Mobiele menu

Omvang en ontstaansmechanismen van schouderblessures bij wedstrijdzwemmers.

Projectomschrijving

Onderzoek laat zien dat schouderblessures de meest voorkomende, vaak langdurige blessures zijn bij wedstrijdzwemmers. Onduidelijk is echter hoe groot het probleem is van schouderblessures bij talentvolle Nederlandse zwemmers. Daarnaast is er weinig bekend over de risicofactoren van het ontstaan van deze blessures. Het doel van dit project is inzicht krijgen in de omvang van schouderblessures bij talentvolle zwemmers. Tevens wordt onderzocht of er een relatie is tussen zwemtechniek en het ontstaan van schouderblessures.

Gedurende één zwemseizoen is een prospectief cohort onderzoek uitgezet bij 128 talentvolle wedstrijdzwemmers. De techniek van de borstcrawl werd tijdens een 200 meter race vastgelegd op video. Markers op de zwemmers zijn gebruikt om de schouderelevatie tijdens de glijfase, de mate van het zwemmen met een dropped elbow en het passeren van de verticale middenas bij insteek in kaart te brengen. Na deze meting hebben de zwemtalenten gedurende een heel zwemseizoen een digitaal logboek bijgehouden om schouderblessures te registreren.

Tien zwemmers konden niet meegenomen worden in de analyses, omdat vijf gestopt waren met zwemmen gedurende het seizoen, één persoon bleek niet goed met de markers te kunnen zwemmen en bij vier personen waren er problemen met de opnameapparatuur. Van de overgebleven 118 zwemmers was 51,7% man en de gemiddelde leeftijd was 13,9 jaar (sd = 1,89; range = 11 – 20 jaar). In totaal raakte 28,8% van de zwemmers gedurende één jaar geblesseerd aan de schouder. Chi-kwadraat testen lieten zien dat de middenas overschrijven met de hand en het zwemmen met een dropped elbow zijn gerelateerd aan het ontstaan van een schouderblessure. Er werd geen relatie gevonden tussen schouderelevatie en schouderblessures.

Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat talentvolle zwemmers een groot risico hebben om een schouderblessure op te lopen. Dit risico wordt verhoogd door bepaalde kenmerken in de zwemtechniek.

Producten

Titel: Omvang en risicofactoren van schouderblessures bij talentvolle zwemmers
Titel: Optimising filtering parameters for a 3D motion analysis system
Titel: Shoulder flexibility in talented, competitive swimmers.

Verslagen


Eindverslag

Onderzoek laat zien dat schouderblessures de meest voorkomende, vaak langdurige blessures zijn bij wedstrijdzwemmers. Onduidelijk is echter hoe groot het probleem is van schouderblessures bij talentvolle Nederlandse zwemmers. Daarnaast is er weinig bekend over de risicofactoren van het ontstaan van deze blessures. Het doel van dit project is inzicht krijgen in de omvang van schouderblessures bij talentvolle zwemmers. Tevens wordt onderzocht of er een relatie is tussen zwemtechniek en het ontstaan van schouderblessures.
Gedurende één zwemseizoen is een prospectief cohort onderzoek uitgezet bij 128 talentvolle wedstrijdzwemmers. De techniek van de borstcrawl werd tijdens een 200 meter race vastgelegd op video. Markers op de zwemmers zijn gebruikt om de schouderelevatie tijdens de glijfase, de mate van het zwemmen met een dropped elbow en het passeren van de verticale middenas bij insteek in kaart te brengen. Na deze meting hebben de zwemtalenten gedurende een heel zwemseizoen een digitaal logboek bijgehouden om schouderblessures te registreren.
Tien zwemmers konden niet meegenomen worden in de analyses, omdat vijf gestopt waren met zwemmen gedurende het seizoen, één persoon bleek niet goed met de markers te kunnen zwemmen en bij vier personen waren er problemen met de opnameapparatuur. Van de overgebleven 118 zwemmers was 51,7% man en de gemiddelde leeftijd was 13,9 jaar (sd = 1,89; range = 11 – 20 jaar). In totaal raakte 28,8% van de zwemmers gedurende één jaar geblesseerd aan de schouder. Chi-kwadraat testen lieten zien dat de middenas overschrijven met de hand en het zwemmen met een dropped elbow zijn gerelateerd aan het ontstaan van een schouderblessure. Er werd geen relatie gevonden tussen schouderelevatie en schouderblessures.
Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat talentvolle zwemmers een groot risico hebben om een schouderblessure op te lopen. Dit risico wordt verhoogd door bepaalde kenmerken in de zwemtechniek.

