Congres Goed Gebruik Geneesmiddelen: Terugblik 2013
Op deze pagina
- Bengt Jönsson over ‘real life data’
- Wat komt u halen... of brengen?
- In de spreekkamer van Inge Diepman
- Wat is er getweet?
- ZonMw Parel voor richtlijn Polyfarmacie
- Wat gebeurde er in DeFabrique?
- Wat gebruikt u goed?
- Kort geding: de zaak ‘publiek-private samenwerking’
- Wat heeft de dag u gebracht?
Bengt Jönsson over ‘real life data’
Zeker in tijden van schaarste is het belangrijk goed te kijken of een interventie ‘value for money’ biedt. Zoiets kun je niet voorspellen in gecontroleerde registratiestudies. Real life data zijn onmisbaar.
Real life data cruciaal voor beter gebruik geneesmiddelen
‘Health technology assessment (HTA) is een methode om interventies op effectiviteit te onderzoeken. Het is een prachtig instrument om met experimentele gegevens én klinische data vast te stellen of iets werkt of niet. Steeds vaker wordt HTA-onderzoek ingezet om beslissingen te nemen over het wel of niet vergoeden van medicijnen. Ook bij middelen die nog maar net zijn toegelaten. En dan ontstaat een probleem. Want als een medicijn nog niet in de praktijk is gebruikt, zijn er alleen nog maar gegevens uit de trials beschikbaar. En die zeggen heel weinig over de bruikbaarheid en effectiviteit in de praktijk.
Om zinvolle beslissingen te nemen over toelating en (voorwaardelijke) vergoeding, is het dus cruciaal om informatie te verzamelen over de ervaringen in de praktijk. Artsen en patiënten willen immers weten of een middel beter is dan mogelijke alternatieven. En degenen die het moeten betalen, willen graag weten of het (kosten) effectief is. Real life data uit de klinische praktijk zijn daarvoor onmisbaar. Worden dat soort gegevens dan niet verzameld? Zeker wel, maar het gebeurt nog ad hoc en veel te weinig op patiëntniveau. Het is pas zinvol als we de uitkomsten bij de patiënt systematisch bijhouden. Die patiënt moet bij dat onderzoek dan ook nauw betrokken worden.
Outcome is de sleutel tot zinvol gezondheidsbeleid. Zorg moet niet alleen goed georganiseerd zijn en toegankelijk voor iedereen. En het is niet voldoende dat geneesmiddelen veilig zijn en hun werkzaamheid in gecontroleerde registratiestudies hebben bewezen. We moeten zeker weten dat een interventie werkelijk resultaat behaalt in het leven zelf. Pas dan weten we of zij positief bijdraagt aan de volksgezondheid. Een betere outcome realiseren we alleen als we continu de effecten blijven meten van wat we doen. Onderzoek en klinische praktijk zijn dan ook onlosmakelijk met elkaar verweven. De real life data die zij samen kunnen genereren, vormen de motor voor een voortdurende innovatie van onze gezondheidszorg.’
Wat komt u halen…
Ik ben als commissielid actief bij het programma betrokken. Ik wil het belang van goed gebruik van geneesmiddelen voor patiënten en de maatschappij onder de aandacht brengen.
Ik wil de boodschap uitdragen dat registratie, voor optimaal gebruik van geneesmiddelen voor een kleine doelgroep, niet de bottleneck mag zijn.
Ik ben benieuwd waar het in 2013 met Goed Gebruik Geneesmiddelen naar toe gaat en wat we samen kunnen gaan doen.
... of brengen
Ik kom om te zien hoe we beleid en praktijk beter op elkaar kunnen laten aansluiten. En ik ben benieuwd wat er al gebeurt en is bedacht.
Voor mijn collega’s die vandaag de Parel voor de richtlijn Polyfarmacie krijgen. En ik wil heel goede ideeën voor implementatie opdoen.
