Zoeken op ZonMw
Zoeken op de website
Filters
-
Afbeelding
Hoe bevorder je duurzame arbeidsparticipatie van nierpatiënten? Het UMCG ontwikkelde hulpmiddelen voor patiënten en...
-
Afbeelding
Meer dan 1.7 miljoen werkende Nederlandse vrouwen zijn 45 jaar of ouder. Van vrouwen in deze leeftijd is bekend dat zij...
-
… Verminderde arbeidsparticipatie in de leeftijd van de overgang, een … en etniciteit. Looptijd : 10/2020 - 01/2022 … Verminderde arbeidsparticipatie in de leeftijd van de overgang, een … Een bijdrage leveren aan de preventie van verminderde arbeidsparticipatie van vrouwen door kennis te genereren. …-555003015
Op dit moment zijn er meer dan 1.7 miljoen werkende Nederlandse vrouwen die 45 jaar of ouder zijn. Van vrouwen in deze leeftijd is bekend dat zij vaker dan mannen om gezondheidsredenen minder gaan werken of zich terugtrekken uit de arbeidsmarkt. Deze verminderde arbeidsparticipatie kan de financiële stabiliteit van vrouwen in gevaar brengen en dat heeft negatieve consequenties voor hun gezondheid en welzijn. Welke vrouwen een hoog risico lopen op verminderde arbeidsparticipatie is nog grotendeels onbekend omdat er nog geen onderzoek is gedaan dat i) voldoende participanten (power) heeft om combinaties van kenmerken, waaronder etniciteit en sociaal-economische positie, te onderzoeken, ii) de huidige generatie oudere vrouwen heeft geïncludeerd als onderzoeksdeelnemers en iii) onderscheid maakt tussen de fysieke en sociale aspecten, waaronder de privé- en werkomstandigheden, in de leeftijd van de overgang. In dit voorstel wordt de HELIUS studie aangewend voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen, een unieke grootschalige multi-etnische populatiestudie met een onderzoekspopulatie die een hoge mate van sociaal-economische diversiteit kent. HELIUS deelnemers zijn van Nederlandse, Surinaamse (zowel Hindoestaanse als Creoolse en Javaans), Ghanese, Marokkaanse en Turkse achtergrond. Zo kan worden verkend bij welke oudere vrouwen uit verschillende etnische groepen, onder welke omstandigheden, verminderde arbeidsparticipatie met negatieve gevolgen voor hun financiële positie optreedt. De volgende vraagstellingen worden achtereenvolgens beantwoord: I Wat is de prevalentie van verminderde arbeidsparticipatie bij vrouwen in de overgangsleeftijd in verschillende etnische groepen en met verschillen in menopauze status? II Welke combinaties van factoren, gerelateerd aan menopauze status (sekse) en werk- en privéomstandigheden van vrouwen (gender), voorspellen vermindering van arbeidsparticipatie bij vrouwen in verschillende etnische groepen? III Wat zijn de implicaties van de resultaten die uit de analyse naar voren komen voor de preventie van verminderde arbeidsparticipatie van verschillende groepen vrouwen? De burgerparticipatie wordt in dit project op verschillende manieren geborgd, door deelname van vertegenwoordigers van de doelgroep aan het projectteam en door het betrekken van vrouwen uit de doelgroep bij verschillende onderdelen van het project. Dit project hanteert een zogeheten ‘Mixed methods’ onderzoeksopzet, waarbij kwalitatief en kwantitatief onderzoek gecombineerd worden. Bij zowel het kwalitatieve als het kwantitatieve onderdeel van de studie hanteren we een intersectioneel perspectief op het thema sekse, gender en arbeidsparticipatie. Het onderzoek bestaat uit drie fasen. Fase I betreft een kwalitatieve onderzoeksmethode, namelijk groepsinterviews. De projectgroep legt aan vrouwen uit de doelgroep mogelijke combinaties van kenmerken die een rol kunnen spelen bij verminderde arbeidsparticipatie voor in groepsbijeenkomsten. Zo wordt vastgesteld welke combinaties van kenmerken het meest relevant zijn. In fase II vindt een intersectionele kwantitatieve analyse van bestaande cohort data (HELIUS) met vijf jaar follow-up plaats, geïnformeerd door de uitkomsten van fase I. In fase III worden de uitkomsten van de kwantitatieve analyse voorgelegd aan de doelgroep en worden gezamenlijk kernboodschappen geformuleerd (kwalitatieve onderzoeksmethode). Het uiteindelijke doel van dit project is om een bijdrage te leveren aan de preventie van verminderde arbeidsparticipatie van vrouwen door kennis over welke vrouwen, onder welke omstandigheden, een hoog risico lopen te genereren. Beoogde producten zijn naast een wetenschappelijke publicatie en congresbijdragen ook een Nederlandstalig factsheet ten behoeve van de ontsluiting van kennis naar de doelgroep (via de website en facebookgroep van stichting Vuurvrouw en via de website en magazine van FNV Vrouw) en als input voor beleid en onderwijs.
Dr. K. NieuwenhuijsenAmsterdam UMC - locatie AMCDr. K. NieuwenhuijsenVrouwen vanaf 45 jaar gaan vaker dan mannen minder werken. Dit kan negatief zijn voor het welzijn van deze vrouwen. Bij 2551 vrouwen tussen de 45 en 60 uit de HELIUS studie keken we of het inkomen minimaal 5% afnam in vijf jaar tijd. Vrouwen van Nederlandse, Surinaamse, Ghanese, Marokkaanse en Turkse achtergrond namen deel. De mate waarin dit ‘minder werken’ voorkwam varieerde van 25% tot 43% tussen de etnische groepen. De Turkse groep gaat vaker dan de Nederlandse groep achteruit in inkomen, en de Surinaams-overig en de Marokkaanse groep minder vaak. Oudere vrouwen, en als ZZP-er of parttime werkende vrouwen gingen ook vaker achteruit in inkomen. Van de groepsinterviews leerden we dat vrouwen minder gingen werken om de gevoelens van uitputting het hoofd te bieden. Of vrouwen dat nodig hadden hing af van de werkomstandigheden en het al dan niet mantelzorgen. Of zij ervoor konden kiezen hing samen met hun financiële positie binnen het huishouden en hun culturele normen.
-
Afbeelding
Vooraankondiging: innovatie in arbeidsparticipatie van mensen met een beperking of chronische ziekte
NWO kondigt de openstelling aan van een nieuwe KIC-call met de titel: ‘Meedoen op de arbeidsmarkt: innovatieve...
