Mobiele menu

Hemorrhagia postpartum: an implementationstudy on the NVOG guidelines and MOET instructions

Projectomschrijving

Overmatig bloedverlies na een bevalling vormt de belangrijkste oorzaak van ziektes bij jonge moeders in Nederland. In een landelijke richtlijn van de Nederlandse gynaecologen staan veel aanwijzingen voor gynaecologen en verloskundigen. Ook is er een praktische cursus over dit onderwerp. Toch is het percentage overmatig  bloedverlies na een bevalling in Nederland de laatste 5 jaar gestegen van bijna 4% naar 7%.
In dit onderzoek gaan we bij 400 vrouwen na in hoeverre de Nederlandse gynaecologen en verloskundigen de aanwijzingen uit de richtlijn en de cursus in de praktijk gebruiken. Een deel van de bevalling van deze vrouwen wordt hiervoor met videocamera’s opgenomen. We interviewen de gynaecologen en verloskundigen en ook patiënten over hun ervaringen met de zorg na een bevalling. Op grond hiervan gaan we hulpmiddelen ontwikkelen om de zorg te verbeteren. Tevens testen we of de zorg door die hulpmiddelen daadwerkelijk verbetert en onderzoeken we de doelmatigheid van de behandeling.

Verspreidings- en Implementatie Impuls (VIMP)

Deze studie heeft een Verspreidings- en Implementatie Impuls (VIMP) gekregen.

Producten

Titel: Fluxim studie
Link: http://www.studies-obsgyn.nl/fluxim
Titel: Hoe verbeteren we de kwaliteit van zorg omtrent haemorrhagia post partum in Nederland. (Ingezonden brief).
Titel: Haemorrhagia post partum; an implementation study on the evidence-based guideline of the Dutch Society of Obstetrics and Gynaecology (NVOG) and the MOET (Managing Obstetric Emergencies and Trauma-course) instructions; the Fluxim study.
Auteur: Woiski MD, Hermens RP, Middeldorp JM, Kremer JA, Marcus MA, Wouters MG, Grol RP, Lotgering FK, Scheepers HC.
Magazine: BMC Pregnancy and Childbirth

Verslagen


Eindverslag

DOELSTELLING
Haemorrhagia post partum (HPP) is wereldwijd één van de meest voorkomende oorzaken van mortaliteit en morbiditeit bij vrouwen die bevallen. In Nederland is HPP de belangrijkste oorzaak van ernstige maternale morbiditeit. De ontwikkeling van een evidence based richtlijn over HPP door de Nederlandse Vereniging van Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) en de introductie van de MOET cursus in Nederland (Managing Obstetrics Emergencies and Trauma: een cursus met praktische instructies om HPP te voorkomen) hebben de afgelopen jaren niet geleid tot een reductie van HPP. Integendeel, in 2003 was de HPP-incidentie 3.8%, in 2011 7.0%. Onvolledige implementatie van zowel de richtlijn als de MOET-instructies zijn hier zeer waarschijnlijk debet aan. Het doel van deze studie was dan ook:
1. Inzicht krijgen in de huidige zorg in Nederland, en specifiek in welke mate deze huidige zorg afwijkt van de zorg zoals die beschreven is in de HPP richtlijn en de MOET instructies;
2. Inzicht krijgen in factoren die het houden aan de richtlijn en MOET-instructies belemmeren dan wel bevorderen;
3. Op grond van beide inzichten een strategie ontwikkelen om de richtlijn en MOET-instructies beter te implementeren en deze strategie te testen in een haalbaarheidsstudie.

