Sinds 2020 heeft ZonMw verschillende studies gefinancierd naar besmetting en verspreiding van het coronavirus (SARS-CoV-2). In die onderzoeken wordt het antwoord gezocht op belangrijke vragen. Hoe vindt verspreiding plaats? En wat is de rol van aerosolen? Wie zijn risicogroepen voor besmetting en verspreiding? Wat is de rol van kinderen en scholen? En wat is het risico op herinfectie? Wat is de rol van bron- en contactonderzoek? Hoe kan je besmettingen in publieke ruimtes voorkomen?
Inmiddels zijn al veel resultaten bekend. Hieronder staan alle projecten over dit onderwerp op een rijtje. Ook is er inmiddels een deelprogramma over dit onderwerp, waarin in 2022 en 2023 nieuwe onderzoeken worden gestart. Deelprogramma besmetting en verspreiding
10150062010005
Prof. dr. M.P.G. Koopmans
ErasmusMC
Tijdens dit project hebben onderzoekers de ontwikkeling en verspreiding van COVID-19 in Nederland in kaart gebracht. De informatie die daaruit voortkwam, hebben ze in verschillende fases van de pandemie toegepast. In de eerste fase is de omvang van de pandemie in Nederland ingeschat, daarna is de ontwikkeling van het virus in nertsen onderzocht en is er geprobeerd het virus tussen de nertsenboerderijen terug te dringen.
De onderzoekers hebben de positieve COVID-19 monsters gerangschikt en die binnen een korte tijd beschikbaar gesteld op internationale databases, zoals GISAID en het ENA. Hierdoor konden snel opmerkelijke signalen detecteren. Zo hebben ze kunnen laten zien dat de op dat moment geldende veiligheidsmaatregelen in een nertsenboerderij goed werkten om de verdere verspreiding naar omwonenden te minimaliseren. Verder hebben de onderzoekers na de eerste vaccinaties en de opkomst van verschillende COVID-19 varianten de doorbraakinfecties (positief testen na de volledige vaccinatie) in kaart gebracht. Zo waren de onderzoekers in staat om de opkomst van de verschillende varianten in een vroeg stadium aan te treffen.
Tot slot, richtten de onderzoekers op herinfecties en de immuungecompromitteerde patiënten die gedurende langere tijd positief bleven voor COVID-19. Op deze manier hebben zij de gehele ontwikkeling van het virus in een persoon, die 42 weken lang geïnfecteerd was, gepeild. Dit resulteerde uiteindelijk in een creatie van een duidelijke analyse pijplijn die de antigene eigenschappen van COVID-19 in kaart brengt.
Voor meer informatie, bekijk de projectpagina.
10150062010006
Dr. M.L.A. de Hoog
UMC Utrecht
Binnen de CoKids-studie hebben de onderzoekers het vóórkomen van COVID-19 en andere luchtweginfecties onderzocht bij 307 gezinnen met kinderen in verschillende leeftijdsgroepen. De gezinsleden zijn regelmatig getest op het coronavirus ongeacht klachten. Wanneer een gezinslid positief was getest, of wanneer hij/zij luchtwegklachten ontwikkelde, volgde een periode van intensieve monitoring van het hele gezin gedurende 3-6 weken. De verspreiding van het coronavirus is in kaart gebracht door bemonstering van gezinsleden, bloedonderzoek en het dagelijks registreren van gezondheidsklachten. Hieruit is naar voren gekomen dat:
1. kinderen vaker een COVID-19 infectie doormaken dan vooraf werd gedacht op basis van eerdere registratiedata;
2. de symptomen en ernst van COVID-19 infectie bij kinderen niet te onderscheiden is van andere veel voorkomende luchtweginfecties;
3. kinderen een grote rol spelen in de verspreiding van COVID-19 binnen huishoudens; met name jonge kinderen geven het vaker door aan hun ouders. Dit heeft vermoedelijk te maken het soort contact (verzorging, knuffelen) waarbij afstand bewaren niet mogelijk is.
Voor meer informatie, bekijk de projectpagina.
10430022010002
Prof. Dr. K. Stronks
Amsterdam UMC
Uit het onderzoek blijkt dat allochtonen (mensen met een migratieachtergrond) in Nederland meer kans hebben om (zwaarder) getroffen te worden door coronavirus. Bij deze bevolkingsgroepen lag (tijdens de eerste en tweede golf) het aantal overlijdensgevallen als gevolg van COVID-19 per 100.000 personen 1,7 keer hoger dan bij de bevolking van Nederlandse herkomst. Ook lagen de infecties tijdens de tweede golf lagen bij deze groepen twee tot vier maal hoger.