-
… HOE WORDT HET THEMA ARBEIDSPARTICIPATIE VERWERKT IN KKCZ-RICHTLIJNEN? Looptijd : … over de wijze waarop procesindicatoren uit de Blauwdruk Arbeidsparticipatie tijdens of na afloop van een …-80-82000-98-800
Het doel van het onderzoek is om te evalueren of het thema arbeidsparticipatie goed is uitgewerkt in KKCZ-richtlijnen en of de ‘Blauwdruk Arbeidsparticipatie’ richtlijnontwikkelaars hier goed bij geholpen heeft. In het programma Kennisbeleid Kwaliteit Curatieve Zorg (KKCZ) - ook wel het richtlijnenprogramma genoemd - staat het ontwikkelen van multidisciplinaire richtlijnen centraal. Belangrijk daarbij is de inbreng van patiënten en aandacht voor arbeid en maatschappelijke participatie. Ook wordt binnen KKCZ onderzocht wat de beste manier is om een nieuwe richtlijn te ontwikkelen of een bestaande richtlijn aan te passen. Binnen het KKCZ-programma is ervaring opgedaan met diverse nieuwe thema’s in combinatie met richtlijnontwikkeling, zoals: ICT, patiëntenparticipatie, kosten-paragrafen en arbeidsparticipatie. In het KKCZ-programma worden 41 richtlijn- en 15 innovatieprojecten uitgevoerd. Het programmabudget is besteed aan een breed scala aan projecten. Een groot aantal multidisciplinaire richtlijnen is klaar en wordt ingevoerd. Op het terrein van patiëntenparticipatie en ICT is het helder wat is bereikt met het KKCZ-programma. Een voorbeeld hiervan is het KKCZ-rapport “De optimalisatie van patiënten¬participatie in richtlijnontwikkeling” van het Athena Instituut van de VU Amsterdam. Dit geldt echter niet voor arbeidsparticipatie. Ondanks dat bij veel KKCZ-richtlijnen de ‘Blauwdruk Arbeidsparticipatie’ is gehanteerd, blijft het moeilijk in te schatten of de richtlijn goed aansluit bij de dagelijkse praktijk van de bedrijfsarts. Bezit de bedrijfsarts voldoende kennis om de multidisciplinaire richtlijn toe te passen? Heeft de bedrijfsarts behoefte aan extra informatie over de richtlijn? Of heeft de bedrijfsarts juist behoefte aan een eigen versie in de vorm van een monodisciplinaire bedrijfsgeneeskundige richtlijn? Verder is het onduidelijk hoe groot het effect is dat mag verwachten van aanbevelingen over arbeidsparticipatie. Het onderzoek bestaat uit drie fases: Fase 1. Evaluatie gebruik Blauwdruk bij ontwikkelen multidisciplinaire richtlijnen Het doel van deze fase is om vast te stellen in welke mate de Blauwdruk Arbeidsparticipatie gebruikt is bij elk van de door de bovengenoemde richtlijnen. Fase 2. Evaluatie aanbevelingen arbeidsparticipatie in multidisciplinaire-richtlijnen Tijdens deze fase worden richtlijnen die geautoriseerd zijn vóór 1 november 2011 voorgelegd aan bedrijfsartsen. Fase 3. Combineren onderzoeksgegevens en formuleren aanbevelingen In deze slotfase zullen de bevindingen uit de twee voorgaande fases worden gecombineerd. Er zal worden gekeken of er een relatie bestaat tussen de mate waarin de procesindicatoren uit de Blauwdruk zijn toegepast en het aantal en de bruikbaarheid van de voor arbeidsparticipatie relevante aanbevelingen. Deze bevindingen zullen vervolgens aan een focusgroep bestaande uit 10-15 praktiserende bedrijfsartsen worden voorgelegd. Producten Na afloop van het onderzoek heeft de KKCZ-commissie de beschikking over de volgende producten: • Handleiding over de wijze waarop procesindicatoren uit de Blauwdruk Arbeidsparticipatie tijdens of na afloop van een richtlijntraject kunnen worden gebruikt om de mate van implementatie van de Blauwdruk vast te stellen. • Rapportage met de aanbevelingen over arbeidsparticipatie per (KKCZ-)richtlijn en met de uitkomsten van het vragenlijstonderzoek onder 250 bedrijfsartsen. • Eindrapportage waarin de relatie is uitgewerkt tussen de mate waarin de procesindicatoren uit de Blauwdruk zijn toegepast en de bruikbaarheid van de aanbevelingen gericht op arbeidsparticipatie. Hierin zullen tevens de commentaren uit de focusgroep worden opgenomen.
Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en BedrijfsgeneeskundeDr. D.J. Bruinvels -
… Het effect van Werk als beste Zorg op duurzame arbeidsparticipatie en gezondheid van uitkeringsgerechtigden … van Werk als beste Zorg in het bevorderen van duurzame arbeidsparticipatie en verbetering van de gezondheid bij … … gezondheid … actieve matching … participeren … duurzame arbeidsparticipatie … 535001008 … Doel Een passende baan is …-535001008
Psychische problemen of beperkingen kunnen een belemmering zijn voor het verkrijgen en behouden van betaald werk. Mensen met psychische problemen kunnen last hebben van stigma, waardoor werkgevers minder geneigd zijn om mensen met psychische problemen aan te nemen. Daarnaast kunnen aanpassingen in het werk nodig zijn om het werk te kunnen blijven uitvoeren. Een passende baan is belangrijk voor mensen met psychische problematiek die willen participeren in de maatschappij. Werk kan ook bijdragen aan herstel van psychische problemen. Begeleiding van uitkeringsgerechtigden met psychische problematiek vraagt een multidisciplinaire aanpak, met expertise op het gebied van de arbeidsmarkt, geestelijke gezondheidszorg (GGZ), en dienstverlening voor werkzoekenden. Het is van belang dat de aanpak niet alleen gericht is op cliënten, maar ook op werkgevers. Door het voeren van gesprekken en begeleiding op de werkvloer kunnen vooroordelen van werkgevers en collega’s worden weggenomen. In de Drechtsteden is er sinds oktober 2017 een interdisciplinaire samenwerking van de Sociale Dienst Drechtsteden, het UWV en Randstad (samen Baanbrekend Drechtsteden) met de GGZ organisatie Yulius. Cliënten met langdurige psychische problemen of beperkingen die in behandeling zijn voor hun klachten bij Yulius en gemotiveerd zijn om te werken, komen in aanmerking voor Werk als beste Zorg. Bij Werk als beste Zorg staat actieve matching van cliënt en werkgever centraal, waarbij er wekelijks interdisciplinair overleg is om ervoor te zorgen dat de werk- en zorg-gerelateerde activiteiten in onderlinge samenhang worden ingezet. De betrokken partijen hebben behoefte aan een beter inzicht in de kwaliteit van de implementatie van Werk als beste Zorg en de effectiviteit van deze aanpak. Dit onderzoeksvoorstel betreft de evaluatie van Werk als beste Zorg om inzicht te krijgen in de effecten van een integrale aanpak gericht