STUDIE OPZET
Voor de evaluatie van de huidige zorg werd in 16 Nederlandse ziekenhuizen deze zorg gemeten aan de hand van kwaliteitsindicatoren die afgeleid waren van de HPP richtlijn en de MOET-instructies, door een expertpanel van 20 deskundigen (gynaecologen, perinatologen, MOET-instructeurs, MOET-bestuursleden en leden van de Kwaliteitscommissie van de NVOG). Deze meting gebeurde via medisch dossier onderzoek, aangevuld met prospectieve observaties via camera’s van bevallingen van minimaal 320 vrouwen met een hoog risico op HPP.
Focus groep interviews met ongeveer 30 professionals en individuele interviews met 10 patiënten werden gehouden om de factoren die de adherentie aan de richtlijn en MOET-instructies belemmeren dan wel bevorderen te achterhalen. Vervolgens werd een vragenlijststudie onder Nederlandse gynaecologen, verloskundigen en verloskundig verpleegkundigen uitgevoerd om de beïnvloedende factoren voor richtlijn adherentie te kwantificeren.
Op basis van de uitkomsten de huidige zorg studie en de studie naar beïnvloedende factoren werd een strategie op maat ontwikkeld voor betere implementatie van de richtlijn en de MOET-instructies. Deze strategie werd getest in een haalbaarheidsstudie in 3 ziekenhuizen (100 patiënten; 1 universitair, 1 groot perifeer en 1 klein perifeer ziekenhuis), met een effect-, proces- en kosten-evaluatie. Aan de hand van de kwaliteitsindicatoren werd een schatting gemaakt van de effectiviteit van de ontwikkelde strategie. Tevens zijn met vragenlijsten en interviews, zowel de blootstellingen aan als de ervaringen met de verschillende elementen van de strategie van professionals en patiënten gemeten en werden de kosten van de geteste strategie en de eventueel veranderde zorg in kaart gebracht.

STUDIE POPULATIE
16 Nederlandse ziekenhuizen zijn geïncludeerd. Het onderzoek vond plaats onder professionals (gynaecologen (in opleiding), verloskundigen en verpleegkundigen) werkzaam op de verloskamers in de deelnemende ziekenhuizen en onder de vrouwen met een verhoogd risico op HPP die 34 weken of langer zwanger waren en gingen bevallen in de geïncludeerde ziekenhuizen. Vrouwen met een verhoogd risico op HPP betekent een inclusie van vrouwen met o.a. HPP tijdens een vorige bevalling, een meerlingzwangerschap, een polyhydramnion, een chorio-amnionitis, een uterus myomatosis, een langdurige bevalling of stollingsproblemen.

UITKOMSTMATEN
Huidige zorg studie:
Adherentie aan de kwaliteitsindicatoren voor proces, structuur en uitkomsten van zorg rondom de geboorte van een kind (e.g. handelen van professionals bij diagnostiek en behandeling van HPP, aanwezigheid van bepaalde structuren op de afdeling en incidentie van HPP).

Studie beïnvloedende factoren:
belemm

DOELSTELLING
Haemorrhagia post partum (HPP) is wereldwijd één van de meest voorkomende oorzaken van mortaliteit en morbiditeit bij vrouwen die bevallen. In Nederland is Hemorrhagia post partum (HPP) de belangrijkste oorzaak van ernstige maternale morbiditeit. De incidentie van HPP in Nederland is ongeveer 5%, wat neerkomt op 10.000 vrouwen per jaar. De ontwikkeling van een evidence based richtlijn over HPP door de Nederlandse Vereniging van Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) en de introductie van de MOET cursus in Nederland (Managing Obstetrics Emergencies and Trauma: een cursus met praktische instructies om HPP te voorkomen) heeft de afgelopen jaren niet geleid tot een reductie van HPP. Onvolledige implementatie van zowel de richtlijn als de MOET-instructies zijn hier zeer waarschijnlijk debet aan. Het doel van deze studie is dan ook:
1. Inzicht krijgen in de huidige zorg in Nederland, en specifiek in welke mate deze huidige zorg afwijkt van de zorg zoals die beschreven is in de HPP richtlijn en de MOET instructies;
2. Inzicht krijgen in factoren die het houden aan de richtlijn en MOET-instructies belemmeren dan wel bevorderen;
3. Op grond van het inzicht in de huidige zorg en de belemmerende en bevorderende factoren een strategie ontwikkelen om de richtlijn en MOET-instructies beter te implementeren en deze strategie te testen in een haalbaarheidsstudie.