Onderzoek laat zien dat schouderblessures de meest voorkomende, vaak langdurige blessures zijn bij wedstrijdzwemmers. Onduidelijk is echter hoe groot het probleem is van schouderblessures bij talentvolle Nederlandse zwemmers. Het doel van dit project is inzicht krijgen in de omvang en ontstaansmechanismen van schouderblessures bij talentvolle wedstrijdzwemmers. Deze doelstelling is vertaald naar twee hoofdvragen:
1. Wat is de incidentie van schouderblessures bij talentvolle wedstrijdzwemmers?
2. Is er een verband tussen zwemtechniek en het ontstaan van schouderblessures?

Gedurende één zwemseizoen wordt een prospectief cohort onderzoek uitgezet bij talentvolle wedstrijdzwemmers. Deze zwemmers worden uitgenodigd voor een zwemclinic in Eindhoven. Tijdens deze clinic wordt onder andere een lichamelijk onderzoek verricht om de beweeglijkheid van de schoudergordel in kaart te brengen en wordt de techniek van de borstcrawl tijdens een 200 meter race vastgelegd op video. Na deze meting houden de zwemtalenten gedurende een heel zwemseizoen een digitaal logboek bij. In dit logboek worden de trainingsbelasting, blessures en blessurebehandelingen geregistreerd. Aan het eind van het zwemseizoen wordt berekend wat de omvang is van schouderblessures en of de geblesseerde groep zwemmers een afwijkende techniek heeft ten opzichte van de niet geblesseerde groep zwemmers.

De KTS groep zwemmen vertaalt de onderzoeksresultaten naar direct bruikbare informatie voor de eindgebruiker (talentvolle zwemmers) en intermediairen (zwemcoaches en (para)medici die zwemmers begeleiden). Kennisoverdracht en implementatie van de concrete toepassing en de publicaties vinden plaats via congressen, opleidingen, websites en vakbladen.

