Mobiele menu

Doen of laten? Terugdringen van onnodige zorg 2015-2016

Projectomschrijving

Zorgverleners doen veel ingrepen waarvan de toegevoegde waarde voor de patiënt niet is aangetoond. Zij zijn zich er vaak niet goed van bewust bij welke patiëntengroepen zorg niet of minder effectief is, of op welk moment in het ziekteproces een bepaald type zorg niet of minder effectief is. In verschillende landen bestaan lijsten voor deze zogenoemde beter-niet-doen-zorg. Uitgangspunt van dit Citrienfondsprogramma ‘Doen of laten? Terugdringen van onnodige zorg’ is de overtuiging dat er ook in Nederland veel van deze onnodige zorg is in de vorm van aanbodgevoelige en/of (onder condities) ineffectieve zorg.

Doel

Het reduceren/deïmplementeren van onnodige zorg. Het is wenselijk voor patiënten omdat ze dan niet meer worden blootgesteld aan schadelijke ineffectieve zorg. Bovendien heeft dit in potentie een aanzienlijke kostenreductie tot gevolg.

Aanpak/werkwijze

Er stonden 3 strategieën centraal voor het deïmplementeren van onnodige zorg:

  1. De eerste strategie richtte zich op het in kaart brengen en het deïmplementeren van interventies waarvan wetenschappelijk aangetoond is dat zij geen toegevoegde waarde hebben voor de patiënt of zelfs schadelijk zijn: Better do not.
  2. De tweede strategie richtte zich op het opsporen en deïmplementeren van interventies waarbij zorgverleners beter terughoudender kunnen zijn dan ze gewend waren: Active surveillance.
  3. Bij de derde strategie ginghet om het opsporen en deïmplementeren van zorghandelingen waarvan de waarde voor de patiënt wel is aangetoond, maar die alleen voor een beperkt deel van de patiëntenpopulatie effectief zijn: Selective targeting.

Samenwerkingspartners

We werkten voor het deïmplementeren intensief samenwerken met veel partijen in hun lokale zorgnetwerken, met name de algemene ziekenhuizen, de huisartsen, de patiënten en de zorgverzekeraars.

Resultaten

Er bestaat nu een Beter-niet-doen-lijst. Daarin staat welke specifieke diagnostische en therapeutische interventies zich het best lenen voor deïmplementatie. Daarnaast stelden we een concept deïmplementatiegids op die beschrijft hoe zorgverleners zorg zonder waarde voor de patiënt kunnen stoppen. Ten slotte leverden we 8 uitgewerkte projectvoorstellen op waarmee de regionale teams in de tweede fase (2016-2017) aan de slag kunnen.

Vervolg

Er is een vervolgprogramma gestart Doen of laten? Terugdringen van onnodige zorg 2016-2017.

ZonMw en Citrienfonds

Binnen het Citrienfonds werkt de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra, universitaire medische centra en wij samen om de kwaliteit en betaalbaarheid van de zorg in de toekomst op niveau te houden. Dit doen we met het doel om een duurzame gezondheidszorg te bevorderen.

Producten

Titel: Identifying and prioritizing lower value services from Dutch specialist guidelines and a comparison with the UK do-not-do list.
Auteur: Wammes JJG, Akker-van Marle ME van den, Verkerk EW, Dulmen SA van, Westert GP, Asselt ADI van, Kool RB
Magazine: BMC Medicine

Verslagen


Samenvatting van de aanvraag

Zorgverleners doen veel diagnostische verrichtingen en therapeutische ingrepen waarvan de toegevoegde waarde voor de patiënt niet is aangetoond. (Inter-)nationaal bestaat er draagvlak voor de constatering dat een aanzienlijk deel van de nu aangeboden zorg geen toegevoegde waarde heeft en soms zelf schadelijk kan zijn.

Uitgangspunt van dit Citrienfondsprogramma is de overtuiging dat er ook in Nederland veel van deze zogenoemde onnodige zorg is in de vorm van aanbodgevoelige en/of (onder condities) ineffectieve zorg. Dit gebeurt veelal omdat zorgverleners zich er vaak niet goed van bewust zijn bij welke subpopulaties zorg (in-)effectief is of op welk moment in het ziekteproces een bepaald type zorg (in-)effectief is.