Ik kom om te netwerken en anderen te vertellen dat visuele grammatica bijdraagt aan betere therapietrouw. Daarmee valt veel te bezuinigen.
Ik kom vooral voor informatie over de registratie van geneesmiddelen. Wat ik kom brengen? Ik kom mijzelf brengen.
In de spreekkamer van Inge Diepman
Voor een beter gebruik van geneesmiddelen is tijd en aandacht nodig. In haar spreekkamer ontving dagvoorzitter Inge Diepman de leden van de GGG-raad daarom voor een goed gesprek. Wat is er volgens hen nodig om geneesmiddelen beter te kunnen inzetten?
Goed GGG-onderzoek is direct bruikbaar in de klinische praktijk, en sluit dus goed aan bij de vragen die daar leven. Hoe werken medicijnen bijvoorbeeld bij mensen met obesitas? Moeten we misschien anders voorschrijven bij deze groep? Het gevoel zegt ja, maar je weet het pas zeker met gericht onderzoek.
Over de effecten van individuele middelen is veel bekend. Maar hoe pakken combinaties van medicijnen uit bij patiënten met een bepaalde aandoening? Of bij iemand die zwanger is, bijvoorbeeld? Laten we groepen patiënten door de tijd heen volgen. Zo kunnen we veel leren over de inzet van geneesmiddelen bij mensen in een specifieke toestand.
‘Zorgverzekeraars hebben een schat aan gegevens beschikbaar over het geneesmiddelgebruik bij roepen patiënten. Wij ontdekten zo bijvoorbeeld veel medicijnstapeling bij ouderen. Met apothekers en huisartsen
hebben we uitgezocht of er wel optimaal werd voorgeschreven. Dat heeft geleid tot het farmaceutisch thuisconsult voor ouderen.’
Als farmaceuten hechten we veel waarde aan goed gebruik van geneesmiddelen. Ik bespeur af en toe nog wel wat koudwatervrees bij onze rol in onderzoeksprogramma’s. Terwijl we uiteindelijk allemaal hetzelfde
belang hebben: betere zorg voor de patiënt. Daarom betalen we graag mee aan verbeterprojecten. Bijvoorbeeld rond therapietrouw.’
Naar ons idee is drug rediscovery – het vinden van nieuwe toepassingen van bestaande geneesmiddelen – uitermate belangrijk. Helaas ontbreekt het nog aan een goede structuur om investeringen op dit vlak terug te verdienen. Het is goed dat GGG zich hier sterk voor maakt, zodat we medicijnen optimaal kunnen inzetten in de zorg.
Als we het gebruik van geneesmiddelen willen verbeteren, kunnen we dat alleen maar samen doen. Er is dus een duidelijke rol voor patiënt, arts én apotheker. Ik verbaas me over het verzet tegen het uitwisselen
van patiëntgegevens. Wat mij betreft is die uitwisseling juist een voorwaarde om samen tot betere resultaten te komen.
Het zijn de patiënten die de geneesmiddelen gebruiken. Daarom is het goed dat zij als belanghebbenden nauw betrokken zijn bij GGG-onderzoek. Het doet me deugd dat de programmacommissie veel aanbevelingen vanuit de patiëntenorganisaties overneemt. En dat het programma de nadruk legt op implementatie. Zo helpt de wetenschap de praktijk op weg.
Vroeger heette het: “ik ga medicijnen studeren”. Toch is er in de geneeskundige opleiding altijd erg weinig aandacht geweest voor farmacotherapie, en ook nu nog. Terwijl 5 tot 10 procent van de ziekenhuisopnames het gevolg is van onjuist medicijngebruik. Medici hebben dus een grote verantwoordelijkheid om geneesmiddelengebruik te helpen verbeteren.
