Preconceptiezorg is een ondergeschoven kindje, ook bij zorgverleners. Een verloskundige of gynaecoloog wil hier nog wel over beginnen, maar voor een longarts, internist of psychiater is het bespreken van een (toekomstige) kinderwens veel minder gangbaar. Toch zou dat wel moeten. Een nieuwe richtlijn, de PIL, geeft elke zorgverlener handvatten voor zo’n gesprek.
Een aandoening of medicijngebruik kan invloed hebben op de fertiliteit en het verloop van een zwangerschap. ‘Daar moet je als zorgverlener over praten, al (ruim) voordat iemand zwanger is,’ zegt Marlies Buurman van het College Perinatale Zorg (CPZ).
In het stuurgroepadvies ‘Een goed begin’ van de professionals in de geboortezorg uit 2009 werd het voorstel gedaan voor een Preconceptie Indicatielijst (PIL). Deze richtlijn ligt er nu.
De PIL biedt een samenvatting van bestaande richtlijnen rond preconceptiezorg en een opzet voor multidisciplinaire samenwerkingsafspraken. Wat zijn de gevolgen van een bepaalde aandoening voor een eventuele zwangerschap en heeft een zwangerschap negatieve invloed op de aandoening? Denk bijvoorbeeld aan aandoeningen als astma, schildklierproblemen, problemen tijdens een eerdere zwangerschap, psychiatrische ziektebeelden of risicofactoren zoals overgewicht. Wanneer verwijs je als professional door en naar wie? Onderdeel van de PIL is ook dat per aandoening en risicofactor de verwijzing naar specialistische preconceptiezorg staat beschreven. Zo kunnen mensen met een kinderwens een persoonlijk gezondheidsadvies krijgen voor een toekomstige zwangerschap.
De PIL is er voor álle zorgverleners en dus zeker niet alleen voor gynaecologen of verloskundigen. ‘Preconceptiezorg gaat iedereen aan,’ benadrukt Buurman. ‘Ook de huisarts, internist, bedrijfsarts, neuroloog of psychiater. Ook zij hebben een verantwoordelijkheid om mensen in de vruchtbare leeftijd goed te informeren en adviseren.’ Denk bijvoorbeeld aan een jonge vrouw met diabetes die af en toe bij de huisarts komt voor controles. Als ze in de vruchtbare leeftijd is, zou de huisarts met haar moeten bespreken wat de invloed van de diabetes is op een eventuele zwangerschap. ‘Je moet voordat je stopt met anticonceptie goed ingesteld zijn en de suikerspiegel nauwlettend in de gaten houden,’ vertelt Elsbeth van Vliet, beleidsmedewerker Erfelijkheid en perinatale zorg bij de VSOP.
Van Vliet: ‘Dit soort gesprekken vindt af en toe heus wel plaats, maar niet structureel. Het gevoel van urgentie bij zorgverleners ontbreekt vaak. En aan de andere kant geven vrouwen niet snel aan dat ze zwanger willen worden en vragen ze niet of hun aandoening invloed heeft op de zwangerschap. Misschien weten ze niet eens dat het één effect kan hebben op het ander.’
Richtlijnen, en in dit geval ook de PIL, zijn geen wettelijke voorschriften. Wel staan er veel aanbevelingen in die zorgverleners ondersteunen. Nu de PIL er na veel overleg met alle beroepsgroepen en betrokkenen ligt, wordt er gewerkt aan de implementatie ervan. Buurman: ‘Elke zorgverlener moet de PIL op het netvlies hebben. En dat niet alleen, het is vooral van belang om de PIL te gebruiken.’
In de Preconceptie Indicatielijst (PIL) staan richtlijnen voor de inhoud van preconceptieconsulten met bijbehorende vervolgstappen.
Op www.preconceptieindicatielijst.nl is alle informatie uit de PIL praktisch samengevat voor gemakkelijk gebruik in de spreekkamer. Lees hierover ook dit nieuwsbericht.