Verpleegkundig leiderschap LMNR 1.0

Met verpleegkundig leiderschap de praktijk én verplegingswetenschap verbeteren
Het leiderschapsprogramma ondersteunt 12 gepromoveerde verpleegkundig onderzoekers in de verdere ontwikkeling van hun leiderschaps- en onderzoekscompetenties. In deze publicatie stellen we iedere maand één van de deelnemers voor.

Het schort aan massa en verankering van dit soort onderzoek aan de universiteiten: die moet veel steviger. Ook in het advies van de Gezondheidsraad (oktober 2016) wordt hiervoor gepleit. Het ZonMw-programma Tussen Weten en Doen zet al sinds 2010 met een beperkt budget in op uitbreiding van de wetenschappelijke staf en de infrastructuur voor verpleegkundig wetenschappelijk onderzoek aan de universiteiten.

Onderdeel daarvan is dat onderzoekers het spel leren spelen van hoe je je een plaats verwerft aan een universiteit en die bestendigt. Daarom is in februari 2016 het 2-jarige leiderschapsprogramma 'Leadership Mentoring in Nursing Research' (LMNR) ontwikkeld.

Op vrijdag 19 januari 2018 ontvingen de 12 deelnemers hun diploma.

Afbeelding
De 12 deelnemers aan het leiderschapsprogramma kunnen in de toekomst grote betekenis hebben voor zowel de praktijk van verpleegkunde als verplegingswetenschap op nationaal én international gebied.
Thóra Hafsteinsdóttir (programmaleider)

Marieke Schuurmans: 'Ontdek je kracht en realiseer iets voor jezelf'

De deelnemers aan het eerste programma Leadership Mentoring in Nursing Research (LMNR) krijgen op 19 januari hun diploma. Hoogleraar Verplegingswetenschap prof. dr. Marieke Schuurmans stond met haar collega’s Jan Hamers en Theo van Achterberg aan de wieg van het programma en blikt terug.

'I’ll call my nurse scientist!', hoorde Marieke Schuurmans als antwoord op een vraag tijdens een werkbezoek met oud-minister Edith Schippers aan een Amerikaans 'magnet hospital'. Zo’n reactie zou ze ook in Nederland graag horen. 'Dat je je als verpleegkundige realiseert dat er in jouw vak vragen zijn waar jij geen antwoord op hebt, maar een wetenschappelijk collega wel.'

Marieke Schuurmans

Marieke Schuurmans
1 / 1

Marieke Schuurmans

Marieke Schuurmans is hoogleraar Verplegingswetenschap aan de Universiteit Utrecht en lector Ouderenzorg aan de Hogeschool Utrecht.

Ze studeerde Gezondheidswetenschappen in Maastricht en deed vervolgens een verkorte hbo-opleiding tot verpleegkundige in Nijmegen. In het UMC Utrecht was zij onder meer verpleegkundig specialist en leidinggevende geriatrie. Ze promoveerde in 2001 op onderzoek naar herkenning van delirium door verpleegkundigen.

Naast haar werk als hoogleraar en lector is Marieke onder meer lid van de Gezondheidsraad en onafhankelijk adviseur (Chief Nursing Officer) van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Méér doen

Schuurmans staat als hoogleraar in Utrecht midden in de verpleegkundige onderzoekswereld. Daarnaast stimuleert ze talentvolle verpleegkundigen gedreven in hun carrière. ‘Verpleegkundig onderzoekers moeten veel méér doen dan anderen om als postdoc te kunnen doorgroeien. Andere disciplines zien hen niet vanzelfsprekend als gelijkwaardig, merk ik in wetenschappelijke beoordelingscommissies. Ik adviseer mijn promovendi daarom altijd ook nog een master Epidemiologie te doen.’

De praktijk als laboratorium

‘Verpleegkundig onderzoek is een zeer toegepaste wetenschap’, vervolgt ze. ‘Ons laboratorium is de praktijk en de resultaten van onderzoek moeten in het handelen van professionals te vinden zijn. Het gaat niet alleen om het verkrijgen van wetenschappelijke erkenning en het overtuigen van subsidiegevers – ook de relatie met de beroepsgroep moet sterk zijn. Ook zorgorganisaties moeten zich bewust worden van het belang van verpleegkundig onderzoek. Op de afrondende dag en de diploma-uitreiking van LMNR willen we dat belang voor verschillende partijen goed laten zien.’

Leerstoelen invullen

Het aantal gepromoveerde verplegingswetenschappers neemt toe, maar slechts weinigen van hen slagen er in om na hun promotie actief te blijven in het onderzoek. ‘In Nederland staan we aan het begin van het ontwikkelen van verpleegkundige carrièrepaden met academische inbreng. Afgestudeerde en gepromoveerde verplegingswetenschappers komen veel terecht in functies op gebied van beleid en kwaliteit. Het lukt nauwelijks om daarbinnen onderzoek te doen. En als er dan een leerstoel vrij komt, is het altijd weer de vraag: wie moet die invullen?’

Extra impuls

Het waren redenen waarom Schuurmans, Hamers en Achterberg de academische volwassenwording van het vak een extra impuls wilden geven. Ze bedachten een onderzoeksprogramma, Basic Care, waarin duo’s onderzoekers een gezamenlijke onderzoekslijn zouden uitwerken. Onderdeel daarvan zou aandacht voor leiderschap moeten zijn. De commissie van het ZonMw-programma Tussen Weten en Doen II zag hoe moeilijk het is voor postdocs in de verplegingswetenschap om door te groeien. Schuurmans: ‘Zij wilden het breder toegankelijk maken dan voor drie onderzoeksduo’s en gaven een startsubsidie om een apart programma te ontwikkelen.’ Dat is uitgemond in het programma LMNR. Marieke Schuurmans was eindverantwoordelijk en hands-on betrokken als mentor. 

Sterker positioneren

‘Ik vond het prachtig’, blikt ze terug, ‘hoe deelnemers hun externe oriëntatie uitbreidden en zich sterker gingen positioneren in het domein waarin zij onderzoek doen. Ze zijn veel meer gaan zien waar hun kracht ligt.’ Ze noemt als voorbeeld Onno Helder. ‘Hij wist de Raad van Bestuur van het Erasmus MC te overtuigen ‘Maker Nurse’ Anna Young uit Boston naar Rotterdam te halen om te spreken voor het topmanagement. Hij was er aanvankelijk zelf bijna verbaasd over.’

Onderdeel van de beroepsgroep

‘Ontdek je kracht en gebruik deze om iets voor jezelf te realiseren!’ Dat drukte Schuurmans hem en anderen op het hart. Het spreekt niet vanzelf: ‘Het werken in verpleegkundige teams kan mensen die zich verder gaan ontwikkelen belemmeren. Ik hoor van studenten verplegingswetenschap bijvoorbeeld dat hun collega’s er vaak van uitgaan dat zij het team zullen verlaten. In hun eigen omgeving worden ze al op een ander plekje gezet. Dat is jammer, want je bent en blijft onderdeel van de beroepsgroep.’ 

Vind je dat het doel –bestendigen van de academische doorontwikkeling – is bereikt bij de groep? ‘Daarvoor hebben we er een evaluatieonderzoek naast lopen. Ik ben heel benieuwd naar de uitkomsten daarvan, waar ik eerst op wil wachten. Maar ik ben zelf echt ongelofelijk enthousiast over wat je met relatief overzichtelijke inzet van mensen en middelen kunt bereiken en bij een aantal deelnemers zie ik nu al hoe dat doorwerkt.’

Deze groep talentvolle onderzoekers heeft elkaar heel goed leren kennen. Helpt dat bij de ontwikkeling van het vakgebied?

‘Nou, ik vergeet nooit dat toen ik zelf hoogleraar werd en we met de drie hoogleraren Verplegingswetenschap gingen eten. We spraken af samen nooit ruzie te maken. Het is belangrijk om binnen de beroepsgroep je krachten te bundelen. Concurreren doe je met andere disciplines. In het Leiderschapsprogramma heeft deze groep elkaar heel nauw gevolgd en dat creëert zeker verbondenheid. Je mag verwachten dat dat naar de toekomst toe effect heeft.’

Eigen financiële bijdrage

Gevraagd naar wat ze een volgende keer anders zou doen, antwoordt Marieke Schuurmans dat ze in het vervolg een financiële bijdrage zou vragen van de deelnemers en van de organisatie waar zij werken. ‘Ik vind het belangrijk dat zij óók een investering doen en daarmee maximaal aan het programma zijn gecommitteerd.’

Dóórontwikkelen

Als één ding duidelijk is, dan is het dat academisering van de verpleegkunde blijvend aandacht behoeft. Blijmoedig weet Marieke Schuurmans nieuwe ontwikkelingen te melden. ‘Onder supervisie van Thóra Hafftsteinsdóttir, programmaleider van LMNR, is een start gemaakt met het in kaart brengen van plekken waar gepromoveerde verplegingswetenschappers terecht zijn gekomen. En we zijn ontzettend trots dat we een EU-subsidie hebben binnengehaald -in samenwerking met Portugal, Finland, Duitsland, IJsland en Estland- om een leiderschapscursus voor zowel masters als gepromoveerde onderzoekers dóór te ontwikkelen. Ik zie al elementen die er zeker in horen. Mentoring is heel erg belangrijk net als de mogelijkheden in het programma om je internationale netwerk uit te breiden.’ 

Betsie van Gaal: ‘We moeten ons netwerk met elkaar versterken’

Dat ze verpleegkundige zou worden, wist Betsie van Gaal al op de lagere school. Sinds haar diplomering keek ze altijd over muren: wat is er nog meer? Innovaties ziet ze als uitdagingen. Een goede onderbouwing vinden van het handwerk, waarvan verpleegkundigen en patiënten kunnen profiteren. Daar doet ze het voor.

In service-opleiding, managementopleiding, kinderaantekening, jarenlange ervaring als verpleegkundige op diverse kinderafdelingen. Kwaliteitsprojecten, opzetten van een toetsing voor voorbehouden handelingen, de studie Zorgwetenschappen. En toen in 2005 die uitdagende promotieplek vanuit Verplegingswetenschap en IQ healthcare in het Radboudumc: koppel indicatoren voor het meten van zorg aan een digitale monitor. Betsie van Gaal zag direct mogelijkheden in die abstracte klinkende opdracht. ‘Ik heb altijd met kinderen gewerkt. Ik heb me daarbij beziggehouden met kwaliteit van zorg, methodisch werken, bedenken welke problemen er bij kinderen kunnen ontstaan en daar indicatoren voor ontwikkelen. Denk aan prikangst. Bij kinderen die vaak geprikt worden moet je niet wachten totdat dat er is, maar op vroege signalen monitoren en preventiemaatregelen nemen.’

Betsie van Gaal

Betsie van Gaal
1 / 1

Betsie van Gaal

Betsie van Gaal (1964) startte in 1983 de inservice opleiding verpleegkunde in Oss. Ze behaalde de kinderaantekening, volgde diverse vervolgopleidingen en werkte meer dan 20 jaar in de kinderkliniek van het Radboudumc.