De GGG-raad geeft maatschappelijke sturing aan het ZonMw-programma Goed Gebruik Geneesmiddelen, creëert draagvlak en formuleert voorstellen voor thema’s en onderwerpen. De sturing en beoordeling op projectniveau wordt uitgevoerd door programmacommissies. In zowel de raad als de commissies zitten vertegenwoordigers van patiënten, artsen, apothekers, zorgverzekeraars en de farmaceutische industrie.
Je kunt het niet in je eentje, niet als huisarts en ook niet als apotheker. Met ieders specifieke kennis en expertise kun je elkaars inbreng versterken, en samen met de patiënt goede keuzes maken.
Parel voor Multidisciplinaire Richtlijn Polyfarmacie bij ouderen
Een jaarlijkse medicatiebeoordeling bij ouderen met meerdere aandoeningen, voorkomt dat deze kwetsbare patiëntengroep ongewenste medicatie gebruikt. Bij het maken van de juiste keuzes heeft de patiënt een cruciale rol.
De zorg voor ouderen vraagt om samenhang. Zeker als een patiënt verschillende aandoeningen heeft (multimorbiditeit), die door verschillende artsen worden behandeld. Bij deze ouderen is meestal sprake van polyfarmacie: ze gebruiken vijf of meer geneesmiddelen tegelijk. Bijwerkingen en interacties kunnen dan onbedoeld schade en risico’s veroorzaken. Rob van Marum, geriater in het Jeroen Bosch Ziekenhuis en voorzitter van de kerngroep Multidisciplinaire Richtlijn Polyfarmacie bij ouderen: ‘Het gaat om een kwetsbare groep. Door hun aandoeningen gaan ze vaak op verschillende domeinen slechter functioneren. Hun leeftijd maakt ze bovendien gevoeliger voor bijwerkingen. Als dan ook nog eens de cognitie achteruit gaat, kun je niet verwachten dat zo’n patiënt – die vaak wel zeven of acht middelen slikt – het overzicht nog kan bewaren.’ Daar komt nog bij, aldus Van Marum, dat je je van sommige medicijnen zou moeten afvragen of ze wel zinvol zijn voor de betreffende patiënt. ‘Als je bij deze groep rücksichtslos zou voorschrijven wat er per aandoening in de richtlijnen staat, zijn ze de hele dag met hun pillen bezig. Het is belangrijk met de persoon in kwestie te bespreken wat voor hem of haar belangrijk is. En daar kan best uitkomen dat de patiënt een bepaald medicijn beter kan laten staan, bijvoorbeeld omdat de mogelijk positieve effecten niet opwegen tegen het ongemak en de bijwerkingen.’
Betrokkenheid van de patiënt Een hoogst individuele afweging is dus cruciaal bij ouderen met polyfarmacie. De rol van de patiënt staat dan ook centraal in de richtlijn. Volgens Van Marum zijn daarvoor overigens ook wetenschappelijke argumenten. Omdat ouderen met multimorbiditeit amper zijn meegenomen in registratieonderzoek naar effectiviteit en veiligheid van geneesmiddelen, is een individuele beoordeling en afstemming van het medicijngebruik bij deze groep extra relevant. Voor apotheker Anne Leendertse, die namens haar brancheorganisatie KNMP meeschreef aan de richtlijn, is de medewerking van de patiënt evident. ‘Als apotheker en huisarts moet je met hem of haar kritisch kijken naar het hele pakket. Niet voor niets is de “farmacotherapeutische anamnese” de eerste stap in de medicatiebeoordeling die de richtlijn voorschrijft. Alleen samen met de patiënt – of de mantelzorger – kun je het actuele geneesmiddelgebruik goed evalueren en kiezen voor een passend behandelplan.’ De implementatie van de richtlijn vindt de komende periode onder andere plaats via de FTO-groepen, het zogeheten farmacotherapeutisch overleg van huisartsen en apothekers. Leendertse: ‘Daar kunnen de betrokken zorgverleners ontdekken wat een medicatiebeoordeling inhoudt en leren werken met het stappenplan. Het echte afstemmingswerk gebeurt vervolgens in het directe overleg rond een patiënt.’