STUDIE OPZET
De eerste stap in het ontwikkelen van een strategie om de HPP-richtlijn en MOET-instructies te implementeren en daarmee de incidentie van HPP te reduceren, is een evaluatie van de huidige zorg. Daartoe wordt in 16 Nederlandse ziekenhuizen deze zorg gemeten aan de hand van kwaliteitsindicatoren die afgeleid worden van de HPP richtlijn en de MOET-instructies. Deze meting gebeurt door prospectieve observaties met camera’s van bevallingen van 320 vrouwen met een hoog risico op HPP. De observatiedata worden aangevuld met gegevens uit de medische dossiers.

In de volgende stap worden focus groep interviews gehouden met ongeveer 30 professionals en 10 patienten om de factoren die de adherentie aan de richtlijn en MOET-instructies belemmeren dan wel bevorderen te achterhalen. Vervolgens wordt een vragenlijststudie onder Nederlandse gynaecologen en verloskundigen uitgevoerd om de beïnvloedende factoren voor richtlijnadherentie te kwantificeren.

Gebaseerd op de uitkomsten van de stappen 1 en 2 wordt een strategie op maat ontwikkeld voor betere implementatie van de richtlijn en de MOET-instructies. Deze strategie wordt getest in een haalbaarheidsstudie in 4 ziekenhuizen (120 patiënten; 2 controle, 2 interventie ziekenhuizen), met een effect-, proces- en kosten-evaluatie. Aan de hand van de kwaliteitsindicatoren wordt een schatting gemaakt van de effectiviteit van de ontwikkelde strategie. Tevens worden met vragenlijsten ervaringen van professionals en patiënten met de verschillende elementen van de strategie gemeten en worden de kosten van de geteste strategie en de veranderde zorg in kaart gebracht.

STUDIE POPULATIE
16 Nederlandse ziekenhuizen worden geïncludeerd. Het onderzoek vindt plaats onder professionals (gynaecologen (in opleiding), verloskundigen en verpleegkundigen) werkzaam op de verloskamers in de deelnemende ziekenhuizen en onder de vrouwen met een verhoogd risico op HPP die 34 weken of langer zwanger zijn en gaan bevallen in de geïncludeerde ziekenhuizen. Vrouwen met een verhoogd risico op HPP betekent een inclusie van vrouwen met o.a. HPP tijdens een vorige bevalling, een meerlingzwangerschap, een polyhydramnion, een chorio-amnionitis, een uterus myomatosis, een langdurige bevalling en stollingsproblemen.

UITKOMSTMATEN
Huidige zorg studie:
adherentie aan de kwaliteitsindicatoren voor proces, structuur en uitkomsten van zorg rondom de geboorte van een kind (e.g. handelen van professionals bij diagnostiek en behandeling van HPP, aanwezigheid van bepaalde structuren op de afdeling en incidentie van HPP).