Verder toont onderzoek aan dat allochtonen werden vaker opgenomen in het ziekenhuis vanwege de ernst van de coronaklachten. Niettemin waren de gezondheidsuitkomsten (IC opnamen, sterfte) voor beide groepen dezelfde. Tot slot is er aangetoond dat de vaccinatiebereidheid onder allochtonen lager is en dat zij harder zijn geraakt door de coronamaatregelen, wat betreft toename van ongezond gedrag, verminderde toegang tot niet-COVID zorg, en mentale gezondheid.
Voor meer informatie, bekijk de projectpagina.
10430022010018
Dr. Q.A. ten Bosch
Wageningen University & Research
Binnenruimtes (restaurants, kantoren, winkels, etc.) spelen een belangrijke rol bij de verspreiding van SARS-CoV-2. Daarom is naleving van regels, met name in deze ruimtes, van groot belang.
In deze studie wordt onderzocht hoe effectief de maatregelen zijn voor het reduceren van de verspreiding van SARS-CoV-2 in binnenruimtes bij een verminderde naleving van de regels.
De onderzoekers combineren virologische en epidemiologische data om de verspreiding van het virus in binnenruimtes beter te begrijpen. Met data uit crowd-monitoringssystemen van voor, tijdens en na de 'intelligente lockdown' zal de veranderende naleving van regels onderzocht worden. Met een simulatie game, gebaseerd op deze data, wordt de verspreiding van SARS-CoV-2 in binnenruimtes voor een groot aantal scenario’s en bij een veranderende naleving van regels onderzocht.
Voor meer informatie, bekijk de projectpagina.
10430022010022
Dr. A.A. Matser
GGD Amsterdam
Bron- en contactonderzoek (BCO) is van groot belang om verspreiding van het coronavirus te beperken. Om de effectiviteit van BCO te onderzoeken en te verbeteren, starten zeven GGD’en (Amsterdam, Zuid-Limburg, Rotterdam-Rijnmond, Groningen, Flevoland, Hart voor Brabant, Regio Utrecht) en het RIVM-CIb een gezamenlijk wetenschappelijk project: CONTROL. CONTROL gaat het proces en de effectiviteit van het BCO beoordelen. De kenmerken van mensen met het coronavirus en hun contacten zijn hierbij bepalend voor de doorlooptijd en de effectiviteit van het BCO. Verder is het van belang om te onderzoeken welke factoren de verdere virusverspreiding beïnvloeden. Daarnaast wordt er een tool ontwikkeld om bij mensen met het coronavirus (die mogelijk veel anderen kunnen besmetten) snel en intensief BCO te doen. Uiteindelijk, in overleg met veldpartijen, wordt er aan de hand van de opgestelde barrières en succesbepalende factoren voor het BCO een verbeterplan ontwikkeld.
De eerste resultaten uit de regio Amsterdam-Amstelland tonen aan dat vrouwen, ouderen, personen woonachtig in Amsterdam (vs. buurgemeenten), personen geboren buiten Nederland, en personen woonachtig in buurten met een lagere sociaal economische status een verhoogde kans hadden om zich later aan te melden voor een coronatest. Er is daarom meer aandacht nodig voor het tijdig testen om verdere verspreiding van het virus te voorkomen. Verder blijkt dat het gebruik van de CoronaMelder app in deze regio beperkt is. Om de impact van de app te vergroten moet het gebruik ervan onder jongeren, personen met migratieachtergrond en onder personen met veel contacten beter gestimuleerd worden.
Voor meer informatie, bekijk de projectpagina.
10430022010023
Dr. J.J. Sikkens
Amsterdam UMC - locatie VUmc
Dit project heeft tijdens de COVID-19 pandemie plaatsgevonden. Om dit project te realiseren, hebben 800 ziekenhuismedewerkers een vragenlijsten ingevuld en bloed afgegeven. Het bleek al snel dat de medewerkers die met COVID-19 patiënten werkten, vaker zelf besmet raakten met het virus. Aan de hand van de genetische analyse is te concluderen dat de virusoverdracht vindt het vaakst plaats van medewerker-naar-medewerker dan van patiënt-naar-medewerker. Daarnaast tonen de resultaten dat er een zekere kruisbescherming lijkt te bestaan tegen COVID-19. Dit gebeurt dankzij eerder verkregen antistoffen tegen een andere vorm van het coronavirus dat gewoonlijk verkoudheid veroorzaakt (OC43).
Het onderzoek naar de immuunrespons na de vaccinatie toont aan dat de medewerkers, die reeds het coronavirus hebben gehad, een vergelijkbare of juist betere antistofrespons vertoonden na één vaccinatie met BNT162b2 (Pfizer) dan de medewerkers al twee keer gevaccineerd zijn, maar nog niet geïnfecteerd zijn geweest. De resultaten van dit onderzoek zijn van belang op het gebied van infectiepreventie, vaccinontwikkeling en het vaccinatiebeleid.