Namens de betrokkenen ontving Jako Burgers (NHG) de ZonMw-Parel. Kijk voor de richtlijn en een factsheet op www.zonmw.nl/parels.
Wat gebeurde er in De Fabrique?
De symboliek van de zaalnamen in de oude mengvoederfabriek, waar het congres Goed Gebruik Geneesmiddelen werd gehouden, sloot goed aan bij wat er in de verschillende subsessies plaatsvond. Disciplines werden gemengd, plannen gekneed, richtlijnen toegelicht, berichten gepost, nieuwe ideeën geperst en kennis opgefrist. Wat had de Havenmeester te melden, wat gebeurde er op de Meelzolder, welke berichten lagen er in de Postkamer, wat werd er opgefrist in het Douchelokaal en wie of wat kwam er samen in de Perserij?
Alle presentaties zijn te vinden op www.zonmw.nl/gggcongres
Drug Rediscovery: mogelijkheden voor registratie
Koude kermis
Wie weet eigenlijk dat Viagra ooit bedoeld was tegen angina pectoris? En is er nog iemand die aspirientjes nog met pijnstillen associeert, nu veel mensen ze vooral slikken om hartklachten voor te zijn? Mooie voorbeelden van geneesmiddelen die heel anders worden ingezet dan waar ze ooit voor zijn toegelaten. Het ontwikkelen en registreren van ongeregistreerde toepassingen heet ‘drug rediscovery’. Een prachtige manier om doelmatig medicijngebruik te bevorderen. Maar wie een nieuwe werking van een bestaand middel wil laten registreren, komt niet zelden van een koude kermis thuis. Ingewikkelde en kostbare procedures, complexe wetenschappelijke vereisten en een woud van regels en voorbehouden kunnen zelfs de meest volhardende kandidaten ontmoedigen.
Verkeerd formulier
Prof. dr. Bert Leufkens, voorzitter van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) kan het zich goed voorstellen. Na uren wachten bij de visumbalie van een ambassade kreeg hij een keer een gortdroge afwijzing: ‘You used the wrong form!.’ Volgens Leufkens is het een mooie metafoor voor wat zijn CBG vaak als boodschap wil voorkomen. Niet dat hij wil tornen aan een gedegen beoordeling. Leufkens is bepaald geen voorstander van een ‘registratie-light’, omdat de veiligheid van patiënten altijd voorop moet staan. Maar potentiële indieners zouden wel vaker betere ondersteuning kunnen krijgen. Bijvoorbeeld bij de eerste stappen van het registratieonderzoek en de opbouw van het dossier.
Mooie schatkamer
Cursussen, training en een betere communicatie met het veld zijn dan ook belangrijke onderdelen van het Actieplan Drug Rediscovery, dat in deze workshop met instemming werd besproken. Naast bijvoorbeeld onderzoek naar de kwaliteit van aanvraagdossiers en nieuw beleid rond apotheekbereidingen. Medeauteur John Lisman, advocaat, omschreef het gevoel in De Havenmeester zo: ‘In plaats van over goed gebruik, zou ik liever spreken over beter gebruik van geneesmiddelen. Als we het slim aanpakken, kunnen we veel meer gebruik maken van de rijk gevulde schatkamer met bekende werkzame stoffen.’
Klik hier voor het Actieplan Drug Rediscovery.
Wat gebeurde er verder nog…?
Ook in de Postkamer, het Douchelokaal en de Perserij vond een levendige uitwisseling plaats over actuele thema’s en hete hangijzers. Dat ging van minidoseringen voor kinderen tot patiëntprofielen bij reuma, en van effectvoorspelling bij Alzheimer tot microsimulatiemodellen voor ziekten met kleine aantallen patiënten. Op deze plek een kleine bloemlezing.