op snelle plaatsing en begeleiding op het werk bij mensen met psychische problemen. De interventie Werk als beste Zorg wordt met 2 aanpakken vergeleken, namelijk 1) een reguliere aanpak, waarbij cliënten met een verminderd arbeidsvermogen door psychische problematiek worden begeleid door een adviseur bemiddeling van de Sociale Dienst Drechtsteden die deel uitmaakt van Baanbrekend, en 2) een IPS aanpak waarbij cliënten met een ernstige psychiatrische aandoening naar werk begeleid door een IPS-trajectbegeleider die deel uitmaakt van een GGZ behandelteam. Individual Placement and Support (IPS) is een bewezen effectieve methodiek om mensen met psychische problematiek te begeleiden naar betaald werk, maar deze aanpak kan worden verbeterd door een sterke verbinding met de arbeidsmarkt. De hypothese is dat Werk als beste Zorg een toegevoegde waarde heeft ten opzichte van de reguliere aanpak en de IPS aanpak voor wat betreft het bevorderen van duurzame arbeidsparticipatie en het verbeteren van de psychische gezondheid van cliënten met psychische problematiek, omdat bij Werk als beste Zorg een sterke verbinding met de arbeidsmarkt wordt gecombineerd met een integrale dienstverlening door professionals Zorg en Werk & Inkomen. Het doel is om inzicht te krijgen in de toegevoegde waarde van Werk als beste Zorg in het bevorderen van duurzame arbeidsparticipatie en verbetering van de gezondheid bij cliënten met langdurige psychische problematiek. Middels een natuurlijk experiment wordt het effect van Werk als beste Zorg op duurzame arbeidsparticipatie en gezondheid geëvalueerd. De studiepopulatie bestaat uit 100 cliënten die deelnemen aan Werk als beste Zorg, 200 cliënten die deelnemen aan de reguliere aanpak en 50 cliënten die een IPS-traject volgen. Met het onderzoek wordt kennis verkregen over de implementatievoorwaarden van Werk als beste Zorg voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt en psychische problemen. Inzicht wordt verkregen in de bevorderende en belemmerende factoren voor het implementeren van Werk als beste Zorg. Inzicht in de kwaliteit van de implementatie wordt verkregen door het ontwikkelen en toepassen van een Werk als beste Zorg modelgetrouwheidsschaal. Ten slotte geeft een maatschappelijke kosten en baten analyse inzicht in de kosten en baten van Werk als beste Zorg vanuit het perspectief van verschillende stakeholders. De kennis die wordt opgedaan tijdens het implementeren en uitvoeren van Werk als beste Zorg wordt gedeeld met verschillende stakeholders, zoals de gemeentelijke Sociale Dienst, het UWV, GGZ organisaties, werkgevers en de doelgroep werkzoekenden met psychische problematiek. In een handleiding voor gemeenten wordt de methodiek van Werk als beste Zorg voor uitkeringsgerechtigden met psychische problematiek beschreven. Daarnaast wordt met behulp van twee YouTube filmpjes en een folder met infographics een ruime verspreiding van de opgedane kennis en ervaring onder professionals en de doelgroep bevorderd.
BestandBestandBestandErasmus MCDr. M. SchuringEen passende baan is belangrijk voor mensen met psychische problematiek die willen participeren in de maatschappij. Werk kan bijdragen aan herstel van psychische problemen. In de Drechtsteden is er sinds oktober 2017 een interdisciplinaire samenwerking van de Sociale Dienst Drechtsteden, het UWV en Randstad (samen Baanbrekend Drechtsteden) met de GGZ organisatie Yulius. Cliënten met langdurige psychische problemen of beperkingen, die in behandeling zijn voor hun klachten bij Yulius en gemotiveerd zijn om te werken, komen in aanmerking voor Werk als beste Zorg. Bij Werk als beste Zorg staat actieve matching van cliënt en werkgever centraal, waarbij werk- en zorg-gerelateerde activiteiten in onderlinge samenhang worden ingezet. Het doel van het onderzoek is om inzicht te krijgen in de toegevoegde waarde van Werk als beste Zorg in het bevorderen van duurzame arbeidsparticipatie en verbetering van de gezondheid bij cliënten met langdurige psychische problematiek.
-
… Bevorderen van duurzame ArbeidspArticipatie bij Nierpatiënten (BAAN)Het samen met … Doel en werkwijze Het doel van dit project is om duurzame arbeidsparticipatie van mensen met een nierziekte te …-516006008
ACHTERGROND Werk geeft betekenis en structuur aan het leven en leidt tot een betere gezondheid. Dat geldt ook voor mensen met een nierziekte. Tegelijkertijd wordt het vermogen van nierpatiënten om te (blijven) werken ernstig beperkt door fysieke klachten en de veelal intensieve medische behandeling met risico op langdurig ziekteverzuim, uitval uit het arbeidsproces en inkomensverlies. Het belang van behoud van werk wordt ook binnen de curatieve zorg steeds meer erkend. Desondanks schiet de begeleiding en ondersteuning van patiënten met een nierziekte op dit gebied nog tekort. DOEL Het project heeft als doel om arbeidsgerichte medische zorg voor nierpatiënten te ontwikkelen. Deze arbeidsgerichte medische zorg, gedefinieerd als preventieve, curatieve en begeleidende zorg in het ziekenhuis (UMCG), is gericht op het Bevorderen van duurzame ArbeidspArticipatie van werkende Nierpatiënten (BAAN). BAAN richt zich op patiënten in verschillende stadia van de ziekte (predialyse, dialyse en transplantatie) en op zowel biomedische, psychische als sociale factoren die de arbeidsparticipatie kunnen beïnvloeden. BAAN beoogt de eigen regie van nierpatiënten rondom hun werk te versterken ten einde duurzame inzetbaarheid te realiseren, waarbij patiënten gericht worden ondersteund door relevante zorgprofessionals. BAAN beoogt ook een cultuur te creëren waarin het belang van arbeidsgerichte medische zorg door curatieve professionals, dit zijn nefrologen, verpleegkundigen en maatschappelijk werkers, wordt gezien en waar aandacht voor werk een meer vanzelfsprekend onderdeel wordt van de zorg in het ziekenhuis. WERKWIJZE Voor het uitvoeren van dit project wordt gebruik gemaakt van de Adapted Intervention Mapping (AIM) methode. De AIM-methode is een systematische manier om op basis van de behoeften van en in nauwe samenwerking met (co-creatie) alle stakeholders een theoretisch en empirisch onderbouwd BAAN-aanbod te ontwikkelen. Gedurende het project worden de zes fasen van de AIM-methode doorlopen. Hiervoor