Preventie van ziektelast en uitval door blootstelling aan gevaarlijke stoffen in de verf-, kunststof- en rubberindustrie. Implementatie Stoffenmanager en capacitybuilding.
Projectomschrijving
Stoffenmanager: minder blootstelling aan gevaarlijke stoffen
Vraagstuk
In 30% van de bedrijven werken medewerkers regelmatig met gevaarlijke stoffen. Ondernemers, vooral in het midden- en kleinbedrijf, zijn zich vaak weinig bewust van de risico’s daarvan. De samen met de betreffende branches ontwikkelde methode Stoffenmanager helpt om de blootstelling aan gevaarlijke stoffen op de werkplek te evalueren. Hoe is te bevorderen dat bedrijven dit instrument meer inzetten voor hun beleid?
Onderzoek
In het project zijn 45 bedrijven met hulp van de Stoffenmanager begeleid bij het verbeteren van hun beleid rond gevaarlijke stoffen. De implementatiefase omvatte trainings- en ervaringsdagen, bedrijfsbezoeken door een persoonlijke coach en steun via een LinkedIn-groep en via een online community op de website.
Uitkomst
Meer dan de helft van de bedrijven zijn twee of (vaak) meer stappen gestegen op de zevenstaps ‘implementatieladder’. Bedrijven die gelijk bleven of zelfs afdaalden, kampten met tijdgebrek en de economische crisis. De belangrijkste succesfactoren zijn de aanwezigheid van een gemotiveerde ‘trekker’, externe prikkels zoals een inspectie, en vertrouwen van het management. Faalfactoren zijn onder meer de kwaliteit van sommige gegevens in het instrument en een te laag risicobewustzijn op de werkvloer.
Verslagen
Eindverslag
Het doel van het project was 1) het begeleiden van 45 bedrijven bij het verbeteren van hun gevaarlijke-stoffenbeleid met Stoffenmanager als instrument en 2) ontwikkelen van kennis over de succes- en faalfactoren van implementatie van interventies. De resultaten van het project waren meetbaar via een nieuwe 7-staps ‘implementatieladder . De doelstelling was om alle 45 bedrijven 1-2 stappen hoger op de ladder te brengen.
Het project was een interventiestudie (nulmeting, implementatie, eindmeting). Voor ieder bedrijf is de plaats op de ladder bepaald door telefonische interviews op basis van een vragenlijst, als nul- en als eindmeting. De implementatiefase omvatte trainings- en ervaringsdagen, bedrijfsbezoeken door een persoonlijke coach en een online community (website, LinkedIn-groep).
Het eerste doel is ruim behaald. Veel bedrijven zijn 2 of (vaak) meer stappen gestegen. Echter, sommige zijn gelijk gebleven of gedaald, te wijten aan tijdgebrek en de economische crisis. Ook het tweede doel is behaald. De belangrijkste succesfactoren waren de aanwezigheid van een gemotiveerde ‘trekker’, externe prikkels zoals inspectie, en vertrouwen van management. Faalfactoren waren o.a. de tijdinvestering, matige kwaliteit en vindbaarheid van sommige gegevens in het instrument, en te laag bewustzijn bij de werkvloer en bij Inkoop.
Met name de persoonlijke ondersteuning had veel impact, maar die was wel het meest arbeidsintensief. ‘Online’ ondersteuning was een stuk minder effectief. Lessen:
1. Betrek de beoogde gebruiker in de ontwikkeling van het instrument;
2. Training is ‘verplicht’ voordat het instrument gebruikt wordt;
3. Verstrek duidelijke handleidingen; ook als het instrument zichzelf zou moeten wijzen;
4. Zorg voor continuering van de ondersteuning ná implementatie, zo mogelijk persoonlijk;
5. Een gemotiveerde ‘trekker’ die het bedrijf ‘meeneemt’ is cruciaal. Overdracht van zijn kennis en ervaring dient te worden geborgd.