In 2004 haalde ze haar master Zorgwetenschappen aan de Universiteit Maastricht. Ze promoveerde in 2011 op het SAFE or SORRY?-onderzoek. Sindsdien is ze als senior-onderzoeker verbonden aan de onderzoeksinstelling Radboud Institute for health Sciences, afdeling IQ healthcare van het Radboudumc.

Daarnaast werkt ze sinds 2015 als docent verpleegkunde aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. 

Totaalpakket

Het SAFE of SORRY?-onderzoek ging over implementatie van een veiligheidsprogramma ter preventie van decubitus, urineweginfecties en valincidenten in ziekenhuizen en verpleeghuizen. De vraag was of het mogelijk is om in één keer meerdere richtlijnen tegelijk in te voeren. Observaties, handelingen en resultaten hielden de verpleegkundigen bij in een digitaal systeem. ‘Ik zag het als een uitdaging om mij te verdiepen in deze drie onderwerpen en samen met de praktijk een totaalpakket te ontwikkelen, waarvan ook scholing deel uitmaakte. Zeker in verpleeghuizen hielp het onderzoek enorm om verzorgenden inzicht te geven in goede preventie.’ 

Onderzoek in de praktijk

Na haar promotie kon Betsie als onderzoeker blijven werken bij Verplegingswetenschap/IQ health- care. ‘Ik vond de praktijk geweldig, maar ik kon daar geen onderzoek doen.’ Dat dit verpleegkundigen in de praktijk onmogelijk wordt gemaakt, is volgens haar een gemiste kans. Verpleegkundigen met onderzoekservaring zouden juist een rol moeten krijgen binnen zorginstellingen. ‘Meewerkend, vragen signalerend, de praktijk aanpassend. Als je de praktijk niet blijft voeden met kennis, dan zakt die weg. Nurse practitioners hebben die rol, maar zij zitten te vol met klinische zorg om dit goed uit te kunnen dragen.’

Verbinding zoeken

Ondertussen blijft zij zelf de verbinding zoeken. ‘Ik heb onlangs een cursus Evidence Based Practise  (EBP) in het Radboudumc afgerond – een serie workshops. Ik kreeg weer sterk het gevoel veel te kunnen betekenen door helder te maken wat je met EBP kunt op je afdeling. Daarvoor doe ik het: kennis, methodieken, projecten terug vertalen naar de zorg, zodat verpleegkundigen en patiënten er beter van worden.’

Onderhouden van contacten

Ook in haar vrij recente functie als docent aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) probeert ze dat te doen. ‘Ik heb er bewust voor gekozen om twee dagen per week aan de HAN te werken. Want ik wil betere verbindingen leggen tussen onderwijs, praktijk en onderzoek. Ik zie openingen door potentials te stimuleren om door te studeren. De praktijk heeft behoefte aan verpleegkundigen die de vertaling van onderzoek naar de praktijk kunnen maken.’ Ook werkt ze, door het onderhouden van contacten, aan de vindbaarheid  van de onderzoeksteams van de HAN voor opdrachtgevers van onderzoek. ‘Het is soms zo zoeken voor mensen. Er hangt geen bordje aan deur: voor die vraag moet je naar de 3e etage. We moeten in de regio ons netwerk met elkaar versterken, maar ook nationaal en internationaal.’ 

Zelfmanagement

Betsie spitst haar onderzoek toe op zelfmanagement bij chronische ziekten door middel van e-health ondersteuningsprogramma’s. ‘We weten dat e-health een plek heeft in de zorg. Maar wat zijn de grenzen van e-health zelfmanagement ondersteuningsprogramma’s voor mensen met chronische aandoeningen – grenzen bij patiënten en verpleegkundigen?’ Drie promovendi op ZonMw-projecten zijn in de afrondende fase. ‘Een richt zich op mensen met reumatoïde artritis, de ander op mensen met cardiovasculaire risico’s en de derde op mensen met ernstige psychische aandoeningen. Een vierde project, gesubsidieerd door Nierstichting Nederland, is gericht op ouders van kinderen met een chronische nierziekte. Hoe ondersteun je mensen in hun zelfmanagement? Dat is steeds de vraag. Wat nodig is, hangt onder meer af van de diagnose, de fase waarin de ziekte is en de persoon. Iedereen wil graag zijn eigen leven leiden. Het leren inpassen van een chronische ziekte in je leven, vergt oefening. Bij de een gaat dat makkelijker dan bij de ander.’

Multimorbiditeit

Betsie analyseert nu paralellen tussen de groepen patiënten. ‘Zijn er gemeenschappelijke onderwerpen of thema’s, zoals bijvoorbeeld het kunnen aangeven van grenzen. Of juist ook specifieke zaken die te maken hebben met persoonskenmerken. Want weet je, multimorbiditeit is aan de orde van de dag. Als je een zelfmanagementprogramma ontwikkelt puur voor één ziektebeeld, dan zouden mensen met meerdere aandoeningen ook meerdere zelfmanagementprogramma’s moeten volgen. Dat is ondoenlijk en onwenselijk.’

Samen optrekken

Betsie neemt deel aan het Leadership mentoring in Nursing Research (LMNR). Twee zelfgekozen mentors prikkelen haar tijdens maandelijkse gesprekken. Haar Zweedse mentor professor Ingalil

Rahm Hallberg geeft haar een nieuw perspectief op selectie en begeleiding van promovendi. ‘Zij is voor mij een echt voorbeeld als het gaat om verpleegkundig leiderschap.’ Haar tweede mentor, professor Tanya Packer, heeft de rol van expert in het onderwerp zelfmanagement. ‘Iemand die de inhoud wil opzuigen, heeft behoefte aan inhoudelijke uitwisseling. Door haar ervaring en door samen op te trekken ontwikkelen we kennis drie keer zo snel en maken we een spurt.’

Erwin Ista: 'Verpleegkundigen kunnen méér doen voor kinderen op de IC'

'Je werkt op het scherpst van de snede. Zorg bieden op een Intensive Care Kinderen kan gaan over leven of dood.' Senior-onderzoeker Erwin Ista werkte zelf jaren op de IC van het Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis. Verpleegkundigen kunnen méér doen om het comfort van deze patiënten te verbeteren, is zijn overtuiging. Dat drijft hem nu bij het doen van onderzoek.


In mei won Erwin Ista de Anna Reynvaan wetenschapsprijs voor zijn artikel in Lancet Infectious diseases in 2016. Hij deed een systematische review en meta-analyse naar methoden om bloedbaaninfecties te voorkomen bij ernstig zieke patiënten met een centrale veneuze lijn. 'Een mooie opsteker', zegt de verpleegkundige die zijn carrière aanvankelijk puur in de techniek zocht. Hij deed de LTS, MTS en startte vervolgens met een HBO-docentenopleiding, 'omdat ik het sociale element miste.' En vanuit het niets ontstond zijn belangstelling voor de zorg, een voor hem onbekend terrein. Hij deed de in-service opleiding in Dirksland. 'Ik heb nooit spijt gehad van deze switch.'

Erwin Ista

Erwin Ista
1 / 1

Erwin Ista

Erwin Ista (1973) is Kinder IC-verpleegkundige en werkt inmiddels als senior-onderzoeker/universitair docent in het Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis.

Na een aantal technische opleidingen maakte hij een carrièrreswitch: hij deed de inservice-opleiding verpleegkunde, haalde de kinderaantekening en deed de opleiding IC Kinderen. In 2006 studeerde hij cum laude af als verplegingswetenschapper aan de Universiteit Utrecht. In 2008 promoveerde hij aan de Erasmus Universiteit op het proefschrift 'Comfortably Calm: Soothing Sedation Without Withdrawal Symptoms'.

Erwin is lid van de Bestuurscommissie Richtlijnen van de Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland.

Kriebelen

In het Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam specialiseerde hij zich. Hij werkte op de Intensive Care Kinderen. Door de techniek héén kijken, ernstige zieke kinderen zíen, door hebben wat je voor hen en hun ouders kunt betekenen, daar draaide het om voor hem. Na een aantal jaren ging het kriebelen: Erwin wilde 'iets' met onderzoek en ging de deeltijdstudie Verplegingswetenschap in Utrecht doen. 'Die studie heeft de basis gelegd voor mijn promotieonderzoek bij ernstig zieke kinderen naar sedatie en ontwenningsverschijnselen ter verbetering van hun comfort.'

Kwaliteit van leven

Erwin zegt dat het in een hoog-technische omgeving als een Kinder IC essentieel is dat verpleegkundigen de kwaliteit van leven voorop stellen. 'Ik droom er over dat op de Kinder IC verschijnselen als pijn, discomfort, delier en ontwenningsverschijnselen na gebruik van opiaten en kalmerende middelen verminderen. Geneesmiddelen zijn hier altijd nodig, maar verpleegkundigen kunnen méér doen ter verbetering van de ernstig zieke kinderen. Vooral door een omgeving te creëren, waarin ouders hun rol spelen, waarin het dag- en nachtritme meer wordt gestimuleerd, slaap wordt bevorderd en kinderen vroegtijdig worden gemobiliseerd. Bij volwassenen IC-patiënten is men daar al verder mee.'

Delier-app

Erwin weet dat, omdat hij inmiddels ook onderzoek doet naar zorg voor volwassen IC-patiënten. Hij deed als ZonMw-fellow een studie in verschillende ziekenhuizen naar de implementatie van de Delirium Richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care. Delirium, het voorkomen en behandelen ervan spelen hierin een belangrijke rol. Tijdens de studie werd een app ontwikkeld, waarmee zorgprofessionals een delirium eerder kunnen herkennen en mogelijk kunnen voorkomen. 'Hoewel ik niet als verpleegkundige met volwassen IC-patiënten heb gewerkt, ben ik er dusdanig in thuis geraakt dat ik begrijp wat er bij volwassenen met een delier gebeurt. Omgekeerd heb ik voor de kinderstudies veel van de volwassenen geleerd.'

Goede ingangen

Juist voor verpleegkundig handelen in complexe situaties, zoals op de Kinder IC, is onderzoek belangrijk, vindt Erwin Ista. 'Het gaat niet alleen om succesvol te publiceren; je moet onderzoek doen waarmee verpleegkundigen aan het bed uit de voeten kunnen, dat hun zorg onderbouwt en verbetert. Voor het evalueren van het gebruik van kalmeringsmiddelen bestond geen gestandaardiseerde manier om te observeren of de dosis voldoende was. Door onderzoek is die er gekomen, wat betekent dat angst en discomfort daadwerkelijk afnemen. Dat geldt ook voor ontwenning van opiaten en kalmeringsmiddelen. Het heeft mij geholpen dat ik zelf uit de praktijk ben gekomen, ik heb goede ingangen naar afdelingen.'

Gastcollege's

Ook artsen vragen hem om advies over onderzoeksprojecten op het terrein van implementatieonderzoek. 'Dan heb ik toegevoegde waarde ten opzichte van de medisch onderzoekers. Ik probeer mijn onderzoek uit te dragen, ook naar andere ziekenhuizen en binnen een landelijke werkgroep. Maar dan wel op zo’n manier dat mensen er wat mee kunnen, bijvoorbeeld op gebied van scholing of implementatie.' Inmiddels geeft Erwin gastcolleges over implementatie, onder meer bij de studie verplegingswetenschap in Utrecht.

