Mobiele menu

Optimal strategy for (early) diagnosis of heart failure

Projectomschrijving

Hartfalen is een ongeneeslijke aandoening waarvan het voortschrijden met medicijnen en leefregels kan worden geremd. Hoe eerder de diagnose wordt gesteld, des te beter de vooruitzichten. Vroege diagnose is een taak van de huisarts. Deze beschikt echter over beperkte diagnostische mogelijkheden (anamnese, lichamelijk onderzoek). Dit leidt tot over- en onderdiagnostiek. In Utrecht is nagegaan welke aanvullende diagnostische testen de huisarts helpen om met meer juistheid de diagnose hartfalen te stellen. Het onderzoek wijst uit dat een bloedtest (meten van de hoeveelheid NTproBNP in het bloed) aanvullend aan anamnese en lichamelijk onderzoek de zekerheid van de diagnose het beste verbetert. Het onderzoek heeft een formule opgeleverd waarmee de huisarts aan de hand van diverse gegevens (leeftijd, medicijngebruik, gegevens uit lichamelijk onderzoek, NTproBNP-waarde enz,) een score kan berekenen die de waarschijnlijkheid van de diagnose hartfalen aangeeft. Het verbeterde verwijsbeleid dat hierdoor ontstaat, maakt het toevoegen van de NTproBNP-bepaling aan de diagnostiek kosteneffectief.

Verslagen


Eindverslag

Voor hartfalen zijn er behandelingen die levensverlengend zijn en de kwaliteit van leven verhogen. Daartoe is een tijdige diagnose van groot belang. Het vroegtijdig diagnosticeren van hartfalen is primair een taak van de huisarts, maar is op basis van beschikbare diagnostiek (anamnese, lichamelijk onderzoek) niet eenvoudig. Dit leidt vaak tot onder- en overdiagnostiek en ondoelmatig gebruik van diagnostische en therapeutische voorzieningen. Aanvullende diagnostiek in de eerste lijn zou nuttig zijn, maar wetenschappelijk onderzoek naar de toegevoegde waarde van deze soms belastende en kostbare testen ontbreekt. Onderzoeksvraag: Wat is de optimale combinatie van diagnostische testen bij patiënten die zich bij de huisarts presenteren met klachten suggestief voor hartfalen en hoe verhoudt de effectiviteit zich tot de kosten? Bij patiënten met acute benauwdheid die zich in een ziekenhuis melden is het B-type natriuretisch peptide ((NTpro)BNP) bewezen waardevol bij het aantonen van hartfalen. De (NTpro)BNP meting is een eenvoudige bloedbepaling en ook voor de huisarts beschikbaar, itt een echografisch onderzoek van het hart dat als het belangrijkste onderzoek voor hartfalen wordt beschouwd, maar waarvoor speciaal personeel en apparatuur is vereist. Doel van het Utrecht HartFalen Onderzoek - Differentiaal Diagnostiek (UHFO-DD) was te onderzoeken welke combinatie van bevindingen bij anamnese en lichamelijk onderzoek de aan- of afwezigheid van hartfalen het best kan voorspellen en wat de toegevoegde waarde is van NTproBNP en andere aanvullende testen in de huisartspraktijk. Studie-opzet: cross-sectioneel onderzoek in ongeveer 250 huisartspraktijken en 8 poliklinieken in Nederland. Alle patiënten in het afferentiegebied van de deelnemende ziekenhuizen die de huisarts consulteerden met klachten suggestief voor hartfalen (m.n. kortademig bij inspanning, vermoeidheid, oedeem) kwamen voor het onderzoek in aanmerking. Na informed consent werden deze patiënten door de huisarts, voordat deze therapie had ingesteld of gewijzigd, verwezen naar de ‘rapid access’ polikliniek in een van de deelnemende centra. Van elke patiënt werden de volgende diagnostische parameters gestandaardiseerd vastgelegd: anamnese, lichamelijk onderzoek, ECG, thoraxfoto, longfunctiemeting, bloedonderzoek (w.o. NTproBNP) en echocardiogram. Ook werd 6 maanden follow-up meegenomen (o.a de reactie op gerichte therapie) om de diagnostische zekerheid te vergroten. Een expert-panel bepaalde of er sprake was van hartfalen ("gouden" (referentie)standaard). Resultaten: 721 patiënten werden bereid gevonden mee te doen in 8 Nederlandse ziekenhuizen (Deventer ZH, St Antonius ZH Nieuwegein, UMC Utrecht, MESOS Utrecht, Meander MC Amersfoort, Isala Zwolle, Catharina ZH Eindhoven, OLVG Amsterdam). De patiënten bleken te verschillen van patiënten die zich melden met acute benauwdheid op een SEH ziekenhuisafdeling: ze waren b.v. gemiddeld 71 jaar en 65% was vrouw; de ziekenhuispopulatie is jonger en vaker man). 207 patiënten kregen de diagnose hartfalen (28.7%). Met de gegevens uit anamnese en lichamelijk onderzoek komt de berekende mate van zekerheid van de diagnose hartfalen uit op 0.818 (hiervoor werd de c waarde berekend, deze is 0.5 bij dezelfde zekerheid als het opgooien van een munt en 1.0 bij volledige zekerheid). De items uit anamnese met de beste diagnostische waarde waren leeftijd, bekend met kransslagaderlijden (hartinfarct, PCI-behandeling of bypassoperatie), gebruik van lisdiuretica en/of ACEremmers) en uit het lichamelijk onderzoek waren het vergroot hart, hartruis, tekenen van vochtstuwing in de longen en verhoogde centraal veneuze druk. Vervolgens werd de toegevoegde waarde (bovenop die klinische items) berekend van lab (zonder NTproBNP): c waarde=0.826; ECG: 0.833; longfunctie: 0.824; thoraxfoto: 0.852 en enkel NTproBNP: 0.857. Conclusie: in een patiëntenpopulatie die de huisarts verdenkt van hartfalen, is bovenop de gegevens die de huisarts na anamnese en lichamelijk onde