Het reduceren van onnodige zorg is wenselijk voor patiënten omdat ze dan niet meer worden blootgesteld aan schadelijke ineffectieve zorg. Bovendien heeft dit in potentie een aanzienlijke kostenreductie tot gevolg. Van verschillende kanten wordt aangegeven dat van ongeveer de helft van de zorg het de vraag is of deze toegevoegde waarde heeft.

De investeringen in dit Citrienfondsprogramma waren slechts een fractie van de toekomstige opbrengsten. Hierbij stonden 3 strategieën centraal voor het deïmplementeren van onnodige zorg:

  1. De eerste strategie richtte zich op het in kaart brengen en het deïmplementeren van interventies waarvan wetenschappelijk aangetoond is dat zij geen toegevoegde waarde hebben voor de patiënt of zelfs schadelijk zijn: Better do not.
  2. De tweede strategie richtte zich op het opsporen en deïmplementeren van interventies waarbij zorgverleners beter terughoudender kunnen zijn dan ze gewend waren: Active surveillance.
  3. Bij de derde strategie ginghet om het opsporen en deïmplementeren van zorghandelingen waarvan de waarde voor de patiënt wel is aangetoond, maar die alleen voor een beperkt deel van de patiëntenpopulatie effectief zijn: Selective targeting.

In verschillende landen circuleren lijsten voor beter-niet-doen-zorg. Daar besteden ze echter relatief weinig aandacht aan de feitelijke deïmplementatie en aan de vraag hoe zorgverleners samen met de patiënt betere keuzes kunnen maken. Hier ligt dus een belangrijke taak voor de umc’s en hun netwerkpartners om in Nederland de voortrekkersrol te vervullen in wat en hoe te deïmplementeren. Cruciaal was dat de umc’s bij hun plannen voor deïmplementeren intensief samenwerkten met veel partijen in hun lokale zorgnetwerken, met name de algemene ziekenhuizen, de huisartsen, de patiënten en de zorgverzekeraars. Dit programma bestond uit 3 fases.

In de eerste fase (1 maart 2015 – 1 maart 2016) bepaalden we welke specifieke diagnostische en therapeutische interventies zich het best lenen voor deïmplementatie. Er kwam eerst een online survey onder de relevante partijen in Nederland om tot een voorselectie van kansrijke onderwerpen voor deïmplementatie te komen. Parallel hieraan analyseerden we enkele voorbeelden van moeizaam vorderende deïmplementatie in Nederland aan de hand van literatuuronderzoek en interviews.

Vervolgens organiseerden we een internationale werkconferentie om tot definitieve selectie van onderwerpen te komen met als resultaat een realistische, breed gedragen en ambitieuze beter-niet-doen-lijst voor Nederland met maximaal 30 voorbeelden. Behalve het delen van kennis en ervaringen gaven de internationale experts ook toelichting over hoe in andere landen het selectieproces plaatsvond.

Ten slotte verdeelden de umc's de thema’s onder elkaar en stelden zij in combinaties van minimaal 2 umc’s, inclusief hun lokale zorgnetwerken, een plan van aanpak op voor de deïmplementatie.

In de tweede fase (1 maart 2016 tot 1 september 2018) voerden we deze plannen uit onder coördinatie van de umc’s in samenwerking met de verschillende betrokken partijen in de regio. Samenwerking met algemene ziekenhuizen was hierbij een randvoorwaarde met name om voldoende draagvlak te creëren. Ook huisartsen waren intensief bij deze projecten betrokken. Bij deze regionale samenwerking konden de umc’s gebruik maken van bestaande netwerken. De umc’s ontmoetten elkaar ook in leernetwerken om ervaringen te delen en van elkaar te leren.

In de derde fase (1 maart 2018 tot 1 september 2018) verspreidden de umc’s hun kennis. Het doel is om de decentraal ontwikkelde kennis op te schalen naar meer regio’s, waarmee op grote schaal helder wordt welke diagnosen en behandelingen effectief zijn, onder welke omstandigheden en bij welke patiëntencategorieën (opschaling volgens de leernetwerk methode). Op basis van het scala aan ervaringen stelden we een procesverslag en deïmplementatiegids samen. Ook bood een website gedurende het onderzoeksprogramma informatie en een discussieplatform over het deïmplementeren van onnodige zorg.  

Kenmerken

Projectnummer:
839201002
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2015
2017
Onderdeel van programma:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Dr. R.B. Kool
Verantwoordelijke organisatie:
Radboudumc