Bij COVID-19 patiënten is het aantal gevallen van veneuze trombo-embolie (VTE), zoals een trombosebeen of longembolie, opmerkelijk hoog, tot 48% op de IC. De aanwezigheid van VTE zorgt voor ernstiger ziektegevallen en een verhoogd aantal sterftegevallen. Bovendien treedt VTE op ondanks preventieve behandeling met bloedverdunners (heparine). Dit kan duiden op heparineresistentie of de mogelijkheid dat de behandeling met heparine niet de (enige) oplossing is. Om de best mogelijke behandeling van COVID-19-patiënten te vinden, moeten het ziekteproces en risicofactoren worden begrepen, evenals de veiligheid en werkzaamheid van de momenteel voorgeschreven tromboseprofylaxe en behandeling.
In het onderzoek worden de exacte omvang van het aantal VTE-gevallen in Nederland en het effect van de preventieve behandeling met heparine bestudeerd, risicofactoren geïdentificeerd en moet worden voorspeld welke factoren hieraan bijdragen. Tevens wordt aan de hand van laboratoriumonderzoek inzicht verkregen in het ontstaan van VTE. Om te onderscheiden of VTE bij COVID-19 patiënten het resultaat is van een direct effect van het virus of indirect via het afweersysteem, wordt een combinatie van klinische cohortstudies met diepgaande in vivo en in vitro studies uitgevoerd. Om het risico op VTE te voorspellen bij opgenomen COVID-19-patiënten worden patiëntgegevens verzameld en VTE-patiënten geïdentificeerd. Er worden dynamische voorspellingsmodellen ontwikkeld en individuele VTE-risico's ingeschat. COVID-19-patiënten zullen worden gevolgd op de langetermijneffecten van de long- en hartfunctie, functionele status en kwaliteit van leven.
Het project wordt uitgevoerd door het consortium Dutch COVID & Thrombosis Coalition. Hierin participeren alle umc’s en Sanquin. Daarnaast wordt er samengewerkt met meerdere algemene ziekenhuizen. Het onderzoek wordt mede gefinancierd door Trombosestichting Nederland.