Kraamzorg volop in ontwikkeling
In ruim 98 procent van de gezinnen in Nederland waar een baby wordt geboren, komt tijdens de eerste acht dagen een kraamverzorgende over de vloer. De beroepsgroep is de rechterhand van de verloskundige. Als de bevalling thuis plaatsvindt (en soms ook bij een poliklinische bevalling in de eerste lijn) verlenen kraamverzorgenden assistentie. Ze leveren de postnatale zorg in het kraambed en zorgen voor een veilige start van moeder en kind. Ze leren de jonge ouders vaardigheden aan en adviseren over voeding, vitamine K, slapen, ritme, troosten, veiligheid en meer. Wil de moeder borstvoeding geven? Dan is het begeleiden daarvan een primaire taak.
“De kraamverzorgende is dé preventiespecialist”, zegt Margo van Heerbeek, beleidsadviseur van brancheorganisatie Bo Geboortezorg. “Kraamzorg is een continu proces van stimuleren, bevorderen, signaleren en voorkomen.” Het doel is dat ouders zich na de kraamweek in staat voelen om de zorg voor hun kind en gezin op zich te nemen. En dat ze weten waar zij informatie kunnen vinden of hulp kunnen vragen.
Risico’s signaleren
“Kraamverzorgenden hebben geen medische verantwoordelijkheid, maar wel een eigen professionele verantwoordelijkheid als onderdeel van de keten”, zegt Marlies Buurman, bestuurssecretaris bij het College Perinatale Zorg (CPZ). “Ze zijn de oren en ogen van de geboortezorg. Ze zijn het langst aanwezig in een gezin, komen achter de voordeur, en bouwen een vertrouwensband op. Een consult in een praktijk of poli biedt weinig zicht op de leefomstandigheden van het gezin. Maar de kraamzorg signaleert medische, psychische en sociale risico’s, merkt het als er iets niet pluis is, en geleidt signalen door naar de verloskundige en jeugdgezondheidszorg.”
Onderzoek was vereist
In 2014 ontstond discussie over of kraamzorg wel in het basispakket van de zorgverzekering moest blijven. “Dit wakkerde bij de sector de behoefte aan om de meerwaarde van kraamzorg beter in zicht te krijgen”, vertelt Van Heerbeek. “Gelukkig adviseerde het Zorginstituut de minister van VWS (maart 2015) om kraamzorg in het basispakket te houden. Een conclusie was ook dat de inhoud en omvang van de kraamzorg beter afgestemd zou moeten worden op de individuele behoefte van de verzekerde. Dat willen wij ook graag, maar hiervoor moet het Landelijk Indicatieprotocol (LIP) vernieuwd worden. Dit vereiste onderzoek.” Buurman: “De wens tot ‘kraamzorg op maat’ leidde tot de subsidieoproep en onderzoeksprojecten van ZonMw.”
Professionaliseringsslag
De kraamzorgsector heeft de afgelopen jaren niet stil gezeten. Zo is er sinds 2012 een Kenniscentrum Kraamzorg (KCKZ), dat zorgde voor de komst van het kwaliteitsregister en accreditatiesysteem in 2013. Kraamverzorgenden tonen hiermee aan dat zij voldoen aan de eisen van de beroepsgroep en hun deskundigheid op peil houden. Het KCKZ zorgde ook voor de komst van landelijke protocollen kraamzorg, die kraamverzorgenden eenvoudig kunnen inzien in de gratis protocollenapp. Sinds 2016 heeft de sector een eigen brancheorganisatie: Bo Geboortezorg. Ook is er sinds 2018 een landelijk opleidingsinstituut gericht op kraamzorg.