Hart volgen

Erwin boog zich het afgelopen jaar kritisch over zijn onderzoeksdomein als deelnemer aan het 'Leadership Mentoring in Nursing Research' (LMNR). 'Het ging om vragen als: kan dat domein groeien? Zijn er voldoende onderzoeksgelden? Heeft het toekomst? Zit ik in het goede veld? Dat is een dilemma geweest voor me. Ik werk weliswaar internationaal, mensen kennen me en zoeken contact. Maar is dat terrein met in Nederland jaarlijks ongeveer 5.500 opnames op kinder IC’s, niet een smal stukje? Uiteindelijk heb ik geconcludeerd dat ik mijn hart moet volgen, zoals ik altijd heb gedaan. Ook al is het een kleine patiëntengroep, er werken vrij veel verpleegkundigen op kinder IC’s. Voor ouders en kinderen heeft dit soort onderzoek meerwaarde, deze patiënten hebben immers nog een heel leven voor zich. Hoe beter ze herstellen, hoe meer profijt ze ervan hebben.'

Kansen grijpen

Hij gaat verder met implementatie- en verpleegkundig onderzoek. 'Er valt daarmee nog veel winst te behalen op de Kinder IC’s en daarbuiten. Er gebeurt nog veel op routine, er dienen zich nieuwe terreinen aan, zoals meer aandacht voor non-farmacologische interventies. Dat vraagt allemaal om een nadrukkelijker onderbouwing en verbetering van de verpleegkundige zorg. En dat kan zeker niet zonder aandacht te hebben voor een goede implementatie. Goed toegeruste verpleegkundigen kunnen dát verschil maken waar de patiënt beter van wordt. Er wordt binnen Nederland veel aan verpleegkundig onderzoek gedaan, maar liggen nog veel terreinen open. Als er zich kansen voordoen, dan moet je die grijpen, daarvan ben ik me nog bewuster geworden.'

Aeltsje Brinksma: 'Luisteren is het allerbelangrijkste'

Aeltsje Brinksma is expert op het gebied van voedingsproblemen bij kinderen met kanker. Ze wil haar onderzoek uitbreiden naar de vraag hoe je patiëntencomfort tijdens en na behandeling kunt optimaliseren. Investeren in relaties met invloedrijke mensen in zorg en onderzoek is nodig om verder te komen. Dat leerde ze in het programma Leadership Mentoring in Nursing Research. En ze leert meer.

Ze wilde geneeskunde studeren maar werd 2 keer uitgeloot en ging voorlopig de hbo-v-opleiding doen. 'Het naast de patiënt staan, de grote betrokkenheid, echt contact maken met mensen en iets voor ze kunnen betekenen: dat maakte dat ik definitief voor de verpleegkunde heb gekozen.' Na de opleiding ging Aeltsje Brinksma werken op haar laatste stage-adres, de afdeling Kindergeneeskunde in het UMC Groningen (UMCG). 'Kinderen vind ik leuk', motiveert ze haar keuze, 'omdat ze eerlijk, open en direct zijn. Daarnaast heb je met de ouders te maken - de meest kritische “patiënten” die je kunt hebben. Ze kijken over je schouder mee en je leert van hen, want zij kennen hun kind het beste.'

Aeltsje Brinksma

Aeltsje Brinksma
1 / 1

Aeltsje Brinksma

Aeltsje Brinksma (1963) is verpleegkundig onderzoeker in het UMCG.

Ze studeerde hbo-verpleegkunde in Groningen en verplegingswetenschap aan de Universiteit Maastricht/Groningen. Ze werkte als kinderverpleegkundige in het UMCG, tot ze in 1997 stafmedewerker verpleegkundig onderzoek werd. Aeltsje is één van de vertalers en bewerkers van het Zakboek Verpleegkundige Diagnosen dat op alle hbo-v's als lesmateriaal wordt gebruikt.

In 2014 promoveerde ze op het proefschrift 'Nutritional status in children with cancer: prevalence, related factors, and consequences of malnutrition.' Aeltsje was tot november 2016 ook projectleider bij de sectie kinderen van de landelijke Stuurgroep Ondervoeding.

Verpleegkundige diagnostiek

Al gauw hield ze zich bezig met kwaliteit van zorg, onderbouwing daarvan en het beter bepalen van het werkdomein van de verpleegkunde. Zo nam ze deel aan een projectgroep die in het UMCG verpleegkundige diagnostiek implementeerde. Voor de lever- en autologe beenmergtransplantaties die hun intree deden in de kindergeneeskunde, zette ze verpleegkundige protocollen op schrift. In 1993 studeerde ze af als verplegingswetenschapper en 4 jaar later werd ze gevraagd om stafmedewerker verpleegkundig onderzoek te worden in het UMCG. 

Trots

'Het doel van mijn functie was om hier verpleegkundig onderzoek te initiëren en er financiering voor te vinden.' Ze zette een netwerk voor verpleegkundig onderzoek op en haalde subsidiegelden binnen voor diverse doelmatigheidsonderzoeken. Als docent Verpleegkundige Diagnostiek en Interventies en Evidence Based Practice leerde ze studenten verplegingswetenschap en verpleegkundigen uit de regio Noord-Nederland hoe ze de beste manier van verpleegkundig handelen met wetenschappelijk bewijs konden staven. 'Wat ben ik trots op die verpleegkundigen, die groeiden en na afloop naar een chirurg konden stappen en zeggen: zo is het 't beste, hier is het bewijs, ik heb een meta-analyse gevonden waarin 1.000 patiënten zijn geïncludeerd.'

Overgewicht bij kanker

Zelf promoveerde ze in 2014 op voeding bij kinderen met kanker. 'Daarin steken we allemaal veel energie, zonder te weten hoe groot het probleem is. 1 van de uitkomsten was dat alle aandacht gaat naar het voorkómen van ondergewicht, maar dat veel kinderen eindigen met overgewicht – of te veel vetmassa - onder meer door langdurige sondevoeding en te weinig beweging. We moeten dit beter monitoren en tijdig stoppen met energierijk voedsel aanbieden. Mijn promotie kreeg een vervolg in het POKO-project, een samenwerking met het lectoraat co-design van de Hogeschool Utrecht, waarin we spel-interventies hebben bedacht om kinderen met kanker op een leuke manier te stimuleren om gezonder te eten en meer te bewegen.' 

De bühne op

De kans om in 2016 deel te nemen aan het tweejarige programma Leadership Mentoring in Nursing Research (LMNR), kwam voor Aeltsje als geroepen. 'Een prachtige gelegenheid om mezelf verder te ontwikkelen als onderzoeker.' De eerste bijeenkomst inspireerde haar al enorm. 'De raakvlakken met andere deelnemers aan de groep, het gezamenlijke doel, de positieve energie.' Aeltsje mist in Groningen een inhoudelijk rolmodel in haar nabijheid en vindt verpleegkundig onderzoek onvoldoende ingebed in de organisatie. Voor haar was het een eye-opener dat verpleegkundig hoogleraar Marieke Schuurmans de groep opriep de bühne op te zoeken. 'Ik besefte: dat heb ik nooit gedaan. Bezig met wat goed is voor patiënten en collega’s, investeerde ik niet of nauwelijks in mensen die aan de touwtjes trekken. Maar als ik niet laat zien wie ik ben en wat ik kan, creëer ik ook geen draagvlak voor verpleegkundig onderzoek.'

Beter hulpvragen opmerken

In de maand na de eerste LMNR-bijeenkomst werd Aeltsje ernstig ziek. Ze onderging een grote buikoperatie en kreeg een burnout, waardoor werken voorlopig onmogelijk is. Als verpleegkundige wéét ze dat ziekte bij het leven hoort, maar om het zelf te ervaren is wat anders. In de zorg heeft ze als patiënt nare, zelfs beangstigende ervaringen opgedaan. Haar eigen ziekenhuis weigerde haar als patiënt, haar klachten werden te laat onderkend en bij herhaling ervoer ze dat er niet of onvoldoende naar haar geluisterd werd. Van die ervaringen wil ze leren: beter voor zichzelf opkomen en de patiënt in zorg en onderzoek nog veel centraler stellen. 'Het gaat niet alleen om informatie geven - luisteren is het allerbelangrijkst. Zorgprofessionals die luisteren kunnen verschillen in hulpvragen opmerken.' 

Meer kunnen betekenen

Haar onderzoekslijn wil Aeltsje verbreden naar het verminderen van fysieke bijwerkingen en het verbeteren van het comfort bij kinderen met kanker. Ze hoopt de stappen die ze voor het leiderschapsprogramma had gepland, zoals verblijf in het buitenland en het sparren met mentoren bij het waarmaken van haar plannen, later alsnog te kunnen zetten. Ze klinkt gedecideerd: 'Ik wil voor de verpleegkundige organisatie van onze instelling méér kunnen betekenen opdat deze professionals de beste zorg kunnen leveren, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek en rekening houdend met de wensen van de patiënt.'

Anita Huis: 'Wil je de praktijk verbeteren, dan moet je barrières aanpakken'

Infectiepreventie in de zorg is belangrijk en verpleegkundigen kunnen daar een grote rol in spelen. Toch leven zij zelfs bekende preventiemaatregelen niet altijd na. Verpleegkundig onderzoeker Anita Huis houdt zich bezig met onder meer de vraag hoe dat beter kan. 'Het gaat vooral om gedragsverandering', stelt ze.


In het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen werd pijnbestrijding – zeker bij kankerpatiënten en stervenden – in de jaren negentig een belangrijk aandachtsgebied. Anesthesie- en IC verpleegkundige Anita Huis kreeg toen de kans om als Verpleegkundig consulent pijn en palliatieve zorg daarover te gaan adviseren. Sinds 1999 kwam ze op alle afdelingen. Ze zag grote verschillen in  hoe zorg verleend werd. 'Dat intrigeerde me. Als voorzitter van de Verpleegkundige Adviesraad werkte ik ook veel samen met de verpleegkundig directeur om Evidence-based practise te stimuleren. Er rezen vragen die we wilden onderzoeken. Omdat ik geen onderzoekservaring had ben ik in 2003 Verplegingswetenschap in Utrecht gaan studeren.'

Anita Huis

Anita Huis
1 / 1

Anita Huis

Anita Huis (1961) is senior onderzoeker bij IQ healthcare in het Radboudumc.

Ze startte in 1980 met de inservice-opleiding voor A-verpleegkundige in het Canisius-Wilhelmina ziekenhuis, gevolgd door de opleiding tot anesthesie-assistent. Ze werkte op de IC en in de operatiekamer tot ze in 1999 Verpleegkundig consulent pijn en palliatieve zorg werd. Na de deeltijdstudie Verplegingswetenschap deed ze promotieonderzoek naar strategieën om handhygiëne in ziekenhuizen te verbeteren. Sinds 2007 is ze verbonden aan IQ healthcare. Ze voert zelf onderzoek uit en begeleidt promovendi.

Anita geeft daarnaast onderwijs aan de Hogeschool Arnhem & Nijmegen, aan studenten Geneeskunde en is referent bij een aantal wetenschappelijke tijdschriften. 