Samenvatting van de aanvraag

Onderzoek laat zien dat schouderblessures de meest voorkomende, vaak langdurige blessures zijn bij wedstrijdzwemmers. Negen op de tien wedstrijdzwemmers heeft ooit wel eens een schouderblessure opgelopen. De helft van de wedstrijdzwemmers heeft last van schouderklachten die langer duren dan drie weken. Terugkeer op het oude niveau is zeer lastig. Voor talentvolle zwemmers zijn schouderblessures zelfs een belangrijke reden om te stoppen met de zwemsport. Onduidelijk is echter hoe groot het probleem is van schouderblessures bij talentvolle Nederlandse zwemmers. Een korte inventarisatie bij de trainers van de E.ON-Talent Centra laat zien dat 13% van de zwemmers in drie maanden een schouderklacht ontwikkelt. Naast het feit dat er weinig bekend is over de omvang van schouderproblemen bij zwemmers is er ook een kennislacune op het gebied van risicofactoren van het ontstaan van deze blessures. De volgende zwemtechnieken worden in verband gebracht met schouderblessures: 1. Het overschrijden van de verticale middenas tijdens de insteek en de stuwfase; 2. Een hoge elleboog of juist een dropped elbow tijdens de overhaal en stuwfase; 3. Een geforceerde anteflexie in het schoudergewricht tijdens de glijfase, eventueel gecombineerd met een exorotatie van de hand. Deze techniekkenmerken zouden zorgen voor een toegenomen impingement in het schoudergewricht met overbelasting en uiteindelijk blessures als gevolg. Er zijn echter geen empirische gegevens beschikbaar die deze aannames onderbouwen. Het doel van dit project is inzicht krijgen in de omvang en ontstaansmechanismen van schouderblessures bij talentvolle wedstrijdzwemmers. Deze doelstelling is vertaald naar twee hoofdvragen: 1. Wat is de incidentie van schouderblessures bij talentvolle wedstrijdzwemmers? 2. Is er een verband tussen zwemtechniek en het ontstaan van schouderblessures? Deze laatste vraag is uitgesplitst in drie deelvragen: • Is er een verband tussen maximale, geforceerde elevatie in de schouder tijdens de glijfase en het ontstaan van schouderblessures? • Is er een verband tussen 'dropped elbow' en het ontstaan van schouderblessures? • Is er een verband tussen het overschrijden van de verticale lichaamsas met de hand en het ontstaan van schouderblessures? Gedurende één zwemseizoen wordt een prospectief cohort onderzoek uitgezet bij talentvolle wedstrijdzwemmers. Deze zwemmers worden uitgenodigd voor een zwemclinic in Eindhoven, waarbij de volgende variabelen worden vastgelegd: 1. Achtergrondgegevens, zoals leeftijd, geslacht, zwemclub, aantal jaren beoefening zwemsport, trainingsuren vorig seizoen, persoonlijke records, blessurehistorie en beoefening andere sporten; 2. Lichamelijk onderzoek waarin lengte, gewicht en vetpercentage worden gemeten. Aan de hand van een testbatterij wordt de beweeglijkheid van de schoudergordel onderzocht. 3. De techniek van de borstcrawl wordt tijdens een 200 meter race vastgelegd op video. Markers op de zwemmers worden gebruikt om onder andere de schouderelevatie tijdens de glijfase, de mate van het zwemmen met een dropped elbow en het passeren van de verticale middenas bij insteek en doorhaal vast te leggen. Door middel van de gebruikte technologie kan een 3D-reconstructie gemaakt worden van de bewegingsbaan van de arm van de zwemmer. Door dit zowel tijdens de eerste als de laatste baan te meten kan ook bekeken worden of er techniekveranderingen optreden bij vermoeidheid en of er techniekverschillen bestaan tussen geblesseerden en niet geblesseerden. Na deze meting houden de zwemtalenten gedurende een heel zwemseizoen een digitaal logboek bij. Dit logboek wordt op dit moment al gebruikt bij de Nationale Jeugdselectie en wordt op een aantal kleine punten uitgebreid. In dit logboek worden de trainingsbelasting, blessures en blessurebehandelingen geregistreerd. Aan het eind van het zwemseizoen wordt berekend wat de omvang is van schouderblessures. Zowel prevalentie als incidentie worden berekend. Vervolgens worden de zwemmers geselecteerd die gedurende de onderzoeksperiode geblesseerd zijn geraakt aan de schouder. Met behulp van een logistische regressieanalyse wordt getoetst of de geblesseerde zwemmers significant verschillen van de niet geblesseerde zwemmers op basiskenmerken, zoals leeftijd, geslacht, trainingsminuten en wedstrijdminuten. Vervolgens wordt onderzocht met behulp van logistische regressieanalyse of de geblesseerde groep een afwijkende techniek heeft ten opzichte van de niet geblesseerde groep zwemmers. Mogelijke confounders worden meegenomen in dit model. De KTS groep zwemmen vertaalt de onderzoeksresultaten naar direct bruikbare informatie voor de eindgebruiker (talentvolle zwemmers) en intermediairen (zwemcoaches en (para)medici die zwemmers begeleiden). Kennisoverdracht en implementatie van de concrete toepassing en de publicaties vinden plaats via congressen, opleidingen, websites en vakbladen.

Onderwerpen

Kenmerken

Projectnummer:
75020018
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2012
2014
Onderdeel van programma:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Dr. J.H. Stubbe
Verantwoordelijke organisatie:
TNO