Doordat de kraamzorg nu zoveel beter georganiseerd is, kan de sector beter sturen op kwaliteit en zichzelf sterker neerzetten. Bo Geboortezorg, KCKZ en de beroepsvereniging van kraamverzorgenden NBvK trekken hiervoor samen op. Zo stelden ze samen de Kernboodschap Kraamzorg (zie kader) op om de waarde van het vak beter voor het voetlicht te brengen, zowel naar ouders als binnen de geboortezorgketen. Van Heerbeek, Buurman en Esther van der Zwan, directeur KCKZ, merken dat de kraamzorg steeds meer de erkenning krijgt die het verdient. Buurman: “Zo wordt vanuit het programma Kansrijke Start het belang van de beroepsgroep ingezien bij het signaleren van kraamvrouwen in kwetsbare situaties.”
Vernieuwing van de indicatie
December 2016 gingen de vijf onderzoeksprojecten naar kraamzorg van start. Nog nooit eerder vond zoveel onderzoek naar kraamzorg plaats. De onderzoeken richtten zich op de effectiviteit en invulling van kraamzorg, met zorg op maat als belangrijk uitgangspunt. De resultaten dragen bij aan verdere professionalisering van de beroepsgroep kraamzorg in de integrale zorgketen.
“De uitkomsten sterken ons in de overtuiging dat kraamzorg waardevolle zorg is”, zegt Van Heerbeek. Ze verwijst naar de deelstudie van Beste Start, die laat zien dat kwetsbare kraamvrouwen, die weinig kraamzorg afnemen, in het eerste jaar na de bevalling meer zorg gebruiken voor zichzelf en hun baby. Ook bieden de resultaten inzichten om de kraamzorg door te ontwikkelen. Van Heerbeek: “Het huidige indicatieprotocol stamt van 2008 en biedt vrijwel geen mogelijkheden om flexibel op de zorgvraag in te spelen. Bij de nieuwe zorgindicatie willen we onderscheid maken tussen de gezonde en de gecompliceerde zwangere. Want nu krijgen vrouwen die een keizersnede hebben ondergaan minder kraamzorg, terwijl zij vaak juist meer zorg nodig hebben. Om vrouwen in kwetsbare situaties meer zorg te bieden, moeten sociaaleconomische factoren meewegen. Ook willen we meer mogelijkheden inbouwen om de zorg flexibel in te zetten, en bijvoorbeeld op dag 7 een ‘rustdag’ inplannen om op dag 14 te kunnen terugkomen.” Er wordt ook gewerkt aan nieuwe kwaliteitsindicatoren. Buurman: “Deze moeten onderdeel zijn van de set integrale geboortezorg-indicatoren. En dat geldt ook voor de perinatale registratie.”
Competenties bijsturen
Van der Zwan vertelt hoe het Kenniscentrum Kraamzorg met de bij- en nascholing van kraamverzorgenden inspeelt op ontwikkelingen. “Kraamverzorgenden moeten op een andere manier gaan werken. Dat vereist andere competenties. Daarom volgt iedereen straks verplicht de scholing ‘Van aanbodgericht naar vraag-gestuurd werken’. Hoe zoom je als kraamverzorgende in op de wensen van het gezin, maar ook: wat doe je dan wel en niet? Ook hebben we in onze herregistratie-eisen een onderdeel ‘communicatie’ opgenomen. Ze kunnen bijvoorbeeld kiezen voor een training gericht op begrijpelijke communicatie voor gezinnen met lage gezondheidsvaardigheden, of voor een training gericht op de zorg aan expats.”
Verbeterstappen maken
“Samen met de onderzoekers vertalen wij de resultaten naar de praktijk om verbeterstappen te maken”, vervolgt Van Heerbeek. Ze noemt twee voorbeelden: “Het GIZ-onderzoek geeft inzichten over hoe organisaties met de intake beter kunnen aansluiten bij de ondersteuningsbehoefte van cliënten. Uit het beste start-onderzoek komt naar voren, dat het kwetsbare kraamvrouwen niet duidelijk is wat kraamzorg is en wat ze ervan kunnen verwachten. Ze nemen daardoor te weinig kraamzorg af. We gaan kijken hoe we onze leden kunnen ondersteunen in hun communicatie, bijvoorbeeld met een duidelijke infographic of een korte video.”