Stilstaan

'Er vielen heel veel dingen op zijn plaats, mijn blik werd verruimd, niet alleen door onderzoeksmethodologie. Ik kreeg bijvoorbeeld meer inzicht in het gezondheidsstelsel en in de invloed van maatschappelijke en politieke ontwikkelingen op de zorg. Door de meer filosofische component in de opleiding ging ik bewuster stilstaan bij mijn eigen handelen: waarom doe ik wat ik doe? Zijn het rituelen of handel ik wetenschappelijk onderbouwd? En hoe kun je via onderzoek praktijkproblemen in kaart brengen en daar passende oplossingen aan koppelen?'

Weinig sexy

Dat ze direct na haar afstuderen zou starten met promotieonderzoek naar handhygiëne, had Anita nooit verwacht. 'Dat weten we toch wel!', dacht ze toen Theo van Achterberg, destijds hoogleraar Verplegingswetenschap aan de Radboud Universiteit Nijmegen, haar daarvoor vroeg. Hij legde in een gesprek uit dat het weinig sexy klinkende onderzoek niet zozeer ging om het handen wassen zélf. De vraag was veeleer: waarom volgen veel verpleegkundigen de richtlijnen niet. 'Het gaat om een veelvoud aan barrières die goed handelen in de weg staan', weet Anita inmiddels. 'Als je de praktijk wilt verbeteren, zul je die barrières moeten aanpakken.'

Teamgedrag en leiderschap

En zo is Anita het implementatieonderzoek 'ingetrokken', zegt ze zelf. Ze promoveerde in 2013 op strategieën om de handhygiëne in ziekenhuizen te verbeteren. De conclusie: leiderschap en teameffectiviteit zijn doorslaggevend om richtlijnen goed uit te kunnen uitvoeren. 'Educatie, reminders en feedback geven, het gewenste gedrag faciliteren: het is allemaal van belang. Maar het komt vooral aan op teamcultuur en leiderschap, formeel én informeel. Er zijn mensen die op een natuurlijke wijze collega’s kunnen beïnvloeden door voorop te lopen en het goede voorbeeld te geven. Daarnaast moet er ook een echte kapitein op het schip zijn.'

Technieken inzetten

'Als je onderzoekt waarom maatregelen niet worden nagevolgd, dan blijkt bijvoorbeeld dat mensen geen uitslover willen lijken, of dat niemand hen er op wijst', gaat Anita verder. 'Wil je een innovatie goed in de praktijk brengen, dan moet je dat soort problemen vooraf goed in kaart brengen en technieken voor gedragsverandering inzetten. Door bijvoorbeeld op zoek te gaan naar mensen die intrinsiek gemotiveerd zijn om het goed te doen en hen de kracht te geven om hun rol te kunnen spelen.'

Sociale wetenschap

Het onderzoek dat Anita Huis doet, is zo verschoven in de richting van de sociale en gedragswetenschappen. 'Ik heb nu een onderzoeksaanvraag lopen naar het in kaart brengen van infectiepreventie binnen de thuiszorg. Dat doe ik samen met een hoogleraar Sociale wetenschappen in Maastricht. De vertaalslag van theorieën over gedrag naar specifieke interventies in de praktijk doen we met de hele onderzoeksgroep.'

Stokpaardje

Technieken om gedragsverandering te stimuleren hoeven niet altijd groots en meeslepend te zijn, zegt ze. 'Je probeert natuurlijk zoveel mogelijk aan te sluiten bij  de dagelijkse praktijk. En we werken met train-de-trainerscursussen. Een van mijn stokpaardjes is dat je als team toch enkele uitkomstmaten moet weten. Meet je niks, dan weet je niet waar je staat. Vervelend is dat het hele gebeuren rond indicatoren zo’n gedrocht is geworden, maar je kunt als team besluiten: dit zijn voor ons belangrijke gegevens. Of: we doen elk jaar een ander onderwerp.'

Te klein veld

Het programma Leadership Mentoring in Nursing Research (LMNR), waaraan Anita deelneemt, helpt haar bij het zetten van de volgende stappen in haar carrière, zegt ze. 'In het begin was ik bang om mijn eigen veld te klein te maken. Ik heb er met mijn twee mentoren en in de groep over gesproken. Mijn onderzoeksonderwerp is nu echt infectiepreventie en verpleegkundige zorg bij infectieziekten. De focus ligt op implementatieonderzoek, analyse van barrières en het vinden van interventies om die te doorbreken.'

Bruggetje vormen

Het onderzoeksveld van infectiepreventie wordt volgens Anita nog sterk gedomineerd door microbiologen en infectiologen. 'Men is het er wel over eens dat verpleegkundigen een heel belangrijke rol spelen bij infectiepreventie. Ik probeer een bruggetje te vormen door veel samen te werken met medische en andere disciplines.' Anita wil toonaangevend zijn in het onderzoeksgebied. 'Het is zeker zo dat ik strategische beslissingen neem, bijvoorbeeld over welke onderwerpen ik ga publiceren en met wie ik samenwerk. Ik werk ook aan mij track record, maar dat koppel ik niet aan een bepaalde functie die ik moet en zal bereiken. Het meest gelukkig maakt het mij als ik met de inhoud bezig kan zijn.'

Roelof Ettema: ‘Ik wil patiëntenzorg slimmer maken’

Slimmere zorg en verpleegkundigen die weten hoe ze die moeten leveren. Roelof Ettema ziet tal van kansen om de zorg te verbeteren. Essentieel is volgens hem is dat zorgtrajecten wérken in de situatie waar ze worden toegepast.


Zoeken naar zekerheid door systematisch aan alles te twijfelen. Verpleegkundig onderzoeker en docent Roelof Ettema is een aanhanger van de filosoof René Descartes. Verpleegkundige zorg voor  patiënten verbeteren, dat is zijn passie. Problemen die patiënten ervaren vormen het uitgangspunt. Vervolgens kijkt hij kritisch naar de context: hoe is een bepaalde situatie in de zorg ontstaan. Hij durft aan instituties te twijfelen. Grote woorden? Als Roelof begint uit te leggen, ga je het snappen. Waarom is 10 procent van de thuiswonende ouderen ondervoed? Waarom bereiden we ouderen die op een operatie wachten in die tijd niet voor op de ziekenhuisopname. We wéten dat je met een goede voorbereiding veel ziekenhuiscomplicaties kunnen voorkomen. Zorginstellingen zijn onvoldoende ingericht op behoeften van patiënten, zegt hij. Schotten in de zorg en financiering staan dat in de weg. En soms ziet men gewoonweg niet waar de verbetermogelijkheden liggen.

Overbehandeling

Roelof Ettema werkt aan de Hogeschool Utrecht. Hij is er hoofddocent aan het Instituut voor verpleegkundige studies en postdoc-onderzoeker aan de lectoraten Chronisch Zieken en Methodologie van Praktijkgericht Onderzoek. 'Ik wil de patiëntenzorg verbeteren door die slimmer te maken en door verpleegkundigen te equiperen met betere en beter ontwikkelde interventies', vertelt hij. 'Niet alleen laten we veel mogelijkheden liggen en doen we veel nutteloze dingen, we moeten ook zorgtrajecten ontwikkelen die naadloos en effectief georganiseerd zijn door instellingen, thuiszorg en mantelzorg heen'. 

Zijn 98-jarige buurvrouw heeft een nieuwe heup gekregen. Roelof geeft haar als voorbeeld van hoe zorg soms automatisch en zinloos wordt ingezet. 'Er zijn allerlei aanpassingen in haar huis gedaan die zij niet wilde. Maar die zitten in het vat - ze kreeg ze. Een pure vorm van overbehandeling, want deze mevrouw wilde herstellen met hulp uit haar omgeving'. 

Persoonlijk plan

Roelof Ettema ontwikkelde het PREDOCS-programma, waarop hij in 2014 promoveerde. Een zorgtraject waarin oudere patiënten voorafgaand aan hun openhartoperatie thuis hun lichamelijke en psychosociale gesteldheid verbeteren. 'Specialisten kijken pre-operatief vooral naar medische complicaties, niet naar zorggerelateerde risico’s, zoals delier, depressie of decubitus', legt hij uit. 'Zulke complicaties kunnen enorme effecten hebben op de uitkomst van de ingreep. Met cardiochirurgen en verpleegkundigen hebben we, in samenspraak met patiënten, een instrument ontwikkeld waarmee je je een verhoogd risico op dergelijke complicaties kunt vaststellen. Om die te voorkomen werken de patiënt en eventuele mantelzorger aan een persoonlijk plan, besproken tijdens het verpleegkundig spreekuur. Je kunt na de operatie een patiënt wel honderd keer zeggen dat hij of zij moet bewegen in bed. Maar dat doet pijn, mensen voelen zich angstig en vallen makkelijk terug in bekend gedrag: 'stil liggen'. Als iemand 3 tot 4 weken voor de operatie thuis bewust gaat oefenen in verliggen, dan leert hij of zij succesvol gedrag aan. We hebben het uitgezocht: het is een effectieve interventie om te verwachte risico’s vooraf te verminderen'.

Zelf melanoom herkennen

'Begrijpen hoe dingen werken, interventies bedenken en als die veelbelovend zijn een trial uit te voeren. Dat doen we nu met PREDOCS, in het Isala ziekenhuis in Zwolle het UMC Utrecht en het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein, waar we al jaren mee samenwerken. Daarnaast doen we een implementatieonderzoek waar nog eens 12 ziekenhuizen bij betrokken zijn. Een nieuwe stap is voeding van ouderen die thuis wonen. Waarom raken zij vaak in een minder goede voedingstoestand en hoe kun je dat omkeren of voorkomen? Met die vraag zijn we druk doende binnen de verpleegkundige onderzoekslijn Basic Care Revisited, Debbie ten Cate is de promovenda. We onderzoeken hoe we een zorgtraject kunnen maken waarin de voedingstoestand van thuiswonende ouderen goed gehouden of zo nodig verbeterd wordt. En ik onderzoek de haalbaarheid van een onderzoekslijn naar zelfdetectie van melanomen, een vorm van huidkanker die sterk toeneemt. Als mensen een melanoom zelf leren herkennen, kunnen ze snel naar de huisarts. Samen met het Huidfonds, huidtherapeuten en dermatologieverpleegkundigen willen we daarvoor een zorgtraject ontwikkelen'.

Stuwkracht

Door onderzoek slim te combineren verhoogt Roelof, samen met anderen, de slagkracht. 'We werken met promovendi aan de vraag hoe je kijkend vanuit patiëntenproblemen praktijkgericht kwaliteitsonderzoek kunt doen'. Ook hebben in Utrecht inmiddels al zo’n 500 studenten hbo-v, geneeskunde, medische hulpverlening en masters zorgtrajectontwerp kennis gemaakt met bijvoorbeeld PREDOCS. 'Dat geeft stuwkracht. Er is heel veel onderzoekscapaciteit nodig en die is er'.