worden circa 12 bijeenkomsten in verschillende samenstellingen georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomsten wordt, volgens de principes van het participatief actieonderzoek, met patiënten en naasten, curatieve en arbogerelateerde professionals samen onderzoek uitgevoerd, kennis opgedaan, gereflecteerd, geleerd en samen gewerkt aan het ontwikkelen van het BAAN-aanbod. Deze actieve participatie van en samenwerking met alle stakeholders vergroot de kans op een aanbod dat passend, acceptabel, uitvoerbaar en effectief is. Het opdoen en tegelijk toepassen van kennis, levert inzicht op in wat werkt en wat niet werkt. Het huidige project borduurt voort op een lopende wetenschappelijke studie van de aanvragers (‘Nierziekte en werk’) en maakt gebruik van bestaande kennis en ‘best practice’ vanuit onderzoek onder andere chronisch zieken en vanuit nefrologische en arbogerelateerde beroepsverenigingen en kennisinstellingen. RESULTAAT Het huidige project resulteert in een concreet, praktisch en uitvoerbaar BAAN-aanbod waarmee de arbeidsgerichte medische zorg in het UMCG kan worden vormgegeven. BAAN bevat concrete adviezen en hulpmiddelen waarmee patiënten vroegtijdig in het ziekteproces en op maat kunnen worden ondersteund om regie te nemen bij het duurzaam participeren in werk. Baan omvat ook adviezen en hulpmiddelen voor professionals in het ziekenhuis bij het opstellen, aanpassen en uitvoeren van arbeidsgerichte zorg voor patiënten met een nierziekte of het verwijzen van patiënten naar gespecialiseerde arbogerelateerde zorg. Het project levert kennis op over de uitvoerbaarheid en het klinische nut van BAAN waarmee kan worden geanticipeerd op potentiele barrières voor de structurele implementatie in het UMCG of andere ziekenhuizen. Hiermee kan de kans op een succesvolle implementatie worden vergroot. Het levert ook kennis op over manieren waarop patiënten, naasten en stakeholders duurzaam kunnen samenwerken aan het verbeteren van de arbeidsgerichte zorg in het ziekenhuis. De opgedane kennis en het BAAN-aanbod, inclusief de ontwikkelde hulpmiddelen kunnen als ‘best practice’ worden gebruikt door nefrologische afdelingen in andere ziekenhuizen en eventueel voor het ontwikkelen van arbeidsgerichte medische zorg aan andere groepen chronisch zieken. Tot slot levert het project kennis op over het werken met de adapted intervention mapping methode en de succes- en faalfactoren van deze methode.
Interview
Projectleider Annemieke Visser en patiëntencoördinator Wim Sipma vertellen hoe onderzoekers samen met belanghebbenden (patiënten, zorgverleners, managers) op zoek gingen naar oplossingen voor de uitdagingen die zorg met zich meebrengt in relatie tot werk.
Artikelen
Blog
Hoe kunnen zorgverleners in het ziekenhuis een rol spelen bij vragen van patiënten rondom werk? Lees de blog van senior onderzoeker Annemieke Visser.
Andere ZonMw-projecten waarbij Annemieke Visser betrokken is:
Universitair Medisch Centrum GroningenDr. A. VisserVeel mensen met chronische nierziekte (CKD) hebben problemen om aan het werk te blijven. Patiënten en zorgprofessionals zien de meerwaarde van arbeidsgerichte zorg, maar in de ziekenhuiszorg krijgt dit tot nu toe weinig aandacht. Het doel van dit onderzoek was het ontwikkelen en implementeren van arbeidsgerichte zorg op de afdeling nefrologie in het UMCG om daarmee de duurzame arbeidsparticipatie van patiënten met CKD te verbeteren (BAAN-project). Allereerst door nierpatiënten zelf meer handvatten te geven om duurzaam te participeren. Daarnaast door de ziekenhuiszorg zo in te richten dat het gesprek over werk een meer vanzelfsprekend onderdeel wordt. Voor de systematische ontwikkeling van arbeidsgerichte zorg in het ziekenhuis is gebruik gemaakt van een aangepaste versie van Intervention Mapping (AIM). In samenwerking met patiënten, artsen, verpleegkundigen, maatschappelijk werkers en bedrijfs- en verzekeringsartsen is een theoretische en empirisch onderbouwde zorginnovatie ontwikkeld, uitgetest en geëvalueerd. Om de kans op een succesvolle implementatie te vergroten, hebben we ons gericht op de determinanten gerelateerd aan innovatie, gebruikers, organisatie en sociaal-politieke context. Met BAAN is arbeidsgerichte medische zorg ontwikkeld voor mensen met een nierziekte. Dit hebben we gedaan door op basis van wetenschappelijke, professionele en ervaringskennis de mogelijkheden en beperkingen voor mensen met een nierziekte om te participeren in werk in kaart te brengen. Samen met alle stakeholders is een visie op arbeidsgerichte zorg ontwikkeld, waarbij de focus ligt op het bieden van eenvoudige en individuele (op-maat) ondersteuning en zonodig passende verwijzing. We hebben aandacht besteed aan bewustwording bij zorgverleners, patiënten en het management over de waarde van werk en de rol die zorgverleners in het ziekenhuis kunnen spelen. Er is een verwijsstructuur (flowchart) ontwikkeld waarmee de aandacht voor werk concreet kan worden vormgegeven en er is een adviseur arbeid ingezet om de ontbrekende kennis over werk binnen het ziekenhuis te kunnen bieden en zorgverleners te ondersteunen. We hebben praktische hulpmiddelen ontwikkeld en toegankelijk gemaakt voor zowel zorgverleners als patiënten. We hebben de aandacht voor werk verspreid naar andere afdelingen binnen het UMCG en onze materialen gedeeld met geïnteresseerden buiten het UMCG. BAAN biedt zorgverleners in het ziekenhuis hulp (bv adviseur arbeid) en hulpmiddelen om patiënten met een nierziekte te ondersteunen bij het omgaan met werkuitdagingen. Zorgverleners in het ziekenhuis kunnen werk in een vroeg stadium bespreken en patiënten ondersteunen bij het anticiperen op mogelijke werkuitdagingen en zo nodig de brug slaan naar meer gespecialiseerde hulp. Tot dusverre was de implementatie van het programma succesvol. De borging is onzeker door het ontbreken van structurele financiële middelen.TitelIntegreren aandacht voor werk in de zorgWerk is voor veel mensen belangrijk en leidt tot een betere gezondheid. Dat geldt ook voor mensen met een nierziekte. De ziekte en de intensieve behandeling, zoals dialyse of transplantatie maken dat veel nierpatiënten hun werk minder goed of minder snel kunnen doen, dat ze vaker ziek zijn en vaker stoppen met werken.