Registeren om de zorg te verbeteren
Gegevens uit de dagelijkse klinische praktijk zijn van grote waarde voor het goed gebruik van geneesmiddelen. In deze sessie werden enkele patiëntenregistraties gepresenteerd, die hebben bewezen tot verbeteringen in de praktijk te leiden. Wie zorg gefinancierd wil hebben, moet eigenlijk verplicht worden te registreren, stelden de aanwezigen vast. Omdat een geneesmiddel een ‘tool’ is in de behandeling, zouden registers gericht moeten zijn op een aandoening, en niet op een specifiek geneesmiddel. Een structurele financiering van registers vanuit de zorg is noodzakelijk. Dat kan door het registreren op te nemen in de DBC-systematiek.
Doelmatig voorschrijven
Na een presentatie van de richtlijn Multidisciplinaire Richtlijn Polyfarmacie bij ouderen en het uitwerken van een praktijkcasus, kwam in Het Douchelokaal de kosteneffectiviteit als leidraad ter sprake. Bij de presentatie over doelmatig voorschrijven kwam naar voren dat vooral moet worden gewerkt volgens het principe ‘goedkoop als het kan, duur als het moet.’ Dit kan onder meer door een recent ontwikkelde app.
Dure weesgeneesmiddelen
In Nederland lijden ongeveer 150 mensen aan de ziekte van Fabry. Een combinatie van enzymtherapie en ondersteunende behandeling kan complicaties vertragen. Wat zijn de effecten bij diverse subgroepen van patiënten? Alglucosidase kan bij baby’s, kinderen en volwassenen met de ziekte van Pompe positieve effecten geven, in elk geval voor de korte termijn. Langduriger onderzoek zou ook de (kosten)effectiviteit op de lange termijn aantoonbaar kunnen maken. Bij wekedelentumoren is het dure middel trabectedine soms een uitkomst. Onder gecontroleerde omstandigheden wordt nu ervaring opgedaan met een selecte groep patiënten. Het ontbreekt vooralsnog echter aan fase III-data.
Meer lezen? Kijk voor een uitgebreide impressie en de presentaties uit de workshops op www.zonmw.nl/gggcongres
2013: het jaar van de therapietrouw
Parfumverstuiver
Een hilarisch filmpje van een vrouw die haar inhalator gebruikt alsof het een parfumverstuiver is, zette meteen de toon. Zelfs als het allemaal heel simpel lijkt, is een patiënt lang niet altijd vanzelfsprekend ‘therapietrouw’. In dit geval is de oplossing waarschijnlijk nog redelijk eenvoudig: met een goede instructie komt de arts in kwestie al een heel eind. Maar vaak zijn er allerlei onduidelijke factoren die het correct gebruik van een geneesmiddel in de weg staan. Past het bij iemands dagelijkse routines? Krijgt een patiënt last van bijwerkingen, terwijl hij het gevoel heeft dat de pillen niet helpen? Snapt hij of zij überhaupt waarom de dokter iets heeft voorgeschreven?
Niet één oplossing
Om therapietrouw te kunnen bevorderen is er nooit één oplossing te vinden. Wel is evident dat er wat moet gebeuren. Voorafgaand aan het congres was daarvoor al een belangrijke stap gezet, met de oprichting van het Wetenschappelijk Platform Therapietrouw Nederland (WPTN). Om het platform te voeden met suggesties voor een goed advies aan ZonMw, nodigde NIVEL-onderzoeker Liset van Dijk de aanwezigen uit mee te denken. Hoe kan ‘therapietrouw’ een vaste plek krijgen binnen het GGG-programma? Wat zijn de prioriteiten? Hoe kunnen wetenschap, praktijk en industrie kennis delen en elkaars bijdrage versterken?