Op het schild

Roelof Ettema ontwikkelt zichzelf verder binnen het 'Leadership Mentoring in Nursing Research' van ZonMw. 'Als verpleegkundig onderzoeker ben ik te bescheiden. Daar moet ik leren om, als ik op het schild sta, me ook zo te gedragen, iets wat me in eerdere functies wel lukte. LMNR dwingt me om duidelijk te verwoorden wat ik wil. Dat is nogal complex – ik wil zorgonderzoek behalve inhoudelijk ook meer context-gebonden opzetten: hoe organiseer je innovaties, hoe financier je ze, hoe neem je beleidsmakers, subsidiegevers en managers mee? Vandaar dat ik een position statement heb geschreven. Ik zag op een of andere manier niet hoe ik een marktanalyse moest doen op gebied van mijn verpleegkundig wetenschappelijk onderzoek. Als manager deed ik dat zo. Ik ben er laatst gewoon voor gaan zitten en heb het gedaan!'

Roelof Ettema

Roelof Ettema
1 / 1

Roelof Ettema

Roelof Ettema (1965) deed de hbo-v in Amsterdam en studeerde verplegingswetenschap in Maastricht. Hij werkte achtereenvolgens als adviseur/onderzoeker bij het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO en als manager Kwaliteit bij Stichting Heliomare. Hij haalde zijn master Klinische Epidemiologie aan de Universiteit Utrecht.

Samen met Marlou de Kuiper zette hij de Masteropleiding Zorgtraject Ontwerp (MZO) aan Hogeschool Utrecht (HU) op. Hij promoveerde in 2014 aan de Universiteit Utrecht.

Roelof is als postdoc onderzoeker verbonden aan de leerstoel verplegingswetenschap van het UMCU en is hoofddocent bij het Instituut voor verpleegkundige studies van HU.

Judith Meijers: ‘Wat gebeurt er als ik kapitein op mijn schip word?’

‘Onderzoekers bedenken de ideale praktijk, maar de praktijk is weerbarstig’, zegt senior-onderzoeker, beleidsadviseur en verpleegkundige Judith Meijers. Ze zoekt constant de dialoog met alle partijen die nodig zijn om kwaliteitsverbetering in de zorg tijdens de laatste levensfase mogelijk te maken. ‘Als een kind wordt geboren is alles geregeld. Bij het sterven is dat veel minder het geval.’


In 2005 klonk er tromgeroffel. Promovenda Judith Meijers behoorde tot een delegatie van de Universiteit Maastricht die de aandacht van de Tweede Kamer vroeg voor een urgent probleem. Haar onderzoeksgegevens vanuit de jaarlijkse Landelijke Prevalentiemeting Zorgkwaliteit (LPZ) gaven aan dat 1 op 4 patiënten in de thuiszorg, het verpleeghuis of het ziekenhuis ondervoed was. Schrikbarende cijfers.

Probleem aanpakken

‘Het mooie van dit project vond ik dat verpleegkundigen de jaarlijkse metingen naar ondervoeding zelf deden. Dat ze zagen hoe vaak het voorkwam en dat hun handelen transparant werd. Het onderzoek functioneerde als een jaarlijkse audit onder meer dan 60.000 cliënten. We onderzochten niet alleen de prevalentie van ondervoeding en welke screeningsinstrumenten bruikbaar waren, maar ook de aanpak van het probleem. In een trendartikel heb ik kunnen laten zien dat de prevalentie van ondervoeding daalt door jaarlijkse deze audits te doen en het beleid te verbeteren.’

Voeten in de klei 

Patiënten de zorg bieden die ze nodig hebben, dat was sinds de in-service-opleiding tot verpleegkundige in Venlo Judith’s passie. Ze zette graag dat stapje extra voor patiënten, maar constateerde dat hun behoeften niet altijd centraal stonden in de ziekenhuisorganisatie. Om te leren hoe dat beter kon en dit zelf te kunnen aanpakken, deed ze de kaderopleiding management en zorg en daarna de masteropleiding Zorgwetenschappen in Maastricht. De verpleegkundige, die graag met haar voeten in de klei stond, voelde zich enorm aangesproken door de academische denkwijze. 

Linking pin

Na haar afstudeeronderzoek, dat ze in Canada deed bij onder anderen prof. dr. Greta Cummings, werd ze gevraagd als promovenda binnen het LPZ-project. Tot 2012 bleef ze aan dat project verbonden, de praktijk in haar hart met zich meedragend. En dat geeft haar nu vleugels in de rol als ‘linking pin’ tussen de Academische Werkplaats Ouderen van de Universiteit Maastricht en Zuyderland Zorgcentra, een conglomeraat van zorginstellingen. ‘Een linking pin of senior-onderzoeker is vanuit Universiteit Maastricht  1 dag gedetacheerd bij de zorgorganisatie, of andersom. De werkplaats richt zich op het verbeteren van de kwaliteit van zorg voor ouderen door bruggen te slaan tussen de praktijk, het onderwijs en onderzoek. We werken samen binnen thema’s aan projecten. Die werkwijze met kruisbestuivingen, multidisciplinaire aanpak en duo-aanstellingen blijkt een succesvolle formule om noodzakelijke vernieuwing in de zorg van ouderen te realiseren.’

Dialoog

‘Wij onderzoekers bedenken vaak de ideale praktijk’, schetst ze de uitdaging. ‘Maar de praktijk is weerbarstig, het is druk, er gelden soms andere prioriteiten. Komen wij met een gevalideerde vragenlijst, dan kunnen er vanuit de praktijk reacties terugkomen als: Hoeveel tijd kost het om die af te nemen? Kunnen we er vragen aan toevoegen? Door constant te communiceren met alle niveaus in de zorginstellingen tasten we af wat haalbaar is. We zijn voortdurend in dialoog hoe evidence based interventies of werkwijzen zijn in te zetten op een manier die past in de dagelijkse praktijk van verpleegkundigen.’

Palliatieve zorg

Judith’s opdracht bij Zuyderland Zorgcentra werd om de kwaliteit van de palliatieve zorg voor ouderen in de Westelijke Mijnstreek onder de loep nemen. ‘Dat thema raakte me in het hart. Als een kind wordt geboren is alles geregeld. Maar bij het sterven is dat veel minder het geval. Toen ik 4 was, nam mijn moeder ontslag om voor haar vader te zorgen, die stervende was. Ze heeft bijna een jaar voor hem thuis gezorgd. Hij overleed uiteindelijk toch in het ziekenhuis, wat niet zijn wens was. Die heftige periode heeft veel indruk op me gemaakt en geeft de diepe drive om voor dit vakgebied te kiezen. We zijn knelpunten gaan analyseren in het hele netwerk van zorgverleners, -instellingen en mantelzorgers. De zes projectvoorstellen die daaruit kwamen, zijn allemaal gehonoreerd. Dat geeft enorm veel energie.’ 

Kwetsbaar

Onlangs honoreerde ZonMw haar projectvoorstel in het kader van het programma Palliantie. Het grootschalige project (1 miljoen euro) richt zich op betere zorg voor demente ouderen en hun naasten in de laatste levensfase. ‘Doel is competenties van verpleegkundigen hierin te vergroten en intensievere samenwerking tussen disciplines en zorginstellingen tot stand te brengen. Uit onderzoek weten we dat verpleegkundigen in Nederland zich niet competent voelen om deze groep te begeleiden. Meer dan 90 procent van de demente ouderen sterft in een verpleeghuis en bij de helft is de kwaliteit van het sterven onvoldoende. Het leveren van goede zorg in deze complexe en kwetsbare situaties stelt zorgverleners voor uitdagingen. Dit maakt het een relevant onderwerp voor wetenschappelijk onderzoek.’

Koers

Judith koos ervoor ondervoeding en het uitgebreide netwerk dat ze op dit gebied had, meer los te laten. ‘Dat was erg spannend. Mijn deelname aan het 'Leadership Mentoring in Nursing Research' (LMNR) heeft me geholpen hierbij stil te staan. Tot nu toe was ik veel met alles meegevaren, maar wat gebeurt er als ik kapitein op mijn eigen schip word, waar vaar ik dan heen? Ik ontwikkel meer koers. Meer zelfvertrouwen. Meer leiderschap. Heb de rust en overtuiging gekregen om hoofdaanvrager van mijn projecten te worden. Mijn LMNR-mentoren Jos Schols en Greta Cummings heb ik aan mijn laatste projectaanvraag verbonden. Voorheen zou ik hen gevraagd hebben als hoofdaanvrager op te treden.’

Judith Meijers

Judith Meijers
1 / 1

Judith Meijers

Na de in-service-opleiding verpleegkunde werkte Judith Meijers (1977) als verpleegkundige (Máxima Medisch Centrum, Eindhoven).

Ze volgde de kaderopleiding Management en Zorg en de masteropleiding Zorgwetenschappen. Ze is gepromoveerd (‘Awareness of Malnutrition: the Dutch perspective’, Universiteit Maastricht 2009) en heeft de registratie epidemioloog B. Ze gaf mede leiding aan de Landelijke Prevalentiemeting Zorgkwaliteit.

Judith is verbonden aan de Academische Werkplaats Ouderen in Maastricht, is senior-beleidsadviseur bij Zuyderland Zorgcentra, kern- en stuurgroeplid van het Netwerk Palliatieve Zorg Westelijke Mijnstreek en lid van de adviesraad van het Consortium Palliatieve Zorg Westelijke Mijnstreek.

Janneke de Man-van Ginkel: ‘De uitdaging is onze eigen, specifieke plek in te nemen’

Hoe help je patiënten na een beroerte hun leven zo goed mogelijk vorm te geven? Die vraag drijft Janneke de Man al sinds haar opleiding tot verpleegkundige. Door het doen van onderzoek kan ze aan het herstel van méér mensen bijdragen. Objectieve instrumenten helpen verpleegkundigen hun werk beter te doen, is haar overtuiging.


‘Dit spoor wil ik volgen.’ Aan het einde van haar promotietraject was er geen twijfel meer over mogelijk: Janneke de Man-van Ginkel was gevallen voor onderzoek. Als promovenda verleende ze eerst ook nog zorg aan neurologische patiënten in het UMC Utrecht. ‘Is onderzoek doen iets waar ik me als echt praktijkmens prettig bij voel?’, had ze aanvankelijk geaarzeld. ‘Maar het diep inzoomen op een onderwerp, vond ik erg boeiend. Zo was ik óók elke dag bezig om de zorg beter te maken.’

Abrupt afhankelijk

Janneke, inmiddels assistant professor in het UMC Utrecht,  werd als tweedejaars leerling-verpleegkundige in Ede getroffen door wat mensen na een beroerte doormaken. Hoe ze, vaak met flinke fysieke en mentale handicaps, hun bestaan moeten terugwinnen. ‘Een beroerte ontstaat abrupt, mensen komen onverwacht in een afhankelijke positie en moeten hun leven opnieuw gaan vormgeven. De vraag hoe je als verpleegkundige dat proces van herstel kunt ondersteunen, boeide me direct.’