De begeleiding rondom werk schiet te kort, terwijl patiënten met hulp beter in staat zijn om naar vermogen te participeren. Dit project heeft als doel om duurzame arbeidsparticipatie van mensen met een nierziekte te bevorderen. Allereerst door patiënten zelf meer handvatten te geven om duurzaam te participeren. Daarnaast door de zorg zo in te richten dat het gesprek over werk een meer vanzelfsprekend onderdeel wordt.
Samen met alle betrokken, dit zijn patiënten, zorgverleners uit het ziekenhuis en arbeidsgerelateerde zorgverleners, wordt gewerkt aan een concreet, praktisch en uitvoerbaar aanbod waarmee duurzame arbeidsparticipatie kan worden gerealiseerd. -
… Support, Participatieve Aanpak en combinatie van beide om arbeidsparticipatie van mensen met afstand tot de … IPS+PA in de gemeentelijke uitvoeringspraktijk op duurzame arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidsbeperking, … Placement and Support … Participatieve Aanpak … duurzame arbeidsparticipatie … 535001004 … Doel Gemeenten zijn …-535001004
PROBLEEMSTELLING Sinds 1 januari 2015 is de Participatiewet van kracht en zijn gemeenten verantwoordelijk voor het begeleiden naar werk van mensen met een arbeidsbeperking, maar met arbeidsvermogen. Om de KWALITEIT EN EFFECTIVITEIT van haar dienstverlening te VERGROTEN wil de GEMEENTE AMSTERDAM het effect van de in andere settingen en doelgroepen bewezen effectieve Individual Placement and Support (IPS) en Participatieve Aanpak (PA) interventies evalueren binnen de gemeentelijke uitvoeringspraktijk. VRAAGSTELLINGEN 1) Wat is het effect van IPS, PA en IPS+PA in de gemeentelijke uitvoeringspraktijk op duurzame arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidsbeperking, maar met arbeidsvermogen? 2) Welke elementen werken, voor wie, wanneer en waarom? INTERVENTIES: IPS, PA EN IPS+PA De voorgestelde interventies betreffen de BEWEZEN EFFECTIEVE IPS EN PA interventies alsook een combinatie van beide; IPS+PA. Deelnemende klantmanagers worden getraind in de methodieken. In IPS begeleidt de klantmanager de cliënt zo snel mogelijk naar passend werk volgens het FIRST-PLACE-THEN-TRAIN PRINCIPE en biedt vervolgens als job coach de cliënt en werkgever de benodigde begeleiding en aanpassingen op de werkplek. Met de PA worden door klantmanager en cliënt wensen en knelpunten tav werk geïdentificeerd en opgelost. Zij doen dit middels een GEPROTOCOLLEERD STAPPENPLAN waarbij de klantmanager optreedt als procesbegeleider. Hieruit volgt een PLAN VAN AANPAK waarin duidelijk staat wie, wat, wanneer doet. PLAN VAN AANPAK We onderzoeken het effect van IPS, PA en IPS+PA middels een MIXED-METHODS APPROACH: kwantitatief effectiviteitsonderzoek in combinatie met verklarend onderzoek op basis van kwantitatieve en kwalitatieve data. STUDIEPOPULATIE: Gemeente cliënten die zich melden in het kader van de Participatiewet met een arbeidsbeperking, maar met arbeidsvermogen, die niet in staat zijn zelfstandig het minimumloon te verdienen. EFFECTIVITEITSONDERZOEK Het effect van IPS, PA en IPS+PA wordt onderzocht middels een cluster-gerandomiseerde gecontroleerde trial met een factorieel design met 4 armen (IPS, PA, IPS+PA, controle) met een follow-up van 2 jaar en randomisatie op het niveau van klantmanager. Uitkomstmaten worden gemeten op baseline, na 6, 12, 18 en 24 mnd. PRIMAIRE UITKOMSTMAAT is tijd tot (duurzaam) aan het werk gaan in regulier werk, gebruikmakend van registraties in de gemeentelijke administratie. SECUNDAIRE UITKOMSTMATEN zijn andere maten van arbeidsparticipatie, maatschappelijke participatie, ervaren mentale en fysieke gezondheid en kosten en baten. Voor het aantonen van een verschil tussen interventiegroepen en controlegroep zijn in totaal 120 cliënten nodig (30 per arm) verdeeld over 12 klantmanagers (3 per arm). Cox regressie wordt uitgevoerd om verschillen in tijd tot duurzaam regulier werk te toetsen tussen de 4 armen. Analyses laten zien of IPA en PA effectief zijn en of de combinatie nog effectiever is om mensen sneller (duurzaam) aan het werk te helpen. Voor de overige uitkomstmaten wordt gebruik gemaakt van linear mixed models en GEE. PROCESEVALUATIE + VERKLAREND ONDERZOEK Tijdens en na afloop van de RCT wordt met VRAGENLIJSTEN onderzocht in hoeverre de interventies en controle conditie volgens protocol zijn uitgevoerd en wat de acceptatie van, ervaringen met en bevorderende en belemmerende factoren van IPS, PA, IPS+PA en controle aanpak zijn. Vervolgens vinden SEMI-GESTRUCTUREERDE INTERVIEWS plaats met cliënten en hun ouders/begeleiders en FOCUSGROEPINTERVIEWS met klantmanagers, Werkgevers Service Punt en werkgevers. De kwalitatieve interviews worden ingezet om onderliggende mechanismen bloot te leggen en te begrijpen waarom iets wel of niet werkt in welke context. OPBRENGSTEN EN KENNISOVERDRACHT Opbrengsten die bijdragen aan kennisoverdracht: (1) een onderzoeksrapportage, (2) een samenvatting van de onderzoeksrapportage toegankelijk voor cliënten, (3) slotconferentie toetsing overdraagbaarheid resultaten naar andere gemeenten (4) een training IPS en PA voor gemeente professionals, (5) implementatieplan voor IPS en PA voor gemeenten, (6) update van leidraad PA en andere relevante leidraden en richtlijnen, (7) presentaties, nieuwsberichten, infogrammen en artikelen voor diverse groepen stakeholders, (8) proefschrift bestaande uit tenminste 5 wetenschappelijke artikelen, (9) kosten-batenanalyse. SAMENWERKING Het onderzoek vindt plaats binnen de Academische Werkplaats Werk, Participatie en Inkomen van de gemeente Amsterdam en VUmc in nauwe samenwerking met Phrenos, GGZinGeest en UMCG. Kennisvragen en plan van aanpak zijn tot stand gekomen in samenwerking tussen cliënten, onderzoekers en bestuur, beleid, uitvoering, onderzoek, WSP van de gemeente Amsterdam. Genoemde stakeholders blijven ook tijdens het onderzoek betrokken. Een vooronderzoek van VUmc gefinancierd door de gemeente Amsterdam (opleverdatum 1 juni 2017) levert een solide basis voor samenwerking alsook onmisbare voorkennis voor het hier beschreven onderzoek.