Bewuste ontrouw
De workshop leverde veel mooie ideeën voor onderzoek op, die echter niet zomaar concreet te vertalen zijn. Dat heeft natuurlijk te maken met de complexiteit van het probleem. Bovendien is de methodologie om therapietrouw te meten nog onvoldoende ontwikkeld, met name als het gaat om maatwerkinterventies. Duidelijk is dat er in elk geval veel te winnen is met een betere communicatie tussen arts, apotheker en patiënt. Dan komt mogelijk ook een probleem naar boven dat nu voor onderzoek eigenlijk ‘verborgen’ blijft: de doelbewuste therapieontrouw. Als we beter weten waarom patiënten soms weloverwogen stoppen met een medicijn – of zelfs niet eens hun recept ophalen – wordt het ook duidelijker waar je op kunt inhaken om mensen te motiveren en te ondersteunen.
Wat gebruikt u goed?
Goed gebruik van geneesmiddelen is niet zo eenvoudig. Tussen alle serieuze gesprekken en bijdragen door, vroeg ZonMw een aantal deelnemers wat zij in hun dagelijks leven goed gebruiken.
Mijn inhalator. Die gebruik ik gepast én beperkt om te kunnen hardlopen, en zo iets goeds voor mijn gezondheid te doen. Ik wil graag meteen van deze gelegenheid gebruik maken om te vertellen hoe blij wij zijn dat we van ZonMw subsidie hebben gekregen voor een register voor vrouwen die geneesmiddelen
gebruiken tijdens hun zwangerschap. Tot nu is er op dat terrein een enorme kennislacune.
Mijn zakelijk netwerk en de mogelijkheden om mijn netwerk uit te breiden.
Mijn benen. Waar ik vroeger de fiets voor pakte, doe ik nu lopend.
Ik hoop dat ik mijn tijd goed gebruik.
De kennis van mijn collega’s en medebehandelaren.
Mijn computer.
Mijn racefiets voor een meditatief moment. Dat is ontspannen door actief te zijn.
Gezond verstand en serendipiteit. Niets is mooier dan iets onverwachts en bruikbaars te vinden terwijl je op zoek bent naar iets totaal anders.
Communicatie als gebruiksmiddel in de spreekkamer.
Water! Ik douche korter, heb geen afwasmachine en ik poets droog.
Adviezen van mijn promotoren.
Twee dingen: mijn telefoon en mijn autosleutels. Die heb ik ook altijd bij me. Al ben ik in de sauna.
Kort geding De zaak publiek-private samenwerking
De aanklacht
‘Wereldwijd gaat jaarlijks zo’n 400 miljard euro verloren door het niet goed gebruiken van geneesmiddelen. De wenselijkheid en noodzaak van GGG-onderzoek is daarmee evident. Niet alleen de overheid is daarvoor verantwoordelijk, ook private partijen als zorgverzekeraars en farmaceuten dienen hun steentje bij te dragen, bijvoorbeeld op het terrein van real life data. De winst – naast uiteraard de gezondheidswinst voor de patiënt – komt terecht bij diezelfde private partijen. Mijn eis: industrie en verzekeraars moeten veel meer bijdragen aan gedegen onderzoek.’ Was getekend: Douwe Breimer, ‘officier van justitie’
De pleidooien
‘Er is heel veel laaghangend fruit te plukken. Industrie en zorgverzekeraars hebben een verantwoordelijkheid om niet alleen private belangen te dienen, maar ook te investeren in maatschappelijke gezondheidswinst.’
Was getekend: Cynthia Vogeler, ‘getuige’
‘De zorgkosten stijgen en wij zijn hierbij allemaal probleemeigenaar. Laat de industrie niet alleen medicijnen ontwikkelen, maar ook het goed gebruik mogelijk helpen maken. En de verzekeraar moet niet alleen een middel vergoeden, maar ook steun bij het juiste gebruik daarvan.’