Signalen op groen

Janneke specialiseerde zich tot neurologieverpleegkundige, schoolde zich tot verpleegkundig specialist en sloeg haar vleugels uit als Nurse Practitioner in het UMC Utrecht. Ze broedde op een afstudeeronderwerp voor de studie verplegingswetenschap, toen verpleegkundig onderzoeker Thóra Hafsteindóttir haar uitnodigde te solliciteren naar een vacature voor promovendus. Janneke ontwikkelde de DePreS, een vragenlijst om bij patiënten kort na een beroerte het risico op depressie te voorspellen. Een derde van de patiënten krijgt depressieve klachten, die de revalidatie kunnen belemmeren. Tijdige opsporing en zo nodig behandeling van een depressie komt het herstel ten goede. De DePreS is volgens Janneke ‘nog niet nadrukkelijk in de praktijk geïmplementeerd.’ ‘De vragenlijst wordt nog onder grotere groepen patiënten getest, ook in Duitsland. Als dat is afgerond en het instrument inderdaad geschikt blijkt om depressie te voorspellen, dan staan alle signalen op groen om DePreS in de praktijk te gaan toepassen.’

Méér patiëntengroepen

Neuroverpleegkundigen zijn zich inmiddels bewust van het belang om depressie tijdig te herkennen, constateert Janneke, die ook onderwijs geeft. ‘Daar heeft mijn onderzoek aan bijgedragen. Toen ik er in 2007 mee begon, was dat nog niet het geval.’ Verpleegkundigen vragen haar op congressen naar de bevindingen en of ze met de DePreS aan de slag kunnen. En er zijn méér signalen dat het onderzoek is geland. ‘Mensen vragen mij bij projecten. Onlangs kwam een kaakchirurg bij me. Ook zij hebben patiënten met een depressie na behandelingen. Wellicht zijn er veel méér patiëntengroepen, mensen die met ernstig invaliderende ziekten abrupt in het ziekenhuis terecht komen en die een langdurig hersteltraject voor de boeg hebben. Dat is mijn onderzoeksterrein: creëren van voorwaarden die optimaal herstel bevorderen en het zodanig beïnvloeden van eventuele complicaties dat ze het herstel zo min mogelijk belemmeren. De wens om mensen in staat te stellen hun dagelijkse leven zo weer goed mogelijk vorm te geven, is mijn drive.’

Invloed uitoefenen

Om patiënten goed te kunnen ondersteunen, moeten verpleegkundigen ook de blik naar binnen durven richten, meent Janneke. ‘De uitdaging is onze eigen, specifieke plek in te nemen, te midden van alle andere zorgprofessionals rondom de patiënt. Als beroepsgroep claimen wij een signalerende rol. Maar we hebben de zorg niet altijd zo georganiseerd dat we die rol kunnen waarmaken. Ik vind dat we meer moeten objectiveren in plaats van blijven steken in ik-denk-vind-en-voel-oordelen. Je pakt je rol als je zegt: ik heb bij die patiënt een vragenlijst afgenomen, wil jij dat morgen ook eens doen? Meetlast in de zorg is inmiddels een gevleugeld begrip geworden – vooral voor metingen die anderen van ons vragen. Maar door zelf de problemen te objectiveren die er voor patiënten toe doen, kun je zeggen: ik heb dit waargenomen, ik heb dat zo en zo vastgesteld. Dan maak je jezelf gelijkwaardig in een multidisciplinaire context en ben je een serieuze gesprekspartner. Subjectieve oordelen belemmeren je om invloed uit te oefenen: ieder kan er iets anders van vinden.’

Aandacht opeisen

Invloed uitoefenen. In je kracht staan. Wat Janneke de beroepsgroep voorhoudt leert ze zelf als deelneemster aan 'Leadership Mentoring in Nursing Research' (LMNR). ‘Ik besef dat ik bescheiden ben geweest in het claimen van mijn onderzoeksterrein. Als verpleegkundige ben je gesocialiseerd in een groepscultuur en om anderen in hun kracht te zetten. Ik realiseer me nu dat ik aandacht moet opeisen. Ik kan de enorme drive hebben om te willen bijdragen aan beter herstel van patiënten, maar als ik niet het podium neem, krijg ik het nooit voor elkaar.’

Kracht om te groeien

‘Het afgelopen jaar heb ik internationaal verbinding gezocht met collega-onderzoekers. In Engeland, Noorwegen en de VS zijn er, anders dan in Nederland, leerstoelen Verplegingswetenschap op het gebied van herstel na een beroerte. Mijn verblijf van een aantal weken in Engeland was zeer stimulerend. LMNR helpt mij bij het realiseren van mijn droom door de kracht die het me geeft om te mogen groeien. Wanneer mijn droom is gerealiseerd? Als mensen zeggen: je moet bij Janneke zijn als je op dit gebied met een goede groep wilt samenwerken, daar komen de verbeteringen in deze zorg vandaan!’

Janneke de Man-Van Ginkel

Janneke de Man-van Ginkel
1 / 1

Janneke de Man-Van Ginkel

Na de opleiding tot verpleegkundige in Ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede werkte Janneke de Man-Van Ginkel ('73) daar als verpleegkundige.

Ze voltooide de opleiding Neurologie, de Post HBO-opleiding tot verpleegkundig specialist en de masteropleiding Verplegingswetenschap in Utrecht. In 2002 ging ze als Nurse Practitioner werken in het UMC Utrecht, en daarna op de afdelingen Vasculaire Geneeskunde en Neurologie. In 2012 promoveerde ze op het proefschrift ‘Early Detection of Post-Stroke Depression’ en deed de master Epidemiologie.

Sinds 2012 werkt Janneke als assistant professor in het UMC Utrecht. Ze combineert het onderzoek met verschillende taken in het onderwijs.

Nienke Bleijenberg: ‘Als zorgonderzoeker moet je de praktijk heel goed kennen’

Tijdens HBO-V-stages en haar werk als wijkverpleegkundige zag Nienke Bleijenberg dat de zorg niet altijd is zoals die moet zijn. Hoe maak je zorg voor kwetsbare ouderen thuis beter en efficiënter? Die vraag is haar drijfveer in alles wat ze doet: als onderzoeker, verpleegkundige en docent.


‘Kijkend naar mijn eigen expertise, eerstelijns ouderenzorg, stelt de samenleving ons voor grote vraagstukken: vergrijzing, complexe zorg in de eerste lijn, ouderen die langer thuis wonen, minder verpleeghuiszorg, zorg die van de tweede naar de eerste lijn verschuift. Om goede kwaliteit van zorg te leveren aan deze groep zijn goed opgeleide verpleegkundigen nodig die weten hoe ze moeten handelen in situaties waarin zich complexe problemen voordoen. Mijn ambitie is om excellente, kritische en nieuwsgierige verpleegkundigen en verpleegkundig onderzoekers op te leiden die passie hebben voor hun vak. Daarnaast is het van belang dat we het verpleegkundig handelen wetenschappelijk onderbouwen, zodat onze patiënten adequate en effectieve zorg ontvangen.’

Onderwijs en onderzoek

‘In mijn laatste jaar verplegingswetenschap (2009) ontdekte ik hoe leuk onderzoek doen is. Hoewel ik het vak van wijkverpleegkundige ontzettend boeiend vond, besloot ik om te solliciteren voor een promotieplek in Utrecht. Voordat ik was afgestudeerd, was ik aangenomen. Het doel van mijn promotieonderzoek was om de zorg aan kwetsbare ouderen in de eerste lijn te verbeteren. Inmiddels ben ik drie jaar postdoc, begeleid ik vier promovendi, verschillende studenten van de HBO-V, verplegingswetenschap, verpleegkundig specialist en geneeskunde, geef ik onderwijs én werk ik als praktijkverpleegkundige ouderenzorg bij Leidsche Rijn Julius Gezondheidscentra, de academische praktijk.’

Trias academica

‘Binnen mijn onderzoekslijn borduur ik met de promovendi, studenten en de verpleegkundigen uit de praktijk voort op mijn promotieonderzoek. Stap voor stap beantwoorden we vragen over hoe je problemen van kwetsbare ouderen en ouderen met multimorbiditeit voortijdig signaleert, wat zij nodig hebben en hoe we ervoor kunnen zorgen dat ouderen langer zelfredzaam blijven. Ik run mijn eigen winkel en daarbij is financiering nodig om nieuwe projecten te kunnen starten en goede, enthousiaste mensen aan te trekken.
Een zorgonderzoeker moet de praktijk heel goed kennen, vind ik. Die verandert snel. Het is de kunst om de knelpunten of problemen in de praktijk te signaleren en deze om te zetten in een goede onderzoeksvraag. Goed onderzoek vraagt ook dat je evalueert of de ontwikkelde werkwijzen van meerwaarde zijn voor de praktijk in termen van kwaliteit van zorg en patiëntuitkomsten. Mijn uitgangspunt is dat de resultaten van mijn onderzoek direct toepasbaar zijn in de praktijk en terugvloeien naar het onderwijs - de trias academica. In de academische werkplaats verpleegkunde die wij momenteel in Utrecht opzetten, kunnen we deze verbinding maken.’   

Implementeren

Het proactieve ouderenzorgprogramma “Om U”, dat tijdens mijn promotie is ontwikkeld en geëvalueerd, hebben we niet alleen gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift. We hebben daarnaast een toolkit ontwikkeld voor verpleegkundigen, een flitscollege opgenomen en een scholingsmodule ontwikkeld. Ik ben er trots op dat dit zorgprogramma wordt geïmplementeerd in de regio Utrecht. Ook dankzij subsidies van ZonMw kunnen we het programma aanpassen aan nieuwe ontwikkelingen.’

Passie voor het vak

‘De voornaamste reden dat ik meedoe aan het Leiderschapsprogramma is dat ik verder wil met wetenschappelijk onderzoek. Na je promotie kom je in een andere rol terecht, die andere competenties vergt: je eigen onderzoekslijn ontwikkelen, het academische spel leren spelen en weten wat daar allemaal bij komt kijken, promovendi begeleiden, wervend vermogen hebben, onderwijs geven. Hoewel er ook generieke leiderschapsprogramma’s bestaan, bijvoorbeeld aan de universiteit, vind ik het een voorrecht om aan het LMNR-programma  deel te nemen. Het unieke daarvan is dat we allemaal een verpleegkundige achtergrond hebben, een passie hebben voor het vak en dat we ons binnen de academische setting in een nieuw vakgebied bevinden waarin nog weinig hoogleraren zijn. Verplegingswetenschappelijk onderzoek is in Nederland nog niet universitair verankerd.  We moeten onze plek nog veroveren, massa creëren en  posities bekleden waar we invloed kunnen uitoefenen. Het Leiderschapsprogramma daagt ons uit om na te denken waar we over twee jaar willen staan en wat we daarvoor nodig hebben.’

Veel energie

‘Na elke bijeenkomst ga ik met veel energie en een hoofd vol ideeën naar huis. Het Leiderschapsprogramma helpt mij te reflecteren op mijn eigen handelen, vooral waar het gaat om waar ik heen wil en hoe ik dat doel kan bereiken. Het is mooi dat we ook als groep veel van elkaar leren. We bespreken de huiswerkopdrachten met elkaar en dagen elkaar uit om met de tips aan de slag te gaan. Een concrete huiswerkopdracht was het in kaart brengen van je sociaal kapitaal. Welke samenwerkingsrelaties heb je en welke nog niet. Weten anderen je op je expertise te vinden? Een van de nuttige tips was bijvoorbeeld om deel te nemen in review-commissies die subsidieaanvragen of persoonlijke beurzen beoordelen.’