Amsterdam UMC Locatie VUmcdr. M.A. HuysmansGemeenten zijn verantwoordelijk om mensen met een arbeidsbeperking, die wel (gedeeltelijk) kunnen werken, naar werk te begeleiden. In deze studie wordt in Amsterdam onderzocht welke vorm van begeleiding het meest effectief is om deze groep aan het werk te krijgen en te houden: Individual Placement and Support (IPS), de Participatieve Aanpak (PA), of een combinatie van beide. Met IPS worden mensen zo snel mogelijk in werk geplaatst en vervolgens op het werk getraind en begeleid. De PA is erop gericht om belemmeringen om aan het werk te gaan weg te nemen. Eerder onderzoek heeft laten zien dat IPS en PA werkzame methoden zijn in vergelijkbare groepen.
In een veldexperiment (RCT) worden de begeleidingsvormen met elkaar vergeleken. De ontwikkeling van deelnemers wordt gedurende meerdere jaren gevolgd met gegevens uit de gemeentelijke administratie en vragenlijsten. In interviews met betrokkenen wordt achterhaald waarom specifieke begeleiding werkt, voor wie en onder welke omstandigheden.
-
… Niet-aangeboren hersenletsel (NAH) en arbeidsparticipatie Looptijd : 11/2009 - 06/2013 … In … de aanleiding voor de ontwikkeling van de richtlijn 'NAH en Arbeidsparticipatie'. Hierin staat bevordering van …-150020044
Participatie van patiënten in arbeid is een belangrijk thema. Dit geldt ook voor de patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel. Als dan vervolgens gekeken wordt in richtlijnen die er voor deze patiëntengroep werden ontwikkeld dan blijkt dat de factor arbeid daarin niet of nauwelijks naar voren komt. Het gaat gelet op incidentiecijfers om een grote groep patiënten in voor een belangrijk deel de arbeidzame leeftijd. Vooral de overgang van patiënten van de ene discipline naar de andere verloopt vanuit het perspectief van patiënten niet goed. Informatie wordt niet of niet volledig overgedragen waardoor goede kansen op een effectieve participatie in werk gemist worden. Hierbij gaat het derhalve zowel om de vraag welke informatie wordt overgedragen als ook om de vraag hoe de informatie wordt overgedragen zodanig dat de patiënt hiervan maximaal kan profiteren. Door naast de patiëntenverenigingen een groot aantal disciplines uit te nodigen om deel te nemen aan het ontwikkelen van deze richtlijn, wordt geprobeerd een antwoord te geven op de vraag naar het wat (welke informatie) en het hoe (hoe wordt informatie overgedragen).
Werkwijze
De richtlijnwerkgroep bestaat uit onderzoekers, richtlijnadviseurs en inhoudsdeskundige vertegenwoordigers van beroeps- en patiëntenorganisaties. Op grond van de knelpunten zijn 6 uitgangsvragen opgesteld waar de richtlijn een antwoord op geeft. Systematisch literatuuronderzoek vond onder andere plaats naar effectieve re-integratiebevorderende interventies en voorspellende factoren ten aanzien van arbeidsparticipatie. Ook werd aanvullend kwalitatief onderzoek verricht. Praktijkervaringen van werkgroepleden, werkgevers en patiënten zelf worden opgenomen in de richtlijn.
Resultaten
In september 2011 verschijnt een richtlijn voor beoordeling, behandeling en begeleiding (3B) van NAH patiënten ten aanzien van arbeidsparticipatie. De richtlijn biedt houvast aan alle betrokkenen om meer NAH patiënten succesvol en duurzaam te laten deelnemen aan het arbeidsproces.
Amsterdam UMC- locatie AMCDrs. H.H.J. WindHet centrale doel van deze richtlijn is: het stroomlijnen van het proces van ziekteverzuim tot en met het moment van arbeidsparticipatie van de patiënt met NAH. Om dit doel te kunnen verwezenlijken, werd, na de start op 1 november 2009, een multidisciplinaire richtlijnwerkgroep samengesteld. Deze werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van diverse beroepsorganisaties, die expertise hebben op het gebied van NAH en die betrokken zijn bij behandeling, begeleiding en of beoordeling van de patiënt met NAH. De groep bestaat uit 17 leden: een neuroloog, twee revalidatieartsen, een neuropsycholoog, een ergotherapeut, een huisarts, een bedrijfsarts, twee verzekeringsartsen, een arbeidsdeskundige alsmede onderzoekers, een richtlijnadviseur van het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO (Centraal BegeleidingsOrgaan intercollegiale toetsing) en de voorzitter. Gezien het aanzienlijke belang om door patiënten opgedane kennis en ervaring en verder hun wensen en behoeften te kunnen meenemen in deze richtlijn, zijn eveneens twee afgevaardigden van de patiëntenverenigingen vertegenwoordigd. De werkgroep is sinds oprichting drie maal voor een vergadering bijeen gekomen. Bij het vervaardigen van de richtlijn werd door de werkgroepleden het proces van “evidence-based” richtlijnontwikkeling doorlopen. Gestart werd met het gezamenlijk formuleren van knelpunten uit de praktijk aangaande arbeidsparticipatie: door de patiënten zelf ervaren; maar ook door zijn naaste omgeving, de werkgever en de maatschappij. Spoedig werd daarbij consensus bereikt. Deze knelpunten dienden als basis voor het opstellen van een zestal uitgangsvragen, gedragen door alle leden van de werkgroep. Binnen de werkgroep werden vervolgens subgroepen gevormd. Deze subgroepen formuleerden, onder leiding van een subgroepvoorzitter en met de uitgangsvragen als basis, een opzet voor literatuuronderzoek in specifieke databases volgens de PICO (‘Patient-Intervention-Comparison-Outcome’) methode. De searches in de databases werden uitgevoerd door de onderzoekers, de resultaten van deze searches werden beoordeeld op geschiktheid voor het beantwoorden van de uitgangsvragen en vervolgens aangereikt aan de subgroepen. Daar waar “evidence” in de literatuur ontbreekt, zal de komende tijd worden overgegaan op het vaststellen van de mening van en consensus tussen deskundigen tijdens georganiseerde expertbijeenkomsten begin 2011.Door een breed samengestelde groep van experts uit verschillende medische en paramedische disciplines werd een richtlijn ontwikkeld gericht op terugkeer naar werk van patiënten met niet aangeboren hersenletsel (NAH). Doelstelling was het stroomlijnen van het proces van begin van het ziekteverzuim – meestal het moment waarop de ziekte manifest wordt/ het ongeval heeft plaatsgevonden – tot het moment waarop het (eigen) werk hervat kan worden dan wel als dat niet meer mogelijk is, het re-integratieproces naar ander (passend) werk wordt opgepakt. Hierbij gaat het om het op het juiste moment in het