The effects of involving a nurse practitioner in primary care for adult patients with urinary incontinence.
Projectomschrijving
Ongewild urineverlies is een veelvoorkomend probleem waarvoor vaak weinig aandacht is. Het merendeel van de ca. 800.000 patiënten krijgt uitsluitend zorg in de vorm van incontinentiemateriaal. Bekkenbodem- en plastraining worden door de huisarts (uit tijdgebrek) weinig toegepast. Het Maastrichtse project onderzocht of het inzetten van gespecialiseerde incontinentieverpleegkundigen de ernst van de incontinentie kan verminderen en de kwaliteit van leven van de patiënt kan verhogen. Bij de 186 patiënten die zorg kregen via de verpleegkundige verminderde de ernst van de incontinentie inderdaad, terwijl de kwaliteit van leven toenam. Echter, ook de 198 patiënten in de controlegroep (zorg via de huisarts) verbeterden tijdens het jaar dat de studie duurde. Het inzetten van de incontinentieverpleegkundige leverde daardoor geen duidelijke meerwaarde op ten opzichte van de zorg door de huisarts. Kostenbesparend was het inzetten van de verpleegkundige het eerste jaar ook niet. Patiënten, huisartsen en verpleegkundigen zijn evenwel allen enthousiast over het inzetten van de verpleegkundige.
Producten
Verslagen
Eindverslag
Samenvatting van de aanvraag
. objective(s) / research question(s):Urinary incontinence affects 5% (800.000) of the Dutch population. Guidelines recommend pelvic floor muscle/bladder training for most patients. Unfortunately, GPs use this training only incidentally (probably too time consuming) and prescribe incontinence pads. Over 50% of patients get such pads, costing € 90 million each year. Due to ageing of the population a further increase is expected. Several national reports recommend to involve nurse practitioners to support GPs and improve patient care. Overall, this is probably highly cost-effective, as expected savings in incontinence pads exceed costs for nurses. Studyquestions: does the availability of a nurse practitioner in a new role as substitute for the GP lead to a more efficient care for adult urinary incontinence patients? Does it improve quality of life of patients and satisfaction of patients, GPs and other care providers? . study design:in a pragmatic prospective multicenter randomised controlled trial in two Dutch regions the availability and involvement for the GPs of a nurse practitioner is compared with usual care. . study population(s)/ datasets:All consecutive patients consulting their GP within 1 year for urinary incontinence are eligible. Included patients will be followed for 12 months (exclusion criteria listed elsewhere). . intervention:the nurse practitioner provides diagnosis+ treatment plan, based on guidelines where he/she takes over tasks from the GP. GPs keep final responsibility. . outcome measures:severity of urinary incontinence (ICIQ-SF), medical costs (diagnostics, treatment, incontinence pads) and non-medical costs (productivity, time and travel). Cost-effectiveness expresses costs of health care and incontinence pads related to patient quality of life. . power/data analysis:based on ICIQ-SF outcome data (beta=o.80, alfa=0.05), and given the two-sided H1-hypothesis that the availability of the new nurse practioner improves the effect, the needed number of patients is 350, (with an expected drop-out rate during the trial of 20%: 440). . economic evaluation: we will use a markov modelling approach, incorporating life time societal costs and effects. Effects will be quantified in incontinence symptom severity adjusted life years, and in (generic) quality adjusted life years. . time schedule:study set up: 8 months; trial phase and follow-up: 2 years; analyses/report: 4 months . doel / vraagstelling:Ongewild urineverlies komt voor bij 5% (800.000) van de Nederlandse bevolking. Richtlijnen adviseren voor de meeste patiënten met urineverlies (m.n. in de 1e lijn) bekkenbodemspier- cq blaastraining. De meeste huisartsen passen dit (vooral door tijdgebrek, weinig toe en schrijven incontinentiemateriaal voor. Thans krijgt >50% van de patiënten incontinentiemateriaal (jaarlijkse kosten €90 miljoen); door vergrijzing is een verdere toename te verwachten). Verschillende nationale rapporten adviseren de huisarts te ondersteunen via gespecialiseerde verpleegkundigen. Dit is waarschijnlijk kosteneffectief, aangezien de besparingen op incontinentiemateriaal de extra kosten zullen overschrijden. Vraagstelling: Leidt de beschikbaarheid van een gespecialiseerd verpleegkundige in een nieuwe rol als substitutie voor de huisarts bij de zorg voor urine incontinentie tot een efficiëntere zorg? Verbetert de kwaliteit van leven van patiënten? Neemt de satisfactie onder patiënten, huisartsen en overige hulpverleners toe? . studie-opzet:in een pragmatisch multicenter gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek in twee Nederlandse regio?s wordt de beschikbaarheid voor de huisarts van een gespecialiseerde verpleegkundige vergeleken met de gebruikelijke zorg. . studiepopulatie / databronnen:alle patiënten die hun huisarts gedurende 1 jaar consulteren i.v.m. urineverlies. Geïncludeerde patiënten worden 12 maanden gevolgd (exclusiecriteria zie elders). . interventie:o.b.v. richtlijnen en protocollen neemt een gespecialiseerd verpleegkundige taken van de huisarts over. De huisarts blijft eindverantwoordelijk. . uitkomstmaten:ernst van urineverlies (ICIQ-SF), medische kosten (diagnostiek, behandeling en incontinentiemateriaal) en niet-medische kosten (productiviteit, tijd, reizen). Kosten-effectiviteit: kosten van geleverde zorg plus incontinentiemateriaal versus kwaliteit van leven van de patiënt. . power-/data-analyse:o.b.v. ICIQ-SF-data, (beta=0.80, alfa=0.05), en de tweezijdige H1-hypothese, dat de beschikbaarheid van de nieuwe nurse practioner het effect verhoogt, bedraagt het benodigde aantal patiënten 350, bij een uitval tijdens de studie van 20% wordt dit 440. . economische evaluatie: maatschappelijke kosten en effecten worden gekwantificeerd via een markov model. Effecten worden in voor incontinentie ernst gecorrigeerde levensjaren als in (generieke) voor kwaliteit van leven gecorrigeerde levensjaren uitgedrukt. . tijdplanning:opzet studie: 8 mndn; experiment fase+follow-up: 2 jaar; analyses/rapportage: 4 mndn