Wensen voor de toekomst
Meer onderzoek naar kraamzorg is gewenst. “Onderzoek naar de signalerende waarde van de kraamzorg en de waarde voor empowerment van het gezin”, noemt Buurman. Van Heerbeek ziet graag dat zichtbaar wordt gemaakt welke gezondheidswinst preventieve interventies in de kraamtijd opleveren voor moeder & kind. Van der Zwan wil onderzoek dat aantoont welke complicaties kraamverzorgenden signaleren in het kraambed, waarmee erger wordt voorkomen. “Belangrijk is om kraamzorg te beschouwen als onderdeel van integrale geboortezorg en ook als zodanig mee te nemen in onderzoek”, vindt Buurman. “Je kunt het werk van kraamverzorgenden niet los zien van de integrale geboortezorg”. Dit wordt in het onderzoeksprogramma van ZonMw gestimuleerd. Van Heerbeek en Buurman wensen beiden onderzoek naar de verbindende rol van kraamzorg met jeugdgezondheidszorg (JGZ) en sociaal domein. In de huidige subsidieronde van het onderzoeksprogramma van ZonMw is deze verbinding tussen kraamzorg en JGZ specifiek benoemd.
Projectleidersbijeenkomst
Juni 2020 vond de projectleidersbijeenkomst kraamzorg plaats. Met alle partijen is gesproken over waar toekomstig onderzoek over zou moeten gaan. Onderwerpen die werden genoemd zijn onderzoek naar:
- Continuïteit van zorg, optimale samenwerking en het bieden van de juiste zorg op de juiste plaats. Bijvoorbeeld door onderzoek naar taakdifferentiatie, zoals naar het uitvoeren van glucosemetingen door kraamverzorgenden.
- Ontwikkelen van kwaliteitsindicatoren: Wat vinden kraamvrouwen/gezinnen belangrijke uitkomsten? En wat draagt hieraan bij?
- Preventie: vroegsignalering van medische en psychosociale factoren voor latere problematiek en het ontwikkelen en toetsen van bijbehorende interventies.
- Zorg op maat: vervolgonderzoek gericht op vraagverheldering en aanbodgerichte zorg. Hoe organiseer je flexibele inzet van kraamzorg?
- Onderzoek naar toegankelijkheid van zorg: Welke drempels zijn er? Wie hebben er baat bij zorg? En leidt vergoeding tot betere zorguitkomsten?
- De kernboodschap kraamzorg, opgesteld door de sector, luidt: ‘Kraamzorg is toegankelijke en noodzakelijke zorg. Het zorgt voor een veilige start, voor gezondere kinderen en moeders, richt zich op de zelfredzaamheid van ouders en voorkomt dure zorg nu en later.’
- De Nederlandse Beroepsvereniging voor de Kraamzorg (NBvK) bewaakt en komt op voor de belangen van kraamverzorgenden. Zij heeft 3000 leden.
- Het Kenniscentrum Kraamzorg (KCKZ) gaat over de inhoud van de kraamzorg en de professionalisering van de beroepsgroep door middel van registratie en accreditatie. Er staan ruim 9000 kraamverzorgenden in het Kwaliteitsregister Kraamzorg.
- Brancheorganisatie Bo Geboortezorg ondersteunt de kraamzorgorganisaties in Nederland.
- Er zijn ongeveer 125 kraamzorgorganisaties in Nederland actief. De tien grootste kraamzorgaanbieders leveren 60 procent van het totale volume.
- Kraamzorg scoort gemiddeld een 9.1 als rapportcijfer (op basis van 4080 waarderingen, volgens Zorgkaart Nederland).
- De Nederlandse ‘thuisbevalcultuur’ wordt toegevoegd aan de lijst van Nederlands immaterieel erfgoed. Door de lange traditie van thuis bevallen in ons land, zijn de verloskunde en kraamzorg ontstaan als aparte beroepsgroepen. De verloskundige werd bij het begeleiden van de thuisbevalling bijgestaan door een kraamverzorgster. Deze medewerkster van de kruisvereniging bleef daarna nog tien dagen in het gezin. Lees hier het verhaal van de eerste kraamverzorgende van Nederland (1950).