Mobiele menu

Prenatal fetal RhD bloodgroup typing to enhance efficiency of antenatal anti-D immunoprophylaxis in RhD negative pregnant women

Projectomschrijving

Vrouwen met resusnegatief bloed maken antistoffen aan als er resuspositief in hun bloedbaan komt. Deze antistoffen kunnen in geval van een zwangerschap van een resuspositief kind het bloed van het kind afbreken. Om dit te voorkomen krijgen resusnegatieve vrouwen die zijn bevallen van een resuspositief kind anti-D toegediend. Dit vangt eventueel resuspositief bloed weg. Ook krijgen resusnegatieve vrouwen die voor het eerst zwanger zijn uit voorzorg na 30 weken zwangerschap anti-D toegediend. Deze praktijk is zeer effectief, maar niet efficiënt. Bijna de helft van de resusnegatieve vrouwen is namelijk zwanger van een resusnegatief kind. In Amsterdam is aangetoond dat met een PCR-RHD test zeer nauwkeurig is te bepalen of een resusnegatieve vrouw zwanger is van een resuspositief kind. Dit maakt het mogelijk anti-D alleen toe te dienen aan resusnegatieve vrouwen die zwanger zijn van een resuspositief kind. Invoeren van de PCR-RHD test is kosteneffectief, de totale kosten dalen licht.

Verslagen


Samenvatting van de aanvraag

Wanneer een Rhesus(Rh)D-negatieve moeder zwanger is van een RhD-positief kind, loopt zij grote kans geïmmuniseerd te worden. In deze zwangerschap zijn de gevolgen doorgaans beperkt, maar bij een volgende zwangerschap kunnen de antistoffen leiden tot hemolytische ziekte van het kind met zelfs onder optimale behandeling kans op ernstige gevolgen. De kans op immunisatie van de moeder kan sterk verminderd worden door toediening van anti-D immunoglobuline (IgG). In Nederland werd tot voor kort alleen binnen 48 uur postpartum anti-D IgG toegediend. Waarschijnlijk door immunisatie tijdens het laatste trimester wordt 1,7% van de RhD-negatieve zwangeren met een RhD-positief kind ondanks deze postpartumprofylaxe toch geïmmuniseerd. Deze kans kan verder worden verkleind tot naar schatting 0,2 à 0,3% door antenatale profylaxe toe te voegen in het 3e trimester. Op advies van de Gezondheidsraad en in navolging van andere landen is per 1 juli 1998 in Nederland antenatale immunoprofylaxe bij RhD-negatieve zwangeren in de 30e zwangerschapsweek ingevoerd. Het schaarse anti-D IgG-preparaat wordt in Nederland via herhaalde (8-10x/jaar) plasmaferese bereid uit plasma van 350 vrijwillig gehyperimmuniseerde RhD-negatieve vrouwen. In Nederland wordt vanwege het tekort aan anti-D IgG de antenatale immunoprofylaxe beperkt tot RhD-negatieve vrouwen die nog geen levend kind hebben vanuit de gedachte dat een multipare zwangere geen volgende zwangerschapswens heeft. Deze toediening is ongeacht de nog onbekende bloedgroep van het kind. Deze ongerichte toediening is medisch en economisch (een dosis kost tenminste fl. 200) ongewenst. Uitgerekend kan worden dat 41% van deze vrouwen zwanger is van een RhD-negatief kind en deze immunoprofylaxe dus onnodig krijgt. Deze vrouwen staan dus bloot aan een onnodig gezondheidsrisico, dat ieder bloedproduct (virussen/prionen) potentieel heeft. Daarnaast draagt dit onnodige gebruik bij aan het tekort aan anti-D IgG. De aanvrager heeft recent aangetoond dat het mogelijk is om prenataal foetaal DNA in de maternale circulatie betrouwbaar te typeren om de Rhesusfactor van het kind te bepalen (PCR-techniek), en wel op een tijdstip dat sensibilisatie nog vrijwel niet voorkomt. De vraagstelling van het onderzoek is of een diagnostische test bij 30 weken om de foetale rhesusfactor te bepalen voldoende technisch en diagnostisch van waarde is om de antenatale immunoprofylaxe te beperken tot RhD-negatieve zwangeren die zwanger zijn van een RhD-positief kind. Is dit het geval, dan zijn verschillende varianten denkbaar, afhankelijk van de testeigenschappen van de PCR. De meest kosten-effectieve (doelmatige) opzet zal worden bepaald door een besliskundig model ingevuld met de gegevens van dit onderzoek.. Study design: Het design is gericht op het vaststellen van de testeigenschappen van de PCR. Deze zijn niet afleidbaar uit de PCR-resultaten op laboratoriumniveau. I. Technische kwaliteit. Er wordt een in principe voor grootschalige toepassing geschikte opstelling gemaakt, gebruik makend van geautomatiseerde systemen die op zichzelf van bewezen geschiktheid zijn. Via conventionele protocollen worden technische kwaliteit en test-hertest kwaliteit bepaald. II. Diagnostische accuratesse. Het toch al aan het CLB toegezonden bloed van RhD-negatieve zwangeren in de 30e zwangerschapsweek wordt parallel onderzocht met de PCR. De uitkomst van de PCR wordt vergeleken met de Rhesusfactor die standaard serologisch bepaald wordt uit navelstrengbloed (gouden standaard). Primaire uitkomstmaat is in dit geval het % fout negatieve uitslagen (PCR -, serologie +), secundair zijn andere maten van diagnostische kwaliteit (accuratesse, NPV, PPV, etc). Tenslotte wordt met de uitkomsten van deze studie als uitgangspunt een besliskundig model opgesteld waarin een aantal antenatale/postnatale anti-D sensibilisatiestrategieën worden vergeleken (de huidige situatie als model 1). Onderzocht wordt het klinisch superieure model (de minste sensibilisaties), het goedkoopste - nochtans aanvaardbare - model, en het meest doelmatige model (kosten per voorkomen sensibilisatie). Daarbij wordt primair uitgegaan van huidige volume anti-D IgG.

Onderwerpen

Kenmerken

Projectnummer:
94501010
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2001
2005
Onderdeel van programma:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Prof. dr. C.E. van der Schoot