traject aandacht besteden aan re-integratiemogelijkheden, een beschrijving van de rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende zorgverleners, herkenning en wegnemen van belemmeringen voor re-integratie en bevorderen van uitwisseling van alle relevante informatie tussen de verschillende partijen die betrokken zijn bij de terugkeer naar werk. Het gaat om invulling van de transmurale zorg met specifieke aandacht voor de factor arbeid. Deze doelstelling is gehaald. De richtlijn geeft inzicht in de aspecten die hier benoemd zijn. In de richtlijn wordt antwoord gegeven op vragen zoals: welke factoren spelen een belangrijke rol bij werkhervatting van NAH patiënten en welke interventies zijn effectief als het gaat om terugkeer naar werk van deze groep patiënten. Ook de rol van de werkgevers komt aan de orde, evenals de vraag hoe alle disciplines zo met elkaar kunnen samenwerken dat het leidt tot terugkeer naar werk van NAH patiënten. De belangrijkste conclusies van de richtlijn zijn dat het slechts in beperkte mate mogelijk is om al in een vroeg stadium te onderkennen of in de toekomst werkhervatting uitgesloten is. Factoren die een rol spelen bij werkhervatting van NAH patiënten zijn onder andere patiëntgebonden factoren zoals opleidingsniveau, leeftijd, ernst van het letsel en het bestaan van andere aandoeningen. Maar ook al vroeg aandacht geven aan werk tijdens de revalidatiebehandeling, mogelijkheden van aanpassingen in het werk en goede samenwerking zijn belangrijke factoren. Vanuit de werkgever zijn factoren zoals steun, begeleiding belangrijk. Verschillende interventies werden ontwikkeld die gericht zijn op terugkeer naar werk van de groep van NAH patiënten. Maar het bewijs dat deze interventies effectief zijn is beperkt. Belangrijk is wel dat de patiënt is gemotiveerd, over zelfinzicht beschikt, er steun en begrip vanuit de omgeving is en er een goede samenwerking bestaat tussen de verschillende disciplines die zich met de terugkeer naar werk van de NAH patiënt bemoeien. Bij aanpassingen op de werkvloer kan gedacht worden aan een prikkelarme omgeving, herverdelen van taken en belasting, vermijden van productiedruk, een solistische werkplek en aangepaste werktijden. Een belangrijk onderdeel van de richtlijn heeft betrekking op de samenwerking tussen de verschillende disciplines. Informatie over de aard, ernst en locatie van het hersenletsel aan de ene kant en informatie over de werkplek, de belastingeisen van het werk aan de andere kant moeten worden uitgewisseld, evenals de informatie over het beloop van de revalidatie en de resterende belemmeringen en beperkingen. Het is een goede zaak als de patiënt zelf of zijn/haar mantelzorger betrokken wordt bij deze informatie overdracht.De ontwikkeling van een multidisciplinaire richtlijn voor beoordelen, behandelen en begeleiden (3B) In Nederland wordt jaarlijks bij 20.000 individuen uit de beroepsbevolking de diagnose Niet-aangeboren Hersenletsel (NAH) gesteld. Hiervan keert maar 40% binnen 2 jaar terug naar werk. Dit is de aanleiding voor de ontwikkeling van de richtlijn “NAH en Arbeidsparticipatie”. Hierin staat bevordering van arbeidsparticipatie centraal. De richtlijnwerkgroep bestaat uit onderzoekers, richtlijnadviseurs en inhoudsdeskundige vertegenwoordigers van beroeps- en patiëntenorganisaties. Op grond van de knelpunten zijn zes uitgangsvragen opgesteld waar de richtlijn een antwoord op geeft. Systematisch literatuuronderzoek vond o.a. plaats naar effectieve re-integratiebevorderende interventies en voorspellende factoren ten aanzien van arbeidsparticipatie. Ook werd aanvullend kwalitatief onderzoek verricht. Praktijkervaringen van werkgroepleden, werkgevers en patiënten zelf worden opgenomen in de richtlijn. In september 2011 verschijnt een richtlijn voor beoordeling, behandeling en begeleiding (3B) van NAH patiënten ten aanzien van arbeidsparticipatie. De richtlijn biedt houvast aan alle betrokkenen om meer NAH patiënten succesvol en duurzaam te laten deelnemen aan het arbeidsproces.
-
… paden van een bijbaan tijdens de puberteit naar succesvolle arbeidsparticipatie 20 jaar later Looptijd : 07/2022 - … doorlopen: van een bijbaan in de puberteit tot succesvolle arbeidsparticipatie 20 jaar later; Kijken welke factoren … doorlopen: van een bijbaan in de puberteit tot succesvolle arbeidsparticipatie 20 jaar later; Kijken welke factoren …-637005121
Werk is belangrijk. Het biedt financiële zekerheid, zelfstandigheid, zingeving en (mentale) gezondheid. Voor mensen met een visuele beperking is het vaak lastiger om aan werk te komen. Om hen te helpen en voor een inclusieve samenleving te zorgen, is kennis over succes in werk nodig.
Doel en opzet
Onderzoek op CBS-data liet zien dat 29% van de gehele beroepsbevolking van mensen met een visuele beperking betaald werk had. In het huidige project worden longitudinale gegevens gebruikt van jongeren met een visuele beperking. Deze jongeren werden 20 jaar gevolgd en elke 6 jaar werden zij geïnterviewd over werk en persoonlijke, sociale en gezins/context factoren. In 2016 had 73% betaald werk. Het project heeft 2 doelen:
- Bestuderen welke ontwikkelingspaden zij doorlopen: van een bijbaan in de puberteit tot succesvolle arbeidsparticipatie 20 jaar later;
- Kijken welke factoren samenhangen met dit succes.
Als we factoren die bijdragen tot dit succes kennen, kunnen we deze in opvoeding, onderwijs en hulpverlening nog beter inzetten.
Bartiméusdr. S. KefWerk is belangrijk. Het biedt financiële zekerheid, zelfstandigheid, zingeving en (mentale) gezondheid. Voor mensen met een visuele beperking is het vaak lastiger om aan werk te komen. Om hen te helpen en voor een inclusieve samenleving te zorgen, is kennis over succes in werk nodig.
Doel en opzet
Onderzoek op CBS-data liet zien dat 29% van de gehele beroepsbevolking van mensen met een visuele beperking betaald werk had. In het huidige project worden longitudinale gegevens gebruikt van jongeren met een visuele beperking. Deze jongeren werden 20 jaar gevolgd en elke 6 jaar werden zij geïnterviewd over werk en persoonlijke, sociale en gezins/context factoren. In 2016 had 73% betaald werk. Het project heeft 2 doelen:
- Bestuderen welke ontwikkelingspaden zij doorlopen: van een bijbaan in de puberteit tot succesvolle arbeidsparticipatie 20 jaar later;
- Kijken welke factoren samenhangen met dit succes.