Voor meer informatie, bekijk de projectpagina.
10430022010024
Dr. P.C.J. Bruijning-Verhagen
UMC Utrecht
Dit onderzoek richtte zich op het vastleggen van de omvang de transmissie van het coronavirus in de periode van vóór de vaccinaties, het binnenklimaat en de verzachting van de coronamaatregelen in het voortgezet onderwijs. Hiervoor werden de omgevings-en virologische metingen in experimentele settingen en veldstudies, aangevuld met vier gedetailleerde coronavirus-uitbraken, in 18 VO-scholen onderzocht.
Tijdens een periode met lage populatie-immuniteit en beperkte maatregelen in het onderwijs, was er sprake van onopgemerkte coronavirus transmissie op scholen. De landelijke overheidsmaatregelen gericht op de vermindering van contacten bleken effectief te zijn in het verlagen van de coronavirusbesmettingen in scholen. Het additioneel positief effect van de lokale maatregelen (opgelegd door de scholen zelf) werd niet gevonden. Verder werden er diverse aanpassingen in de ventilatiepraktijken doorgevoerd om de generaliseerbaarheid van de condities enigszins te beperken. Echter, er is geen verband gevonden tussen hogere CO2-gehalte in klaslokalen en de toenemende besmettingen in scholen. Ook ontbrak er bewijs voor grootschalige omgevingscontaminatie met het virus, ook niet tijdens uitbraken.
De gezamenlijke resultaten van dit onderzoek suggereren dat de transmissie via de lucht over langere afstanden en onder de heersende omstandigheden in scholen een beperkte rol spelen. Het onderzoek heeft ook bijgedragen aan de verbetering van bemonsteringstechnieken voor virusbevattende aerosolen en CO2-metingen in klaslokalen.
Voor meer informatie, bekijk de projectpagina.
10430362210002
prof. Dr. M.D. de Jong
Amsterdam UMC
Herinfecties met het coronavirus komen regelmatig voor vanwege afnemende immuniteit na een eerdere infectie en/of vaccinatie en het verschijnen van nieuwe virusvarianten die de bestaande immuniteit gedeeltelijk omzeilen. Om deze redenen bestaat er nog steeds een risico op nieuwe coronagolven, met name tijdens het winterseizoen. Daarom is het van belang om de duur van de beschermende immuniteit en het risico op herinfecties, inclusief de invloed hiervan op de individuele gezondheid beter leren te begrijpen. Zo is het mogelijk om beter voorbereid te zijn op nieuwe coronagolven en om de benodigde zo gericht mogelijk toe te passen. Dit project richt zich dus op onderzoek naar risicofactoren voor herinfecties (inclusief eventueel afnemende immuniteit tegen het coronavirus) en naar wat deze infecties betekenen voor de gezondheid en het dagelijks functioneren op de korte en lange termijn.
Voor dit onderzoek is het nodig om een grote aantal mensen te bestuderen. Dit is te realiseren door middel van een samenwerking met zeven lopende cohortstudies waarin volwassenen en kinderen met een doorgemaakte COVID-19 zijn bestudeerd. Omdat deze mensen langdurig en nauwkeurig gevolgd zijn, is er al veel belangrijke informatie over, bijvoorbeeld eerdere infecties en vaccinaties beschikbaar. Het doel van dit project is om bij circa 1.350 deelnemers (+- 300 kinderen, 1050 volwassenen) van deze cohorten, op vier 3-maandelijkse tijdspunten bloedmonsters voor immunologische bepalingen, gegevens over gezondheid en functioneren te verzamelen. De deelnemers krijgen de opdracht om bij luchtwegklachten, naast een corona zelf-test, thuis extra luchtwegmonsters af te nemen voor diagnostiek in het laboratorium. Op basis van eerdere gegevens van de individuele cohortstudies, aangevuld met deze nieuw verzamelde gegevens, worden nauwkeurige analyses verricht om het risico op herinfecties en de impact hiervan op de gezondheid en samenleving beter te begrijpen.
Voor meer informatie, bekijk de projectpagina.
10430012010022
Prof. dr. D. Lohse
University Twente
Om de COVID-19 pandemie te bedwingen, is het van belang om de verspreiding van het dodelijke coronavirus tegen te gaan. Het virus verspreidt zich door kleine druppels met virusdeeltjes bij praten, hoesten, kuchen, niezen, zingen, etc. Helaas is er nog niet veel bekend over deze kleine druppels.
Daarom is het doel van dit onderzoek het meten en begrijpen van het vrijlaten en verspreiden van ademdruppeltjes in een turbulente stroming wanneer iemand praat, hoest, zingt, roept en ademt. Daarnaast wordt onderzocht in hoeverre de radius van de uitgestoten druppels afneemt door verdamping in de turbulente stroming. De onderzoekers hopen met de resultaten van dit onderzoek goede strategieën voor de ventilatie te vinden en antwoorden te geven over het nut van het dragen van de mondkapjes.
