Mobiele menu

De toekomst van wijkgericht werken en integrale zorg

Projectomschrijving

Producten

Titel: Eindrapportage Wmo en [G]OUD eerstelijnszorg: samen sterk. Een pilot in Maastricht, Kerkrade en Heerlen
Titel: Eindrapport Wijkgericht werken en integrale zorg
Auteur: Karen Offermans K, Ruwaard D, Tietschert M, Vermeer A, Hesdahl B, Jansen M

Verslagen


Samenvatting van de aanvraag

De sterke groei van het aantal ouderen en chronisch zieken met een groeiend aandeel mensen met meer dan één aandoening (multimorbiditeit) vergt een andere organisatie van het zorgaanbod. Zeker ook omdat zorg op maat op basis van persoonlijke behoeften en voorkeuren een steeds grotere rol gaat spelen, waarbij ook participatie en zelfredzaamheid steeds belangrijker worden gevonden. Zo willen bijvoorbeeld ouderen zolang mogelijk zelfstandig thuis blijven wonen. Daarvoor is een geïntegreerde en multidisciplinaire wijkgerichte aanpak noodzakelijk. De eerstelijn en gemeenten beseffen dat het belangrijk is dat er herkenbare, laagdrempelige voorzieningen in de buurt aanwezig zijn waar mensen met vragen en problemen terecht kunnen. In deze buurtvoorzieningen kan integrale zorg geboden worden. Dit betekent dat gezondheidszorg en wijkgericht werken op het gebied van maatschappelijke participatie, preventie, wonen en welzijn in de buurt verbonden moeten worden. Maar de organisatie van de gezondheidszorg verloopt via andere partijen dan de organisatie van wijkgericht werken gericht op maatschappelijke ondersteuning, wonen en welzijn. Zo nemen de eerstelijnspartijen de uitvoering van de gezondheidszorg voor hun rekening via de financieringskanalen van Zvw en AWBZ, terwijl gemeenten zorgdragen voor maatschappelijke ondersteuning, wonen en welzijn via de financieringskanalen van Wmo, Wwb, Wpg en Jeugdzorg. Allianties tussen zorgpartners en gemeenten zijn niet vanzelfsprekend. En een gescheiden ontwikkeling is inefficiënt en leidt niet tot zinnige en zuinige zorg. In dit onderzoek staat de vraagstelling centraal hoe de verbinding tussen de beide stelsels kan worden versterkt. Hiertoe worden zes eerstelijnsgezondheidscentra geselecteerd waarin de multidisciplinaire samenwerking en de samenwerking met het gemeentelijk basiszorgbeleid zich in verschillende gradaties voordoet, namelijk van tamelijk gescheiden tot gezamenlijk. Doel is om inzicht te krijgen in hoe het samenwerkingsproces verlopen is en wat de kritische succesfactoren zijn geweest in termen van fysieke, organisatorische, inhoudelijke, culturele en financiële aspecten. Tevens willen we inzicht krijgen in wat de (chronisch zieke) thuiswonende patiënt merkt van eerstelijnszorg in samenhang met gemeentelijke basiszorg en of er incentives opgesteld zouden kunnen worden om de samenhang te bevorderen. Om de vraagstelling te beantwoorden wordt een kwalitatief multiple case study design opgezet, waarin een documentstudie en diepte-interviews worden uitgevoerd met zorgprofessionals, wethouders, ambtenaren en chronisch zieke, thuiswonende patiënten (zijnde exemplarisch voor tevredenheid en kwalitiet van integrale ketenzorg). De projectgroep (deelnemende partijen aan het onderzoek) en vervolgens een bredere klankbordgroep (professionele achterbannen van zorgpartners plus gemeenten en woon-/welzijnspartijen) zullen uitvoerig reflecteren op de bevinden. Zij formuleren de kritische succesfactoren voor samenhang in eerstelijns gezondheidszorg en gemeentelijke basiszorg. Zij komen vervolgens tot consensus over aanbevelingen en incentives m.b.t. de fysieke, organisatorische, inhoudelijke, culturele en financiële aspecten, waarmee de samenhang bevorderd kan worden. Het project wordt afgesloten met een symposium en een rapportage met gerichte aanbevelingen voor eerstelijnscentra en gemeenten om te komen tot integrale zorg vanuit het perspectief van gezondheid en maatschappelijke participatie. De intentie van partijen is om na afloop van dit project waarin het accent ligt op inhoudelijke samenhang, vervolgens gezamenlijk verder onderzoek te doen naar de financiële samenhang tussen de stelsels.

Onderwerpen

Kenmerken

Projectnummer:
204000025
Looptijd: 100%
Looptijd: 100 %
2013
2015
Onderdeel van programma:
Gerelateerde subsidieronde:
Projectleider en penvoerder:
Prof. dr. ir. M.W.J. Jansen