Bron van inspiratie

‘Een volgende mooie stap voor mij is het verder opzetten van mijn onderzoekslijn en het leggen van  sterke verbindingen tussen onderzoek, onderwijs en praktijk. Samen met mijn mentoren bespreek ik de stappen die ik daarvoor moet zetten. Maar het gaat mij bij alles wat ik doe om het verbeteren van de kwaliteit van zorg voor kwetsbare ouderen in de eerste lijn. Daaraan werken, samen met anderen, dat geeft me energie. Mijn eigen opa en oma die nog zelfstandig thuis wonen, zijn een bron van inspiratie voor me. Ik gun dat anderen ook van harte.’

Nienke Bleijenberg

Nienke Bleijenberg
1 / 1

Nienke Bleijenberg

Nienke Bleijenberg (1985) studeerde verpleegkunde aan de Hogeschool Utrecht (HU) en verplegingswetenschap aan de Universiteit Utrecht (UU). Ondertussen werkte ze als wijkverpleegkundige. In 2013 promoveerde ze op onderzoek naar een nieuwe vorm van proactieve ouderenzorg in de huisartsenpraktijk: 'Om U'.

Sinds 2012 is Nienke docent aan de master klinische gezondheids-wetenschappen/verplegingswetenschap van de UU. Ze is postdoc bij het UMC Utrecht, divisie Julius Centrum, afdeling verplegingswetenschap en werkzaam bij het Lectoraat Chronisch Zieken van de HU en Leidsche Rijn Julius Gezondheidscentra, waar zij eerstelijns zorginnovatieprojecten rondom ouderenzorg coördineert.

Nienke werkt 1 dag per week als praktijk-verpleegkundige ouderenzorg.

Anne Eskes: ‘Ik wil onderzoek, onderwijs en praktijk optimaal combineren’

Toen ze 26 was, promoveerde verpleegkundige Anne Eskes in het AMC op onderzoek naar wondzorg. Inmiddels werkt ze als onderzoeker en docent aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA) en als coördinator aan het Kenniscentrum Achieve. Een eigen onderzoekslijn opzetten en bestendigen, dat is haar grote uitdaging.


‘Waarom onderzoek zo belangrijk is voor de verpleegkundige praktijk? Omdat verpleegkundigen een rol spelen in veel aspecten van de zorg. Het is belangrijk dat we het verpleegkundig handelen beter onderbouwen en dat we daarmee de kwaliteit van zorg verder verbeteren. In de wondzorg, onderwerp van mijn promotieonderzoek, bestaat bijvoorbeeld veel variatie in zorg. Van veel behandelingen weten we niet welke de voorkeur heeft, maar zelfs áls we het weten baseren we het handelen niet altijd op bewezen effectiviteit. Kwaliteit van zorg en de wens die te verbeteren staat centraal in alles wat ik doe. Dit doe ik door het verzorgen van onderwijs en het coördineren en  uitvoeren van praktijkgericht onderzoek.’

Nadenken over implementatietraject

‘Onderzoek binnen het verpleegkundig domein moet idealiter praktijkgericht zijn om zinvol te zijn. En zelfs dan zie je dat nieuwe inzichten uit onderzoek niet vanzelfsprekend hun weg vinden naar de praktijk. Dat heb ik meegemaakt met de resultaten van mijn promotie-onderzoek. Het meest effectieve materiaal voor behandeling van donorplaatsen na een huidtransplantatie bleek hydrocolloidverband te zijn. Maar dat was het enige verbandmiddel dat in de praktijk niet voor deze wonden werd gebruikt. Het resultaat was voor sommigen teleurstellend – zij hoopten  dat een ander verbandmiddel het beste was. Bovendien moet je hydrocolloid vaker verwisselen en is het minder goed voorradig. Als ik nu een nieuwe studie zou doen, zou ik in het begin al veel beter nadenken over barrières die verpleegkundigen ervaren in de praktijk om resultaten van wetenschappelijk onderzoek uiteindelijk beter toepasbaar te maken. Als je de barrières namelijk kent, dan kun je vooraf beter nadenken over het implementatietraject.’

Weven door de leerlijn

‘Eind 2012 ben ik gepromoveerd en eindigde mijn contract als onderzoeker bij het AMC. Dat wist ik op voorhand, natuurlijk. In het Spaarne ziekenhuis ben ik daarna ruim twee jaar stafmedewerker Research en Bedrijfsvoering en coördinator van wetenschappelijke stages geweest. Interessant om te ervaren hoe financiering van onderzoek gaat, hoe je projectmatig werkt. Toch wilde ik graag weer terug naar de inhoud van het onderzoek. En het mooie van mijn positie aan de HvA is dat ik nu zowel onderzoek doe als onderwijs geef. Want ik vind het ook belangrijk dat resultaten van onderzoek beter geïntegreerd worden in het curriculum van verpleegkundestudenten. Daar heeft de Hogeschool van Amsterdam oog voor – inmiddels is hier een hoofd Onderzoek voor de opleiding verpleegkunde aangesteld. We hebben Journal Clubs en researchbesprekingen met collega’s. De uitdaging is om onderzoeksvaardigheden en resultaten van onderzoek door de hele leerlijn van vier jaar te weven en dat je vakken aan elkaar verbindt.’

Organiseren van zorg

‘Ik ben blij dat ik mag deelnemen aan het Leiderschapsprogramma. Ik wil graag een eigen onderzoekslijn ontwikkelen, maar ik vind het best lastig om mijn eigen focus daarvoor te vinden. Elke bijeenkomst zet me steeds enorm aan het denken. Door te sparren met elkaar en door kritische vragen die mijn mentoren me stellen, kom ik er verder mee. Ik wil wondzorg nu graag als onderdeel gaan zien van interdisciplinaire zorg voor complexe chirurgische patiënten. Dus niet alleen de toepassing van de beste verbandmaterialen verder onderzoeken, maar ook: hoe organiseer je de zorg in het ziekenhuis en na ontslag? Er zijn zoveel disciplines bij betrokken, bijvoorbeeld medisch specialisten, fysiotherapeuten, diëtisten, huisarts en wijkverpleegkundigen. Verpleegkundigen kunnen in die samenwerking en afstemming een coördinerende rol spelen, maar de vraag is onder meer wat daar allemaal bij komt kijken. We moeten samen met de praktijk onderzoek bedenken en plannen maken die de kwaliteit van zorg kunnen verbeteren.’

Carrièrepaden

‘Ik werk ernaar toe dat ik over het netwerk en de subsidies kan beschikken om zelf mijn onderzoek te gaan bedruipen en promotietrajecten te kunnen uitzetten. Toch is dat niet primair mijn doel. Mijn wens is ooit onderzoek, onderwijs en patiëntenzorg optimaal te kunnen combineren. De verpleegkundig hoogleraren zijn actief bezig carrièrepaden te ontwikkelen die dat mogelijk maken. Het zou normaler moeten worden dat je dat als verpleegkundige ook kan doen, net als artsen. Niet elke verpleegkundige hoeft zelf onderzoek te doen. Het is al beter dan het tien jaar terug was, maar het zou toch normaler moeten worden dat verpleegkundigen onderzoek doen en dat dat onderzoek een grotere plek krijgt in de praktijk.’

Anne Eskes

Anne Eskes
1 / 1

Anne Eskes

Anne Eskes (1986) deed de duale opleiding verpleegkunde aan Saxion Hogescholen (2003-2007). Ze werkte daarna als verpleegkundige bij de Alysis zorggroep en Maxima Medisch Centrum.

In 2009 werd ze verpleegkundig onderzoeker bij Dirk Ubbink en Hester Vermeulen in het AMC. Haar onderzoek naar wondzorg mondde uit in een promotie (2012). Daarna werkte ze onder meer bij het Spaarne Ziekenhuis als stafmedewerker Research en bedrijfsvoering.

Anne werkt nu bij de Hogeschool van Amsterdam, als verpleegkundig docent, onderzoeker en coördinator bij Kenniscentrum Achieve.


Fotografie: Monique Kooijmans

Onno Helder: 'Co-design maakt zorg beter en veiliger'

Een ampullenopener die snij-incidenten voorkomt, een zacht miniatuurspalkje voor veel te vroeg geboren baby’s, houders voor kleine spuitjes sondevoeding… Tal van technische innovaties kunnen de dagelijkse zorg beter en veiliger maken. Onno Helder, verpleegkundig onderzoeker, docent en parttime verpleegkundige op de Intensive Care Neonatologie in het Erasmus MC, ziet kansen en grijpt ze.


Onno Helder verzamelt problemen, zegt hij zelf. Als geen ander weet hij dat verpleegkundigen inventief zijn – een leukoplast hier om iets vast te plakken, een gaasje daar om je niet te verwonden – maar veilig zijn hun oplossingen voor dagelijkse problemen niet altijd. Zulke situaties wil hij met techniek oplossen. Medewerkers in het Erasmus MC en Sophia Kinderziekenhuis roept hij op: kom met praktijkproblemen, wat behoeft verbetering?

Al zo’n 20 jaar geleden zette het vibreren van de longen van prematuur geborenen Onno aan het denken over techniek, efficiëntie, welbevinden en veiligheid. Genoemde behandeling, met een elektrische tandenborstel waarop een soort schuimpje was gemonteerd, ervoeren niet alle prematuren als prettig. ‘Ik vroeg de hoogleraar of het effectief was. Dat was eigenlijk niet bekend en ik mocht dat samen met een fysiotherapeut gaan onderzoeken.’

Verbindingen leggen

Kenmerkend voor Onno’s carrière is: steeds een stap verder zetten. Publiceren. Een master verplegingswetenschap. Meer onderzoek doen. Promoveren op nieuwe interventies die het aantal bloedbaaninfecties bij te vroeg geboren kinderen omlaag kunnen brengen. Inmiddels legt Onno vanuit zijn praktijken als onderzoeker en verpleegkundige op de Intensive Care Neonatologie (ICN) en als docent aan Hogeschool Rotterdam (HR) overal verbindingen. Tussen onderwijs en onderzoek. Tussen zorg en innovatie. Tussen innovatie en effectiviteitsonderzoek. Zo heeft hij de eisen waar scripties van de hbo-v-opleiding aan HR moeten voldoen, aangescherpt en deels herschreven, zodat studenten beter weten waar ze aan moeten voldoen. Een groepje docenten begeleidt hij bij het doen van systematisch wetenschappelijk literatuuronderzoek, om hun eigen kennis en vaardigheden te versterken. Bij de minor Zorgtechnologie, waarvan hij mede-modulehouder is, begeleidt hij studenten bij het ontwerpen van innovatieve hulpmiddelen. Die hulpmiddelen zijn het antwoord op praktijkproblemen die verpleegkundigen van het Erasmus MC-Sophia inbrengen.

