Behandelen seksueel grensoverschrijdend gedrag blijkt te werken

Grensoverschrijdend gedrag
In Groningen en Friesland werd een ‘plegerbehandeling’ voor jongeren met een LVB en seksueel grensoverschrijdend gedrag ontwikkeld. De behandeling is nu geëvalueerd en blijkt effectief. Er bleken geen aanwijzingen te zijn voor terugval.

Behandeling blijkt effectief

Voor dit project is de behandeling van het seksueel grensoverschrijdend gedrag geëvalueerd door onder meer jongeren te interviewen die deze behandeling hebben doorlopen. Er bleken geen aanwijzingen te zijn voor terugval. Verder was het psychologisch welbevinden bij de meeste jongeren door de behandeling sterk verbeterd. De meesten gaven aan dat ze voor de behandeling nauwelijks tot geen kennis hadden over relaties en seksualiteit. Dankzij de behandeling weten ze beter wat wel en niet kan en mag op dit gebied.

Onderzoekster Rimke Groenewold: ‘Ik heb jongeren, familieleden en ketenpartners gesproken. Daardoor kreeg ik een goede indruk van de behandeling en ik geloof dat de methode ook werkt. Jongeren vertonen na de behandeling beter gedrag en zitten beter in hun vel.’

Meiden zien zelf het probleem niet

‘Het klinkt zo vriendelijk, de term loverboy’, legt Marcel Lieskamp uit. ‘Maar wij gebruiken ‘m toch in plaats van de term mensenhandelaren. Want als je loverboy hoort, weet iedereen onmiddellijk dat het gaat om seksuele uitbuiting. Veel meiden om wie het gaat zien zelf het probleem niet. Ze vinden dat ze zelf de keuze hebben gemaakt om op de voorstellen van de loverboy in te gaan.’

Zelfs als een meisje al in beeld is bij de hulpverlening, is het moeilijk haar te helpen. Lieskamp: ‘Soms kunnen ze binnen de behandellocatie de meiden niet in huis houden. Die loverboys bellen dan op, houden een mooi verhaal… zo zijn die meiden in het weekend toch weer aan het werken voor zo’n gast in Amsterdam of een andere stad. Ze hebben zo’n enorme invloed op die meiden, dat is echt een groot probleem.’

Aanbeveling: vraag justitiële erkenning aan

‘De belangrijkste aanbeveling vanuit de evaluatie was om justitiële erkenning aan te vragen voor de behandeling’, legt Groenewold uit. ‘Als dat lukt, betekent dat dat de behandeling door de rechter als gedragsmaatregel opgelegd kan worden. Ook de ketenpartners gaven aan: “Vraag justitiële erkenning aan, dan kunnen we er wat mee.” Voor deze doelgroep heeft het weinig zin ze vast te zetten voor hun daden. Beter is het ze te behandelen. De rechter zou dat kunnen opleggen.

Groenewold: ‘Helaas stagneert het proces van erkenning aanvragen door omstandigheden waar ik als onderzoeker geen invloed op heb. Het is jammer dat organisatorische belemmeringen om justitiële erkenning te krijgen de positieve uitkomsten van het onderzoek overschaduwen.’

Breder benutten van de methode

Greet Antuma is als systeemtherapeut ingeschreven bij de Nederlandse Vereniging voor Relatie-en Gezinstherapie (NVRG) en als seksuoloog bij de Nederlandse Wetenschappelijke Vereniging voor Seksuologie (NVVS). Ze was bij de poli seksuologie Reik nauw betrokken bij het project: ‘Als de methode van de behandeling verder verfijnd en ontwikkeld wordt in een werkboek, dan ligt er materiaal dat breed bruikbaar is. Ik zou willen dat het zo goed mogelijk overdraagbaar is. Het materiaal is mijns inziens zo voor de hand liggend dat, misschien met een korte training, behandelaren daarmee direct aan de slag kunnen.’ Op dit moment blijft het een behandelprogramma dat lokaal wordt aangeboden, in de provincies Friesland en Groningen. Antuma: ‘Maar het is zulk mooi relevant materiaal voor kwetsbare jongeren. Ik zou dat graag landelijk beter laten benutten.’

Hoe kan de bekendheid van de behandeling verder gebracht worden?

‘ZonMw en het ministerie van Justitie en Veiligheid kunnen eraan bijdragen dat er meer publiciteit aan wordt gegeven, bijvoorbeeld in vakbladen en nieuwsbrieven’, meent Antuma. ‘We willen dat de spanbreedte zo groot mogelijk is.’ Uit het eindrapport van de evaluatie blijkt dat ook de ketenpartners suggesties hebben voor verbetering van de bekendheid van de behandeling. Bijvoorbeeld door uitbreiding van de samenwerking met andere zorginstellingen, politie en justitie. Sommige geïnterviewde ketenpartners hadden nog nooit van Reik of de plegerbehandeling gehoord. ‘Omdat het in veel gevallen ging om potentiële doorverwijzers, is dit een zorgelijke bevinding’, aldus een citaat uit het rapport. ‘Zoek samenwerking met andere behandelaanbieders.’

Wat was de rol van de gemeente bij het project?

Antuma: ‘Gemeente Oldambt was betrokken bij het project, en gaf vanuit die rol in de klankbordgroep advies en feedback. Ik hoop dat de gemeente de resultaten onder de aandacht brengt op provinciaal niveau. Daarnaast informeren gemeenten elkaar over dergelijke zaken in regionale verbanden.’

Landelijke ontwikkelingen op het gebied van LVB

‘Het grootste deel van deze plegers is zelf slachtoffer van seksueel misbruik’, vervolgt Antuma. ‘Je hoort vaak dat iemand zelf misbruikt werd tot hij de ander misbruikte. Er is een landelijk netwerk dat vooral is gericht op de slachtoffers, namelijk het Centrum Seksueel Geweld. Zou het niet goed zijn als die mensen die over de schreef gaan, ook bij dat meldpunt terecht kunnen?’

Landelijk zijn er ook ontwikkelingen dat justitie, de gehandicaptenzorg en de GGZ juist voor mensen met een LVB veel meer in de keten gaan werken. Antuma: ‘Dat is relevant, want de doelgroep LVB komt in al die verschillende domeinen voor.’

Is er een relatie met VN-verdrag Handicap?

Antuma: ‘In dit project is het lastig om een link te leggen met het VN-verdrag Handicap. Dat verdrag gaat meestal over slachtoffers. Maar dit zijn plegers. Echter, het grootste deel is zelf slachtoffer van seksueel misbruik. ‘Je hoort vaak dat iemand zelf misbruikt werd tot hij de ander misbruikte.’ Hierin ligt een relatie met artikel 16 van het VN-verdrag: Vrijwaring van uitbuiting, geweld en misbruik.

Meer informatie?

De betrokken partijen ontwikkelden een speciale website over plegerhulp. Meer informatie is te vinden op deze website: www.plegerhulp.nl.