Studie beïnvloedende factoren:
belemmerende en bevor

Samenvatting van de aanvraag

Objective: Hemorrhagia post partum (HPP) is the major cause of severe maternal morbidity in the Netherlands. Both the dissemination of a national evidence-based guideline on HPP and the introduction of a MOET-course (Management of Obstetric Emergencies and Trauma), with stepwise and practical instructions to prevent HPP, ) did not lead to a reduction in HPP: incidence was 3.8% in 2003 and 5.2% in 2006. An incomplete implementation of both the guideline and the MOET-instructions is expected. Therefore we aim 1) to asses to what extent the guideline/MOET-instructions have been implemented in actual care; 2) to study barriers/facilitators for guideline adherence and 3) to develop and test a tailored implementation strategy, based on these findings. Design and outcome measures: In 20 Dutch hospitals actual care will be assessed, using quality indicators derived from the guideline/MOET-instructions, by prospective observations of 320 deliveries of women with a high risk of HPP. Focus group interviews with about 30 professionals and 10 patients and a questionnaire study among all Dutch gynaecologists and midwives will be performed to analyze barriers and facilitators for guideline adherence. Based on these findings a tailored strategy to implement the guideline/instructions will be developed and tested in a feasibility study in 4 hospitals (120 patients; 2 control, 2 intervention hospitals). In this study an effect-, process- and cost-evaluation will be performed: an estimate of the effectiveness of the developed strategy regarding implementation of guidelines/instructions will be assessed, using the quality indicators derived from the guidelines; experiences with the different elements of the strategy and the changed care by patients and professionals will be studied as well as the cost of the tested strategy. Sample size: For a precise estimation of guideline adherence in the Netherlands in the actual care study: assuming a guideline adherence of 50%, a precision of this estimation of 7.5% and an icc of 0,20, 320 women have to be included. Time schedule: Preparation phase: month 1-6. Measurement actual care study: month 6-12. Focusgroup interviews: month 12-15. Quantification barriers with a questionnaire study: month 15-18. Analysis of data and development of the implementation strategies: month 15-20. Feasibility study: month 20-32. Analyses and reporting: month 33-36. Doelstelling: Hemorrhagia post partum (HPP) is de belangrijkste oorzaak van ernstige maternale morbiditeit in Nederland. Zowel disseminatie van een nationale evidence-based richtlijn over HPP als de introductie van de MOET-cursus (Management of Obstetric Emergencies and Trauma-course), een cursus met stapsgewijze, praktische instructies om HPP te voorkomen, hebben niet geleid tot een reductie van HPP: in 2003 was de HPP-incidentie 3.8%, in 2006 5.2%. Onvolledige implementatie van zowel de richtlijn als de MOET-instructies zijn hier zeer waarschijnlijk debet aan. Deze studie beoogt 1) te bepalen in welke mate de richtlijn/MOET-instructies geïmplementeerd zijn; 2) te bestuderen welke beïnvloedende factoren voor adherentie aan de richtlijnen/instructies er zijn; 3) een implementatie strategie te ontwikkelen en te testen, gebaseerd op bevindingen van studies 1 en 2. Opzet en uitkomstmaten: In 20 Nederlandse ziekenhuizen wordt de huidige zorg gemeten aan de hand van kwaliteitsindicatoren die afgeleid worden van de richtlijn/MOET-instructies. Dit gebeurt door, prospectieve observaties van bevallingen van 320 vrouwen met een hoog risico op HPP. Focus groep interviews met ongeveer 30 professionals en 10 patienten en een vragenlijststudie onder Nederlandse gynaecologen en verloskundigen worden gehouden om beïnvloedende factoren voor richtlijnadherentie te bepalen. Een strategie op maat wordt ontwikkeld om de richtlijnen/instructies te implementeren en deze wordt getest in een feasibility studie in 4 ziekenhuizen (120 patiënten; 2 controle, 2 interventie ziekenhuizen). Hierin wordt een effect-, process- en kosten-evaluatie uitgevoerd: aan de hand van de kwaliteitsindicatoren wordt een schatting gemaakt van de effectiviteit van de ontwikkelde strategie; ervaringen van professionals en patiënten met de verschillende elementen van de strategie en met de veranderde zorg worden gemeten evenals de kosten van de geteste strategie. Steekproefgrootte: Voor een precieze schatting van de richtlijnadherentie in Nederland is voor de ‘huidige zorg studie’ een steekproefgrootte bepaald. Bij een richtlijnadherentie van 50%, een precisie van de schatting van 7.5% en een icc van 0,20, dienen 320 vrouwen geïncludeerd te worden. Tijdschema: Voorbereidingsfase: mnd 1-6. Huidige zorg meting: mnd 6-12. Focusgroup interviews: mnd 12-15. Kwantificering knelpunten met vragenlijststudie: mnd 15-18. Data-analyse en ontwikkeling implementatie strategie: mnd 15-20. Feasibility studie: mnd 20-32. Analyse en rapportage: mnd 33-36.

Onderwerpen

Kenmerken

Projectnummer:
170993001
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2009
2012
Onderdeel van programma:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Dr. R.P.M.G. Hermens
Verantwoordelijke organisatie:
Radboudumc