Was getekend: Rik van der Meer, ‘getuige’
Het verweer
‘Vanuit de industrie werken we al jaren aan goede publiek-private samenwerking. Juist omdat we vinden dat onderzoek niet af is met een mooi artikel of een klinkend proefschrift. Onze leden maken winst, maar uiteindelijk met dit doel: een goed resultaat voor de patiënt.’
Was getekend: Michel Dutree, ‘aangeklaagde’
‘Ik vraag de rechter om de officier van justitie niet ontvankelijk te verklaren. De bewijsvoering van aanklager rammelt. De bijdrage van mijn achterban kan becijferd worden op 1,5 miljard euro, het extra bedrag dat we als samenleving kwijt zouden zonder generieke geneesmiddelen.’
Was getekend: Frank Bongers, ‘aangeklaagde’
‘Zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk voor goede zorg tegen een aanvaardbare prijs. Daarbij dienen we juist het publieke belang en investeren daar ook in. Bijvoorbeeld met initiatieven rond transmuraal overleg, doelmatig voorschrijven en e-healthtoepassingen als MijnMedicijnCoach.’ Was getekend: Diana Monissen, ‘aangeklaagde’
Het vonnis
‘Ik heb kennis genomen van de feiten. We spreken hier over een relevant en serieus probleem. Onjuist medicijngebruik leidt tot veel persoonlijk leed én tot grote maatschappelijke schade. Niettemin wijs ik de eis van de officier van justitie af, want er is geen juridische grond voor de geëiste bijdrage. Wel is sprake van een morele plicht, al was het maar omdat private partijen vrij toegang hebben tot – en ook gebruik maken van – de resultaten van publiek gefinancierd onderzoek. Derhalve luidt mijn vonnis: ik verplicht de private partijen niet tot een grotere bijdrage, maar geef ze de opdracht mee te werken aan een gemeenschappelijk, publiek-privaat plan dat recht doet aan de doelen van het programma Goed Gebruik Geneesmiddelen.’
Was getekend: Prof. Dr. A. Nieuwenhuijzen Kruseman, ‘rechter’
Wat heeft de dag u gebracht?
Tijdens de afsluitende borrel werd nog lang nagepraat over het goed gebruik van geneesmiddelen. ZonMw vroeg enkele deelnemers wat ze tijdens het congres hebben opgestoken.
‘Ik heb een achtergrond in de wetenschap en ben veel oude bekenden tegengekomen. Ik heb gehoord wat er speelt en leeft, en dat vanuit verschillende invalshoeken.’
Margot Kinds, Abbvie BV
‘Deze dag heeft me heel veel opgeleverd. Ik heb een goed beeld gekregen van het programma Goed Gebruik Geneesmiddelen, de wijze waarop het bestuurd wordt en het type onderzoek dat wordt gedaan. Jammer dat ik niet alle sessies heb kunnen bijwonen. De netwerkfunctie van deze dag draagt zeker bij aan het vinden van oplossingen voor problemen rondom goed gebruik van geneesmiddelen.’
Johan van Luijn, CVZ
‘Ik ben vandaag gerustgesteld over het belang dat wordt gehecht aan praktijkgerichtheid. Het patiëntenperspectief en de ervaringsdeskundigheid hebben in alle onderdelen een plek ingenomen. Dit brengt de toepassing van onderzoeksresultaten in de praktijk echt dichterbij.’
Marilou Nyst, Patiëntenfederatie NPCF
‘Ik heb inzicht gekregen in de wijze waarop alle betrokken partijen met elkaar in gesprek zijn. Vooral in het kort geding werd duidelijk hoe positief ze op elkaar gericht zijn. Zo’n werkvorm had tien jaar geleden niet gekund. Door de samenwerking tussen publiek en privaat wordt onderzoek doen soepeler. Maar we zijn er nog niet. Het zou prettiger zijn als onderzoekers voor financiering terecht kunnen bij één loket. Zorgverzekeraars en farmaceutische industrie zouden samen moeten investeren in één fonds.’
Denhard de Smit, MediClara Projects