Samenvatting van de aanvraag

Doel. Het diagnostiseren van hartfalen is primair een taak van de huisarts, maar is op basis van het huidige beschikbare diagnostische arsenaal, m.n. anamnese/lichamelijk onderzoek, niet eenvoudig. Dit leidt vaak tot onder- en overdiagnostiek en ondoelmatig gebruik van therapeutische voorzieningen. Aanvullende diagnostica, zoals ECG, longfunctiemetingen en een proefbehandeling met furosemide, maar ook neuropeptiden en echocardiografie (die steeds vaker beschikbaar komen voor de huisarts), zouden zeer nuttig kunnen zijn. Wetenschappelijk onderzoek naar de toegevoegde waarde (aan anamnese en lichamelijk onderzoek) van deze meer of minder belastende en kostbare, testen ontbreekt. Zodoende is nog onbekend wat voor de huisarts, bovenop anamnese en lichamelijk onderzoek, de meest optimale strategie (volgorde) is van deze testen, d.w.z. het meest effectief is in termen van percentage correct gestelde diagnosen. Onderzoeksvragen. 1. Wat is de optimale strategie van diagnostische testen bij patiënten die zich bij de huisarts presenteren met klachten suggestief voor hartfalen? 2. Hoe verhoudt de effectiviteit van verschillende diagnostische strategieën zich tot de kosten? Studie-opzet Cross-sectioneel onderzoek in ongeveer 250 huisartspraktijken en 5 poliklinieken van ziekenhuizen in de omgeving vanUtrecht, Amsterdam en Deventer. Studiepopulatie/databronnen. Gedurende 1,5 jaar komen alle patiënten in het afferentiegebied van de deelnemende ziekenhuizen die de huisarts consulteren met klachten suggestief voor hartfalen (met name dyspnoe (d'effort), vermoeidheid, oedeem) voor het onderzoek in aanmerking. Na informed consent, worden deze patiënten door de huisarts verwezen, in principe voordat deze therapie instelt of wijzigt, naar speciaal ingerichte rapid access hartfalenpoliklinieken in een van de deelnemende centra. Diagnostische procedures. Van elke patiënt (n=700) worden de volgende diagnostische parameters via een gestandaardiseerde work-up achtereenvolgens vastgelegd: klachten/symptomen, voorgeschiedenis en medicatie (anamnese/lichamelijk onderzoek), ECG, thoraxfoto, longfunctiemeting, serumbepalingen(m.n. Hb, TSH), neuropeptiden (m.n. N-ANP en (N-)BNP) en (Doppler)echocardiografie.Tevens zal bij elke patiënt zonder contra-indicatie een 7-daagse "diagnostische" proefbehandeling met furosemide worden gestart. Teneinde veranderingen na deze proefbehandeling vast te stellen worden de patiënten na 7 dagen nogmaals onderzocht op de polikliniek op aanwezigheid van klachten/symptomen en wordt opnieuw het gewicht bepaald. Tevens worden de medische gegevens van de patient betreffende de eerste 6 maanden na het polikliniekbezoek verzameld. Aangezien een unieke referentiestandaard voor hartfalen ontbreekt, wordt de aan- of afwezigheid ervan bepaald via de consensusmethode door een panel van o.a. cardiologen en huisartsen. Power/data-analyse. Door middel van multivariate logistische regressietechnieken met Receiver Operating Characteristic analyses wordt gekwantificeerd welke van de onderzochte anamnestische en lichamelijk onderzoek-parameters onafhankelijk bijdragen aan de aan- of afwezigheid van hartfalen, welke testen toegevoegde waarde hebben en welke testvolgorde het meest kosten-effectief is. Dit leidt tot definitie van diagnostische strategieën (naar verwachting sterk gereduceerd in het aantal uit te voeren testen), die het best de aan- of afwezigheid van hartfalen voorspellen met inachtneming van acceptabele aantallen fout-positieve en fout-negatieve diagnoses. Uitgaande van de veelgebruikte richtlijn om per diagnostische variabele 10 personen met de ziekte te includeren, zouden, gezien het totale aantal diagnostische parameters (maximaal 20) en de prevalentie van hartfalen bij patiënten verdacht voor hartfalen (30% in onze vooronderzoekingen) 700 patiënten moeten worden geïncludeerd. Vooronderzoek heeft aangetoond dat dit aantal zonder problemen gehaald kan worden binnen de beschikbare tijd. Economische evaluatie. De kosten-effectiviteit wordt geraamd voor de korte en de lange termijn. Op de korte termijn is de uitkomstmaat de oppervlakte onder de ROC curve en het aantal fout gediagnosticeerde patiënten; op lange termijn de winst in gewonnen levensjaren. Korte termijnkosten en -effecten worden geraamd op basis van observaties in het onderzoek. Lange termijnkosten en -effecten worden geraamd mede gebruik makend van een reeds ontwikkeld Markov-keten-model, literatuuronderzoek en expert-opinion. Tijdschema. Het totale onderzoeksduur bedraagt 2,5 jaar; een opstart periode van 3 maanden, een patiënten inclusie periode van 1,5 jaar, 6 maanden om voor alle patiënten 6 maanden follow-up te realiseren en een analyse en rapportage fase van 3 maanden.

Kenmerken

Projectnummer:
94502014
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2002
2007
Onderdeel van programma:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Prof. dr. A.W. Hoes