Derde evaluatie Embryowet
De evaluatie werd uitgevoerd door onderzoekers van het Amsterdam UMC, de Universiteit Maastricht en het Leids Universitair Medisch Centrum, en stond onder leiding van Corrette Ploem en Wybo Dondorp.
Definiëring embryo
De huidige definitie voor embryo’s is destijds gekozen om ook anders dan door bevruchting ontstane embryo’s onder de wet te kunnen brengen. De onderzoekers geven aan dat de definitie juist in dat opzicht tekort schiet. Op het nieuwe terrein van uit stamcellen gekweekte ‘embryo-achtige structuren’ is ze namelijk niet in staat aan te geven wat wel en niet als embryo moet worden beschouwd. Ook impliceert de definitie dat niet-levensvatbare embryo’s (en dito foetussen) voor de wet niet bestaan. Aanbevolen wordt om te komen tot een nieuwe definitie om te zorgen dat vormen van menselijk leven die wettelijke bescherming verdienen die ook krijgen. En om te voorkomen dat aan belangrijk wetenschappelijk onderzoek beperkingen worden opgelegd die niet goed te verantwoorden zijn.
Embryo’s voor onderzoek
Ook stellen de onderzoekers dat het in de Embryowet beoogde evenwicht gediend is met opheffing van het als tijdelijk bedoelde verbod op het doen ontstaan van embryo’s voor onderzoek. Het verbod staat haaks op het streven naar verantwoorde toepassing van nieuwe en al bestaande voortplantingstechnieken. De onderzoekers geven daarbij aan dat niet goed vol te houden valt dat onderzoek met speciaal tot stand gebrachte embryo’s in moreel opzicht van een andere orde is dan onderzoek met na IVF gedoneerde ‘restembryo’s’.
Onderzoek met foetussen
Een afzonderlijk thema van de evaluatie was onderzoek met foetussen. Er zijn op dit punt geen grote knelpunten gevonden. Wel geven de onderzoekers enkele aanbevelingen. Waaronder de aanbeveling om bij onderzoek met zwangere vrouwen en foetussen eventuele gezondheidsgevolgen bij het toekomstige kind niet van verzekerbaarheid uit te sluiten.
Toekomstbestendigheid
Met de bepleite aanpassingen kan de Embryowet vooralsnog voldoende worden geactualiseerd. Op langere termijn lijkt het echter onvermijdelijk dat de wet grondiger op de schop moet worden genomen. De wet zal, gelet op het tempo van de medisch-wetenschappelijke ontwikkelingen, ‘flexibeler’ en minder ‘technologie-afhankelijk’ moeten worden gemaakt. Dit kan door deze wet het karakter te geven van een ‘kaderwet’ en door het systeem van toezicht en toetsing in de wet te versterken.
Meer weten?
Deze evaluatie is onderdeel van het ZonMw-programma Evaluatie Regelgeving.