Om te voorspellen hoe druppeltjes, gevormd in de longen en keel, zich verspreiden in een stroom wordt in deze studie onderzoek gedaan naar de rol van het verdampingsproces van druppels. In deze studie is daarom een nieuwe opstelling ontwikkeld waarin de temperatuur en luchtvochtigheid geregeld wordt. In de opstelling zijn verstuivers gebruikt om kleine druppeltjes te genereren, net zoals in de luchtwegen. Met behulp van Fase Doppler anemometrie is de snelheid en grootte van de druppel in kaart gebracht. Hieruit is gevonden dat voor niet-waterig vloeistoffen het verdampingsproces in twee delen verloopt. Ten eerste zal de niet-waterige fluorfluorether verdampen, waardoor deze afneemt temperatuur kan dit zo koud worden dat bij een hoge luchtvochtigheid water kan gaan condenseren op het oppervlak. Omdat deze twee vloeistoffen niet kunnen mengen, zal deze binaire druppel anders verdampen dan een gewone druppel. Nadat alle hydrofluorether is verdampt, blijft er een waterdruppel achter en deze zal langzamer verdampen, vooral bij een hoge luchtvochtigheid, dan de zeer vluchtige fluorwaterstof. Door het modelleren het verdampingsproces van deze binaire druppeltjes, kunnen onderzoekers nu precies de levensduur voorspellen van dergelijke druppels in een turbulente stroom.
Voor meer informatie, bekijk de projectpagina.
10430022010001
Prof. dr. ir. J.A.P. Heesterbeek
Universiteit Utrecht
In dit eenjarige project hebben 14 groepen bestaande uit epidemiologen, medisch onderzoekers, wiskundigen, fysici en psychologen van 10 instellingen samengewerkt aan diverse problemen die te maken hebben met de bestrijding van het coronavirus. Samen hebben zij nieuwe methoden ontwikkeld om betere modellen te maken, bijvoorbeeld door rekening te houden met reisgedrag en regionale verschillen, en methoden om risicogedrag beter in kaart te brengen. Verder is er een groot aantal relevante vragen voor het coronabeleid bestudeerd. De voorbeelden zijn:
- De effectiviteit van contact tracering
- De bijdrage van de CoronaMelder-app
- Massaal testen als middel om de maatregelen in de samenleving sterk te reduceren
- Veilige manieren om evenementen te organiseren
- Effecten van het openen of sluiten van scholen
- De meest effectieve manier om verspreiding in ziekenhuizen te beperken
- Manieren om met efficiënt testen restaurant bezoek mogelijk te maken.
De resultaten zijn vastgelegd in 27 wetenschappelijke artikelen die allen vrij beschikbaar komen en grotendeels al zijn.
Voor meer informatie, bekijk de projectpagina.
10430362210001
Dr. L.W. van Buul
Amsterdam UMC – locatie VUmc
Verpleeghuizen zijn sinds het voorjaar van 2020 op meerdere vlakken hard getroffen door COVID-19. Om besmettingen en verdere verspreiding van COVID-19 te voorkomen, zijn er verschillende preventieve maatregelen genomen. Naast het voorkomen van nieuwe besmettingen, hebben deze maatregelen ook nadelen. Bewoners van verpleeghuizen hebben hierdoor een lagere kwaliteit van leven en zorgprofessionals ervaren een lagere werkkwaliteit.
Dit project heeft als doel passende maatregelen te vinden die COVID-19 en Influenza uitbraken in verpleeghuizen voorkomen en bestrijden. Deze maatregelen zullen een zo klein mogelijk effect hebben op de kwaliteit van leven en werken in de verpleeghuizen. Om dit project te realiseren worden dertig verpleeghuisorganisaties gecontacteerd met de vraag hoe zij zich hebben voorbereid op uitbraken van COVID-19 en Influenza in het najaar van 2022. Daarna worden de verpleeghuisorganisaties waar een uitbraak van COVID-19 of Influenza plaatsvindt gevolgd. Vervolgens is het de bedoeling om te kijken of ze in staat zijn hun voorbereiding(en) goed uit te voeren en hoe dat eventueel verbeterd kan worden. Als laatste krijgen de bewoners, naasten en zorgprofessionals de kans om hun mening te geven omtrent hoe zij deze periode hebben ervaren. Alle resultaten worden verwerkt tot een advies voor passende maatregelen die COVID-19 en Influenza uitbraken in verpleeghuizen voorkomen en bestrijden.
Voor meer informatie, bekijk de projectpagina.