Stoplicht

Dat laatste doet hij sinds 2015 vanuit het Erasmus MC, in nauwe samenwerking met lector Linda Wauben van het Kenniscentrum Zorginnovatie van HR. Hbo-studenten uit diverse studierichtingen (onder wie ook een verpleegkundestudent) ontwerpen hulpmiddelen waarmee zorgverleners van het Erasmus MC veiliger en prettiger hun patiënten kunnen verplegen. Een digitale lengtemeter voor baby’s. Een ‘30-secondenstoplicht’ dat aangeeft dat wanneer de handen lang genoeg gedesinfecteerd zijn om in de couveuse te mogen. Een hulpmiddel dat overbelasting van spieren voorkomt bij apotheekmedewerkers die dagelijks honderden keren een bepaalde vloeistof opzuigen. ‘Voorheen losten studenten veelal fictieve problemen op’, vertelt Onno. ‘Er was geen contact tussen het Erasmus MC en HR, nu ‘trek’ ik ze het ziekenhuis in. Ik verzamel praktijkproblemen en leg ze op een virtueel portal aan de studenten voor. Ze kunnen kiezen uit wat ik aanbied, verdiepen zich in het probleem, in de literatuur, bezoeken de afdeling, kijken hoe er gewerkt wordt. Ik vraag hen minstens 3 richtingen voor een oplossing. Die leggen ze voor aan verpleegkundigen, zorgassistenten en artsen: wat vind je goed, wat moet anders? Het meest aansprekende concept wordt verder ontwikkeld. De studenten komen 2 of 3 keer terug voor feedback. Op de werkvloer voelt men dat er wat gedaan wordt aan hun probleem.’

Maker Nurse Anna Young

Hij noemt het co-design: oplossingen ontwerpen die effectief zijn én die aanspreken bij de gebruikers. ‘Het is betekenisvol, docenten en studenten werken er hard aan en het zorgt voor positieve ontwikkelingen in het ziekenhuis.’ Het Erasmus MC haalde op 16 november ‘Maker Nurse’ Anna Young uit Boston naar Rotterdam om te spreken voor het topmanagement. Young bepleit dat verpleegkundigen in de gelegenheid gesteld moeten worden om in klusruimtes zelf oplossingen leren te ontdekken voor praktijkproblemen. Onno strikte Young om na haar presentatie een ‘prototype walk’ te doen. Daarbij zijn 8 prototypes die studenten van de minor Zorgtechnologie met het Erasmus MC ontwikkeld hebben, besproken.

Onno Helder

Onno Helder
1 / 1

Onno Helder

Onno Helder (1964) haalde in 1987 het hbo-v-diploma (Hogeschool Eindhoven). Na zijn dienstplicht deed hij de specialisaties kinderverpleegkunde en IC kinderen in het Erasmus MC. Vanaf 1993 werkt hij op de afdeling Neonatologie als IC-verpleegkundige. In 2000 behaalde hij de master verplegingswetenschappen.

Sinds 2005 combineert hij onderzoek met parttime werk op de verpleegafdeling. Daarnaast is hij 1 dag per week gedetacheerd bij Hogeschool Rotterdam als docent hbo-v. In 2013 promoveerde Onno op het onderzoek Prevention of nosocomial bloodstream infections in preterm infants.

Sinds 2015 is hij vice-voorzitter van het Europees initiatief European Standards of Care for Newborn Health. Zijn expertise in dat programma is patiëntveiligheid en hygiëne.

Getty Huisman-de Waal: ‘Onderzoek wat voor jouw patiëntenpopulatie belangrijk is’

Hoe beter de kwaliteit van verpleegkundige basiszorg, des te meer verpleegkundigen kunnen betekenen voor patiënten. Getty Huisman-de Waal noemt basiszorg de ‘kern van het beroep’.


‘Een machtig mooi beroep, dat nog mooier wordt door wetenschappelijke onderbouwing’. Dat is de verpleegkunde voor Getty Huisman-de Waal. Haar belangstelling voor onderzoek werd aangewakkerd tijdens het onderzoek naar kwaliteitsindicatoren voor verpleegkundige zorg waarmee ze de hbo-v-opleiding afsloot. ‘Ik ben in deeltijd gezondheidswetenschappen gaan studeren in Maastricht. Een wereld ging voor me open: ik zag dat verpleegkundig wetenschappelijk onderzoek heel veel kan opleveren voor patiënten.’

Op haar verpleegafdeling, Maag-, darm- en leverziekten in het Radboudumc, kon Getty in haar derde studiejaar als onderzoeksassistent meewerken aan verpleegkundig georiënteerd wetenschappelijk onderzoek. In 2010 promoveerde ze op eigen research naar problemen die mensen ervaren die levenslang afhankelijk zijn van intraveneus toegediende voeding. Vermoeidheid, depressieve gevoelens en beperkingen in het sociale leven drukken een grotere stempel op hun dagelijkse leven dan de lichamelijke klachten. ‘Mijn promotieonderzoek gaf inzicht in wat voor patiënten echt relevant en belangrijk is en hoe belangrijk de invloed van verpleegkundige interventies daarin is.’

Onderzoek naar dagelijkse zorg

Vervolgens kreeg Getty als verpleegkundig expert op dezelfde verpleegafdeling de specifieke taak om kennis uit onderzoek toe te passen in bijvoorbeeld protocollen en om zelf kennis te ontwikkelen. Ze verrichtte een aantal praktijkgerichte onderzoeken. Zo was ze nieuwsgierig naar wat wasbeurten zonder water patiënten konden bieden. ‘Over wassen met doekjes bestonden negatieve beelden; 95 procent van de verpleegkundigen zag het als een verkapte maatregel om te kunnen bezuinigen op personeel. Op twee afdelingen zijn we toch een proef gaan doen. Na twee weken zag 90 procent van de verpleegkundigen al toegevoegde waarde van het wassen zonder water. Patiënten ervoeren minder pijn en vermoeidheid en hielden tijd en energie over om iets met familie te doen of te mobiliseren. Het wassen met doekjes is inmiddels ingevoerd op veel afdelingen als extra keuze voor patiënten. De dag na een operatie wordt dat veelal als heel prettig ervaren, maar zijn mensen drie dagen verder, dan willen ze vaak liever onder de douche. Dit voorbeeld laat perfect zien dat goede basiszorg essentieel is voor kwaliteit van zorg en kwaliteit van leven. Dat je als verpleegkundige daarmee dus echt het verschil kunt maken voor patiënten.’

Vragen uit de praktijk

Dat verschil is relevant voor alle patiëntenpopulaties, zowel in ziekenhuizen, de wijk of bijvoorbeeld in verpleeghuizen, benadrukt Getty. ‘Ik zie basiszorg als de kern van het beroep en daar is nog veel winst in effectiviteit en kwaliteit te behalen. Bijvoorbeeld door pre-operatief meer aandacht te besteden aan goede voeding, een onderwerp dat ik nu onderzoek. Verpleegkundig onderzoek is vaak specialistisch of erg medisch georiënteerd, terwijl er nog veel onbeantwoorde vragen liggen over basishandelingen die verplegenden en verzorgenden dagelijks verrichten. Essentieel is dat je vragen uit de praktijk onderzoekt, waar verpleegkundigen veelvuldig mee te maken hebben, die ze herkennen en waarbij ze zelf kunnen meewerken aan het vinden van een antwoord. Het helpt ook enorm als verpleegkundigen en patiënten een vernieuwing kunnen ervaren zonder dat er direct consequenties aan vastzitten.’

Gesterkt

Deelname aan het tweejarige programma 'Leadership Mentoring in Nursing Research' (LMNR), heeft Getty doen besluiten van basiszorg in het ziekenhuis haar onderzoekslijn te maken. ‘De afgelopen jaren was mijn focus in het onderzoek niet altijd duidelijk. In het leiderschapsprogramma reflecteren we sterk op waar we nu staan en waar we heen willen. Sinds kort hebben we in het Radboudumc een nieuwe hoogleraar verplegingswetenschap, Hester Vermeulen. Door haar voel ik me gesterkt in mijn focus op basiszorg en de invloed daarvan op de kwaliteit van de totale verpleegkundige zorg. Het verschil dat zij maakt geeft ook zo duidelijk de noodzaak aan van meer verpleegkundig hoogleraren in Nederland. Er zijn best al veel stappen gezet, maar we hebben behoefte aan meer kennis, implementatie daarvan en ook aan het de-implementeren van handelingen zonder toegevoegde waarde.’

Enthousiasmeren

Getty wil op haar beurt verpleegkundigen aanzetten na te denken over wat ze doen, hoe ze dat doen en wat de beste manier is. ‘Ik merk dat als je mensen enthousiasmeert, als je uitstraalt hoe belangrijk onderwijs en onderzoek zijn voor de dagelijkse praktijk, je hen kunt meenemen. Bij de opleiding voor verpleegkundig specialisten geef ik les in evidence based practice. Het doen van een literatuurstudie is daar onderdeel van – iets waar de meeste studenten dan nog geen ervaring mee hebben. Het merendeel gaat binnen tien weken een drempel over, krijgt er plezier in. Ik vind het leuk als verpleegkundigen niet meer naar een arts hoeven te lopen om te vragen: heb je nog een onderzoeksonderwerp voor me? Mijn boodschap: probeer onderzoek terug te brengen naar een vraag die voor verpleegkundigen en voor jouw eigen patiëntenpopulatie belangrijk is!’
Getty werkt mee in een grootschalig ZonMw-project ‘Basic Care Revisited’, dat aan 3 universiteiten wordt uitgevoerd. Haar ambitie is de onderzoekslijn ‘basic care in hospital’ uit te breiden en om binnen de regio Nijmegen voor langere tijd samenwerkingsverbanden op te zetten, te verstevigen en te bestendigen. Daarnaast is nationale en internationale samenwerking belangrijk. Als onderdeel van het LMNR-programma heeft Getty een Australische onderzoeksgroep bezocht, gespecialiseerd in basic care, om te gaan samenwerken. Tenslotte wil ze de samenwerking met andere disciplines, zoals diëtisten en fysiotherapeuten, versterken. Welke positie ze in de toekomst gaat innemen, maakt haar niet zo veel uit. ‘Het gaat mij er om dat ik net zo enthousiast blijf over de inhoud van mijn vak als dat ik nu ben.’

Getty Huisman-de Waal

Getty Huisman-de Waal
1 / 1

Getty Huisman-de Waal

Getty Huisman-de Waal (1978) volgde de instellingsvariant van de hbo-v. Daarna startte ze in 2000 met de opleiding Gezondheidswetenschappen in Maastricht.

Ze werkte aanvankelijk als verpleegkundige en later als verpleegkundig expert op de afdeling Maag-, darm- en leverziekten in het Radboudumc in Nijmegen. In die laatste functie combineerde ze patiëntenzorg en het doen van onderzoek met verschillende gastdocentschappen.

In 2010 promoveerde ze aan de Radboud Universiteit. Sindsdien is Getty als senioronderzoeker verbonden aan het IQ Scientific center for Quality of Healthcare in Nijmegen. Ze voert zelf onderzoek uit, begeleidt promovendi, geeft onderwijs binnen de opleiding tot verpleegkundig specialist.

Colofon

Tekst: Angela Rijnen 
Eindredactie: ZonMw