Als we factoren die bijdragen tot dit succes kennen, kunnen we deze in opvoeding, onderwijs en hulpverlening nog beter inzetten.
-
… Arbeidsparticipatie: mogelijkheden benutten, awareness … hypofyse- en bijnieraandoeningen ervaren vaak problemen met arbeidsparticipatie. Dit leidt regelmatig tot onnodige …-07420152210016BijnierNETH.G. Blaauwbroek
Mensen met hypofyse- en bijnieraandoeningen ervaren vaak problemen met arbeidsparticipatie. Dit leidt regelmatig tot onnodige arbeidsuitval, met als bijkomende gevolgen: financiële en sociale problematiek en onnodig verlies van arbeidspotentieel. Deze problemen willen we verminderen. In het project ‘Arbeidsparticipatie bij zeldzame hypofyse- en bijnieraandoeningen’ zijn de Werkwijzer.online met patiënteninformatie, factsheets voor Arbo professionals over gevolgen van bijnier- en hypofyseaandoeningen ontwikkeld. Doelstelling van dit project is het inbedden van deze producten en diensten in de dagelijkse praktijk van patiënten, Arbo professionals (arbeidsdeskundigen, bedrijfsartsen, verzekeringsartsen) en zorgprofessionals (verpleegkundigen, endocrinologen), door het vergroten van de bekendheid, het wegnemen van belemmeringen voor gebruik en het vergroten van awareness van het probleem bij betrokkenen van het belang van arbeid voor kwaliteit van leven en zingeving.
-
… Arbeidsparticipatie bij zeldzame endocriene ziekten Looptijd … vaak klachten. Dit leidt tot specifieke problemen bij arbeidsparticipatie, die de kwaliteit van leven negatief …-742005004Mensen met een zeldzame endocriene ziekte, zoals een hypofyse- of bijnieraandoening, houden na medische behandeling vaak klachten en moeten vaak (levenslang) medicatie gebruiken. De hypofyse aandoeningen zijn te verdelen in niet functionele hypofyse adenomen, functionele adenomen (prolactinoom, groeihormoon producerend adenoom die resulteert in acromegalie en ACTH producerend adenoom die resulteert in de ziekte van Cushing), craniopharyngeoom, hypofysitis en (pan)hypopituitarisme. De belangrijkste bijnieraandoeningen zijn het syndroom van Cushing, adrenogenitaal syndroom (AGS), primair hyperaldosteronisme (PHA), feochromocytoom, bijnierschorscarcinoom en bijnierschorsinsufficiëntie. Gezien de aanhoudende klachten (o.a. vermoeidheid, cognitieve klachten en klachten samenhangend met medicijngebruik) en het chronische karakter van endocriene aandoeningen (hypofyse en bijnierziekten), ervaren veel patiënten problemen bij het "normaal" functioneren op het werk en/of het behouden van werk na bijvoorbeeld een succesvolle hypofyse-operatie of een goede behandeling om de uitgevallen hormonen te substitueren. Een belangrijk aspect van de behandeling van deze patiënten is dat de hormooneffecten lang duren, meer dan enige maanden soms zelfs jaren, dus dat het een lange periode duurt voordat mensen stabiliseren en zo goed als mogelijk zijn ingesteld. Dit langdurige traject met vele variabelen conflicteert met een rigide regelgeving rondom gezondheid, arbeid en verzekeringen. BijnierNET wil samen met haar partners in dit project op zoek gaan naar een oplossing voor de huidige knelpunten, daarbij wordt gedacht aan de volgende concrete producten: 1. het ontwikkelen van een werkwijzer voor patiënten die hen helpt zich (beter) voor te bereiden op gesprekken met arboprofessionals en leidinggevenden / werkgevers, waarbij het gaat om mensen die nog aan het werk zijn, mensen die al verzuimen, mensen die al in een WIA-procedure zitten en mensen die terug willen naar het werk; de precieze vorm en inhoud moeten nog worden bepaald. Dit zal worden gedaan in samenspraak met de patiënten zelf m.b.v. focusgroepen, diepte interviews en enquêtes. Binnen het LUMC is reeds enig "pilotwerk" gedaan in het kader van de zogenaamde Lobatto studie (oktober 2018). 2. het ontwikkelen – in samenspraak met de betreffende arboprofessionals tijdens gerichte overleggen – van een korte handleiding – b.v. één A4-tje met infographics met korte bondige informatie per zeldzame endocriene aandoening en mogelijke aanpassingen op de werkplek (b.v. het inrichten van een rustplek) – die eenvoudig en snel is te raadplegen, zodra een arboprofessional te maken krijgt met een patiënt met een hypofyse-/bijnieraandoening. Belangrijk is dat er een overleg en samenwerking opgang komt tussen de drie partijen - sociaal geneeskundigen (bedrijfs- en verzekeringsartsen), de endocrinologen en de patiënten. Als voorbeeld dient hiervoor de succesvolle samenwerking van patiënten en specialisten binnen BijnierNET. De Netwerkstructuur van BijnierNET heeft bewezen dat je binnen korte tijd veel kunt bereiken. BijnierNET hoopt binnen dit project ook de patiëntenorganisaties en de arbo/verzekeringsprofessionals te laten samenwerken, zodat er over en weer meer begrip voor elkaar ontstaat en er een fase ontstaat waar men elkaars taal spreekt.Stichting BijnierNETH.G. Blaauwbroek
Arbeidsparticipatie bij zeldzame endocriene ziekten
Mensen met een zeldzame endocriene aandoening houden na medische behandeling vaak klachten. Dit leidt tot specifieke problemen bij arbeidsparticipatie, die de kwaliteit van leven negatief beïnvloeden.
Ons doel is dat zoveel mogelijk mensen met een zeldzame endocriene aandoening passende arbeid hebben. Dit doel bereiken we door het versterken van de positie van de patiënt in de triade patiënt – arboprofessionals – endocrinoloog.
Het project levert de volgende concrete producten op:
- Een werkwijzer voor mensen met een zeldzame endocriene aandoening, met handvatten voor een gesprek met werkgever en arboprofessionals.
- Een factsheet over ‘arbeid en zeldzame endocriene aandoeningen’ om arboprofessionals te informeren.
- ‘Werkafspraken’ met betrekking tot het omgaan met arbeidsproblematiek van mensen met een zeldzame endocriene aandoening.
Alle producten worden gepubliceerd op www.Arbeidsparticipatieenchronischziekzijn.nl