakt het antwoord verschil voor de hulpverlening? Is die anders als je ervan uitgaat dat verslaving een ziekte is? Wanneer je denkt dat hersens “gekidnapt” worden en daar niks tegen te doen valt, kan dat in de hulpverlening leiden tot een gedwongen aanpak, met name in het gezin. Denk je dat het een psychosociale oorzaak heeft, dan zal je eerder geneigd zijn iets aan de omgeving van ouders te doen.’

Onderzoekster Anke Snoek interviewde individuele ouders en hield groepsgesprekken met hulpverleners. Wat viel op?

‘Bij de ouders stuitten we op veel achterliggende problematiek: PTSS, huiselijk geweld, et cetera. Een veteraan zei: “Ik ben gaan drinken bij wijze van copingstrategie. Pak me die niet af, want daarmee zijn mijn eigenlijke problemen niet opgelost.” De drankverslaving is dus een symptoom van de problemen, niet de oorzaak. We vroegen of ze eerder hulp zouden hebben geaccepteerd als die ze was aangeboden. “Niet als je me zou hebben aangesproken op mijn drankgebruik”, kregen we te horen, “maar wel als je belangstelling had getoond voor die andere problemen.” Dat bood een interessant inzicht.’

Verraste die uitkomst jullie?

‘Ja, want de veronderstelling over deze groep mensen is dat ze zorgmijdend zijn. Ouders bevestigden dat maar ten dele: voor hun drankgebruik ontwijken ze hulp, maar voor hun andere problemen hadden ze die graag gewild. “Neem mij serieus, als mens en als ouder”, is de strekking van hun reacties. De handelingsverlegenheid van hulpverleners zien zij als een bevestiging van het feit dat niemand zich hun lot aantrekt. Ze denken: zie je wel, ik ben die aandacht niet waard.’

Welke consequentie heeft dat inzicht?

‘Het biedt een handvat om vroegsignalering mogelijk te maken. Hulpverleners weten vaak niet hoe ze de drankproblematiek die ze bij gezinnen zien, bespreekbaar moeten maken. Als je op een respectvolle manier op de onderliggende problematiek inhaakt, kun je hun zelfbewustzijn vergroten en verhoog je de kans dat ze vroegtijdig hulp accepteren. Waarmee je erger kunt voorkomen.’ 

De meeste ouders zijn betrokken bij hun kind, of willen dat op z’n minst zijn
Dorothee Horstkötter
Onderzoeker, Maastricht University

Wat ontdekten jullie nog meer?

‘Door ouders zo te helpen kun je óók hun kinderen beter helpen. Het bevestigt het idee dat je ouders en kinderen moet zien als verbonden, in relatie met elkaar. Door ze apart te benaderen ontstaan vaak botsende belangen; tussen die van de ouder en die van het kind. Er zijn zeker gevallen waarin dat zo is en waarin je het kind tegen de ouder moet beschermen, maar er zijn veel meer gevallen waar dat níet zo is. De meeste ouders zijn betrokken bij hun kind, of willen dat op z’n minst zijn.’

Voor wie is de brochure die jullie schreven, bedoeld?

‘Het geeft vooral handvatten aan hulpverleners in de praktijk. In tweede instantie biedt het aanknopingspunten om beleid rond verslavings- en jeugdzorg vorm te geven. Wij wijzen op het belang van de kwaliteit van de hulpverlenersrelatie, op het belang van vertrouwen en betrokkenheid. De praktijk wordt vaak gekenmerkt door wisselende hulpverleners en tijdgebrek en dat is daarvoor funest. Dat zal een van de belangrijke toekomstige uitdagingen zijn: hoe geef je op brede schaal vorm aan hulpverlening op een zodanige manier dat die kwaliteit en betrokkenheid geboden kan worden?’

Hebben jullie ook antwoord gekregen op de vraag wat verslaving nu precies is?

‘Impliciet wel ja. Het beeld van verslaving als een “kidnap” van de hersens zagen we niet terug. Respondenten noemden die juist een gevolg van psychosociale problemen. Wellicht dat we met dat onderwerp later verdergaan.’

Tekst: Els Wiegant
Publicatiedatum: 27 januari 2020, Mediator 39

Jane drinkt door problemen met dochter

Jane (niet haar echte naam) is in de veertig en heeft een dochter van 15 jaar. Ze heeft een fijne jeugd gehad, maar als zij en haar man een gezin willen stichten, begint de ellende. Het kost jaren van IVF en enkele miskramen voordat ze zwanger is. Bij de bevalling zijn er complicaties. Hun dochter blijkt een temperamentvolle baby. Tegen de tijd dat ze 4 jaar is, is ze ronduit agressief. Jane kan nergens hulp krijgen en begint langzaam maar zeker steeds meer te drinken. Hoewel ze veel plezier heeft in haar werk, stopt ze daarmee. Ze heeft het gevoel dat ze zich niet mag beklagen over haar situatie. Het heeft immers zoveel moeite gekost om zwanger te worden. 
Nu is haar dochter 15 en ze vertoont zeer grensoverschrijdend gedrag. Janes huwelijk lijdt hier erg onder. Het komt thuis regelmatig tot uitbarstingen van geweld tussen de gezinsleden. Janes alcoholgebruik is de buitenwereld inmiddels niet ontgaan. Ze heeft het gevoel dat buitenstaanders al haar problemen reduceren tot haar drankgebruik en geen oog hebben voor haar werkelijke problemen. ‘Anderhalf jaar lang heb ik moeten zeuren om therapie voor mijn dochter. Omdat de problematiek de hele tijd alléén werd gezien in het feit dat ik dronk. Terwijl er zoveel andere dingen speelden: mijn man dronk en sloeg mij, mijn dochter slaat mij ook.’